Alleen voor privé gebruik.
deel 14 – 4 februari 1922
Mijn liefde en mijn
leven, leid mijn hand en wees bij me in het schrijven zodat niet ik maar Gij
alles zult doen. Zeg me de woorden zodat die alle lichten van waarheid mogen
zijn. Sta niet toe dat ik er iets van mezelf in leg. Sterker nog, zie toe dat
ik verdwijn zodat Gij alles doet en dat alles is voor uw eer en glorie. Ik doe
dit alleen om te gehoorzamen en U – weiger me uw genade niet.
Terwijl ik doorging
in mijn gebruikelijke toestand, vertoonde mijn altijd lieflijke Jezus zich in
een staat van opwinding. Met zijn adem als een vuur, omhelsde Hij me en zei: “Mijn dochter, Ik wil de vlammen van mijn
liefde doven door die op te nemen in de zielen van de schepselen. Maar zij
worden verworpen. Weet dat toen Ik de mensheid schiep, Ik vanuit mijn Godheid
de liefde plaatste die moest dienen als het primaire leven van schepselen. Deze
liefde was bestemd om de schepselen te verrijken, te ondersteunen en te sterken
en vooruit te lopen op al hun noden. Maar de mensheid verwierp deze liefde en
dus zwerft mijn liefde sinds de schepping van de mens overal en altijd
onophoudelijk rond. Door het ene schepsel afgewezen, haast mijn liefde zich
naar een ander en weer afgewezen, weent zij. Geen wederkerigheid ondervindend,
weent zij tranen van liefde. Mijn liefde weent als zij rondzwerft en zich haast
om zichzelf te geven en vindt een schepsel dat zwak is en arm, zwak in het
leven van de ziel en arm aan genade. Zij zegt tegen dit schepsel: “Oh, als je
Me toch maar niet liet rond zwerven en dwalen! Als je Me alleen maar onderdak
had geboden in je hart! Je zou sterk worden en er zou je niets ontbreken. Dan
ziet mijn liefde nog een schepsel, een die in schulden is geraakt. Zij weent en
zegt: Oh, als je Me maar had toegestaan om je hart binnen te gaan! Dan zou je
niet gevallen zijn. Vervolgens ween Ik voor een ander schepsel, mee gesleept
door zijn passies en bevuild door het vuil van de zonde en weer herhaal Ik: Oh,
als je mijn liefde maar had aanvaard. Dan zouden je begeerten niet tot leven
zijn gekomen in jou. De modder van de zonde had je niet kunnen raken en mijn
liefde zou alles voor je zijn. Dus verlangen om ieders ellende uit te schakelen
of die meer of minder hevig zijn, liefde weent en zwerft rond in een poging om
zichzelf aan de mensheid te schenken.
Toen al de zonden van het menselijk ras Mij voor ogen
kwamen in de Hof van Olijven, ging iedere zonde verzegeld van een liefdeskracht
van Mij. Al de pijnen van mijn Passie, iedere zweepslag, iedere doorn, iedere
wond werd omgeven door mijn liefdesklachten omdat, als de mens Mij had
liefgehad, geen ellende hem had kunnen beroeren. Het gebrek aan liefde van de
mensheid is de oorzaak van al hun ellende en al mijn verdriet. Toen Ik de mens
schiep deed Ik als een koning die zijn koninkrijk graag wil overstelpen met
geluk en al zijn onderdanen een schat van miljoenen ter beschikking stelt,
zodat ieder die het zou willen, daar van kan krijgen. Toch, ofschoon deze schat
voor allen beschikbaar was, nam slechts een klein aantal daarvan en dan nog
slechts een paar munten. De koning die graag wilde weten of zijn onderdanen
gebruik hadden gemaakt van zijn overvloed en die meer miljoenen tot hun
beschikking wilde stellen, vroeg of de schatten waren uitgeput. Het antwoord
was: Majesteit, slechts een paar munten zijn ervan gebruikt. De koning is erg
verdrietig, als hij merkt dat zijn onderdanen zijn gaven niet aannemen noch
waarderen. Als hij zich begeeft onder zijn onderdanen, ziet de koning de een
gekleed in lompen, een ander is ziek, weer een ander lijdt honger, de een rilt
van de kou een ander is dakloos. De koning huilt en zegt: “Oh, als je maar van
mijn rijkdom had aangenomen, had ik niemand van jullie in lompen gezien.
Integendeel, jullie zoudt allen goed gekleed zijn geweest. Ik zou niemand ziek
hebben aangetroffen maar jullie zoudt eerder allen gezond zijn geweest. Ik zou
niemand hebben zien vasten en honger zien lijden, maar je zoudt eerder allen je
honger hebben gestild. Als je van mijn rijkdom had genomen, zou niemand van
jullie dakloos zijn. Je zou zelf een huis hebben kunnen bouwen als onderdak.
Iedere ellende in zijn rijk is een bron van verdriet voor de koning, als hij
weent over de ondankbaarheid van zijn volk die zijn rijkdom verwerpt.
Maar de goedheid van de koning is zo groot dat hij,
geconfronteerd met deze ondankbaarheid, zijn miljoenen niet terug neemt. Hij
gaat integendeel door om die voor allen beschikbaar te stellen in de hoop dat
volgende generaties de weldaden zullen accepteren die zijn huidige onderdanen
hebben afgewezen. Dus kan de koning tenslotte de glorie krijgen voor het goede
dat hij deed voor zijn koninkrijk. Ik gedraag Me als deze koning. Liever dan op
te houden met de liefde die Ik heb gegeven, blijf Ik al wenend rond zwerven tot
Ik zielen vind die de laatste penny van deze liefdesgave aannemen. Dan zal Ik
ophouden met wenen. Dan zal Ik de glorie ontvangen voor de liefdesgaven die Ik
uitdeelde vanuit mijn Godheid voor het heil van alle schepselen.
Weet je wie de gelukkigen zijn die mijn liefdestranen
zullen afdrogen? Dat zijn de zielen die willen leven in mijn Goddelijke Wil.
Zij zullen alle liefde aanvaarden die alle andere generaties hebben geweigerd.
Met de kracht van mijn scheppende Wil zullen zij deze liefde net zoveel
vermenigvuldigen als ze maar willen en voor net zo veel schepselen als die haar
hebben afgewezen. Dan zal mijn klagen en wenen ophouden. Zij zullen vervangen
worden door geluk en vreugde en mijn verzoende liefde zal aan die gelukkigen al
de weldaden schenken en al het geluk dat alle andere zielen niet verlangd
hebben”.
deel 14 – 9 februari 1922
In mijn gebruikelijke
toestand deed ik de uren van de Passie en toen ik bij mijn lieve Jezus was in
het mysterie van zijn pijnlijke geseling, verscheen Hij met zijn vlees in
flarden. Zijn lichaam was niet alleen ontdaan van zijn kleren, maar ook van
zijn vlees. Het was mogelijk één voor één zijn beenderen te tellen. Zijn
verschijning was niet alleen hartverscheurend maar afgrijselijk om te zien, zo
erg dat tegelijk vrees, ontzetting, ontzag en liefde doordrong. Ik was met
stomheid geslagen door zo’n hartverscheurende aanblik en ik zou alles willen
doen om mijn lieve Jezus te ontlasten. Maar ik wist niet wat ik moest doen. Het
zien van zijn lijden raakte me tot stervens toe.
Toen zei Jezus, één
en al goedheid: “Mijn lieve dochter, kijk
goed naar Me dat je de diepte van mijn lijden kunt beseffen, Mijn lichaam is
een waar beeld van de mens als hij zondigt. De zonde ontdoet de mens van de
kleding van mijn genade. Om de mens opnieuw mijn genade te geven, had Ik Mezelf
ontdaan van mijn kleren. De zonde misvormt de mens en verandert hem die de
mooiste schepping van mijn handen was, in het lelijkste en afschuwelijkste, tot
het punt van walging en afkeer. Ik was de prachtigste der mensen en om de mens
zijn schoonheid terug te geven, kan Ik zeggen dat mijn Mensheid de lelijkste
verschijningvorm kreeg. Kijk naar Mij, kijk hoe afschuwelijk Ik ben. Ik had
mijn huid en vlees verloren door de geselingen en werd onherkenbaar. De zonde
doet niet alleen de schoonheid van de mens verdwijnen maar veroorzaakt ook
diepe wonden, vol bederf, werkelijk rottende wonden die het intiemste van de
mens aantast en zijn levend wezen verteert. Daarom is alles gedaan in een staat
van zonde, een dood werk, een werk van het skelet dat de mens berooft van de
adel van zijn oorsprong, het licht van de rede en ’t maakt hem blind. Om de
diepte van de wonden van de mens te vullen werd mijn vlees van Mij weggenomen
zodat Ik één enkele wonde werd. Door rivieren van mijn bloed te vergieten, stortte
Ik mijn levensbeginsel weer in de ziel van de mens om hem weer leven te
schenken.
Ach, als Ik mijn Godheid niet binnenin Mij had, die de
bron is van leven, zou Ik al gestorven zijn aan ’t begin van mijn Passie. Bij
ieder lijden dat Mij werd opgelegd stierf mijn Mensheid. Maar mijn Godheid
hield Mij in stand. Welnu, mijn smarten, mijn bloed, mijn vlees werd in flarden
gescheurd – alle zijn altijd bezig om de mens leven te geven. Maar de mens
verwerpt mijn bloed, zodat hij geen leven ontvangt, en hij vertrapt mijn vlees
zodat hij zelf vol wonden achter blijft. Oh, hoe zwaar voel ik het gewicht van
de ondankbaarheid van de mens”.
Toen wierp Jezus zich
in mijn armen en brak in tranen uit. Ik drukte Hem dicht aan mijn hart terwijl
Hij schokte van het wenen. Hoe hartverscheurend is het om Jezus te zien wenen.
Ik zou er alles voor over hebben om Hem op te doen houden met wenen. Ik leefde
met Hem mee. Ik kuste zijn wonden en ik droogde zijn tranen. Toen, een beetje
getroost, vervolgde Hij: “Weet je hoe Ik
Me gedraag? Ik doe als een vader die zijn zoon heel veel lief heeft. Maar de
zoon is blind, misvormd, verlamd enz. Wat doet de vader die zo dol is op hem?
De vader neemt zijn eigen ogen, staat zijn eigen benen af, ontdoet zich van
zijn eigen huid en geeft zich aan zijn zoon en zegt: “Ik ben gelukkiger als ik
blind, misvormd en verlamd, ben als ik weet dat jij, mijn zoon, kunt zien,
lopen en mooi zijt. Oh, hoe gelukkig zou deze vader zijn als hij wist dat zijn
zoon nu ziet met de eigen ogen van de vader, loopt met zijn vaders benen en
bekleed is met de schoonheid van de vader. Maar hoe erg zou de pijn van de
vader zijn als hij besefte dat zijn zoon in een vlaag van ondankbaarheid de
ogen van de vader uit deed, zijn benen en huid en liever het vreselijke
schepsel bleef dat hij was?
Zo ben Ik. Ik heb Me ontdaan van alles om het aan de
mens te geven. Ik heb voor alles gezorgd. Maar de ondankbare mensheid legt Mij
de wreedste pijn op”.
deel 14 – 14 februari 1922
Ik was in mijn
gebruikelijke toestand toen mijn lieve Jezus zich onbeschrijflijk tevreden
toonde. Ik zei Hem: “Wat is er Jezus. Welk goed nieuws brengt U me dat U zo
gelukkig maakt? Jezus antwoordde: “Mijn
dochter, weet je waarom Ik zo gelukkig ben? Mijn geluk en mijn feestelijk
gevoel komen doordat Ik je zie schrijven.
In de geschreven woorden zie ik mijn glorie, mijn
leven, de steeds maar groeiende kennis van Mezelf, het licht van de Godheid, de
macht van mijn Wil, de voldoening van mijn liefde. Ik zie dit alles op papier
en bij iedere woord adem ik de geur van al mijn parfums in. Dan zie Ik al deze
geschreven woorden steeds maar rondgaan onder hele populaties, om hun nieuwe
kennis te schenken, mijn voldoening gevende liefde te brengen en de geheimen
van mijn Goddelijke Wil. Oh, dat maakt Me zo gelukkig. Ik weet niet welke
passende beloning Ik je kan geven als je schrijft. Als je nieuwe dingen omtrent
Mij opschrijft en alles wat met Mij te maken heeft, vind Ik nieuwe gunsten
waarmee Ik je beloon. En Ik bereid Me voor om je nieuwe waarheden te openbaren
zodat Ik je nieuwe beloningen kan schenken. Ik heb altijd meer liefde en Ik heb
grotere genaden gereserveerd voor degenen die over Mij hebben geschreven omdat
zij mijn leven van evangelisatie voortzetten en mijn woordvoerders zijn. Ik
bewaarde wat mijn evangelies niet bevatten om het te openbaren aan wie over Mij
schrijven. Mijn leven van prediking eindigde niet met de dood van mijn
Mensheid. Nee, Ik moet altijd prediken zolang er generaties schepselen zijn”.
Toen zei ik Hem:
“Mijn Liefde, het is een offer om de waarheden op te schrijven die U me geeft.
Maar het offer is des te groter en mij ontbreekt de kracht om dat te doen als
ik genoodzaakt ben te schrijven over de intimiteit tussen U en mij. Ik zou
alles doen om niet zwart op wit te moeten verwijzen maar mijzelf.” Jezus
antwoordde me: “Jij bent altijd
onderscheiden van Mij. Je schrijft over Mij als je schrijft over wat ik jou
doe, over de liefde waarmee Ik je lief hebt en hoe ver mijn liefde voor
schepselen zal gaan. Dit zal anderen bemoedigen om Mij zo lief te hebben dat
ook zij de weldaden kunnen ontvangen die Ik jou schenk. Bovendien is het nodig
je met Mij te verenigen als je schrijft. Anders kan er gezegd worden: Tegen wie
zei Hij dit? Voor wie is Hij zo gul geweest met zijn gunsten, misschien voor de
wind, de lucht? Nee! Wordt er niet gezegd dat Ik tijdens mijn leven sprak tot
de apostelen, tot de menigten, dat Ik die en die ziekte genas en dat Ik
indrukwekkend en royaal was tegen mijn Moeder? Daarom is alles nodig en je kunt
zeker zijn dat je, in alles wat je schrijft, altijd Mij openbaart”.
deel 14 – 17 februari 1922
Ik was bedrukt omdat
ik beroofd was van mijn lieve Jezus en dus deed ik niets anders dan Hem roepen
en verlangen dat Hij zou komen. Maar alles was vergeefs. Na mij lang te hebben
laten wachten, zodat ik het niet langer kon uithouden, kwam Hij. Hoeveel wilde
ik Hem zeggen, maar Hij steeg op voor ik de kans kreeg iets te zeggen. Ik
staarde naar hem en had Hem lief. “Jezus, Jezus, kom!” Hij keek ook naar mij en
Hij legde als het ware een dauw over mij van parels. Dit trok Hem zo naar mij
toe dat Hij afdaalde. En dichterbij komend zei Hij: “Mijn dochter, het verlangen om Mij te zien en de intensiteit en de
herhaling van dit verlangen, doorboort de sluier tussen tijd en eeuwigheid en
doet de ziel opstijgen naar Mij. Mijn liefde raakt bijna opgewonden als Ik Me
niet openbaar aan een ziel die naar Mij verlangt. Niet alleen moet Ik Me aan
zo’n ziel openbaren om mijn liefde te kalmeren, maar Ik moet haar ook nieuwe
charisma’s en tekens van liefde geven.
Mij liefde is een voortdurende act van verlangen om
schepselen nieuwe tekens van liefde te geven. Als die ziet dat mijn Wil in
actie komt om zich aan een schepsel te geven, wordt mijn liefde een feest,
haast zich, vliegt zelfs naar de ziel en wordt haar wieg. Als die ziet dat de
ziel niet rust in deze wieg van de goddelijke Wil, brengt die de wieg in
beweging en zingt voor de ziel om haar te doen rusten en slapen in de schoot
van mijn liefde. En als de ziel slaapt, ademt mijn liefde een nieuw leven van
liefde haar mond binnen. Als onregelmatige ademhaling van de ziel een teken is
van een ongelukkig hart dan vormt mijn liefde met haar adem een wieg in mijn
eigen hart om bitterheid van de ziel te verwijderen, haar rusteloosheid en haar
problemen en haar te vullen met de vreugde van liefde. Oh, hoe verheugt mijn
liefde zich als die ziel ontwaakt en Ik tref haar herboren aan, gelukkig en vol
leven. Dan zeg Ik tegen de ziel: “Kijk, Ik heb je gewiegd in mijn schoot zodat
je sterk, gelukkig en getransformeerd zou ontwaken. Nu wil Ik je stappen, je
werken en woorden wiegen – alles. Ik wil dat je beseft dat je door Mij gewiegd
wordt in de wieg van mijn liefde omdat Ik jouw liefde verlang zodat onze twee
liefdes verweven raken en wij elkaar wederzijds gelukkig maken. Wees daarom
aandachtig en laat niets tussen ons komen omdat Me dat zou bedroeven en je zou
Me bittere tranen doen schreien”.
Meer dan wat dan ook is het mijn liefde die Mij dicht
bij de mens brengt. Het is de wieg waarin hij werd geboren. Maar dit betekent
niet dat Ik in disharmonie ben. In mijn Godheid is alles harmonie zoals alle
lichaamsdelen volledig in harmonie zijn. Dus, als de mens beschikt over het
licht van zijn verstand om hem te verlichten dan is ’t zijn wil die hem leidt.
Als hij het niet wil, kun je daarom zeggen dat het oog niet ziet, de hand niet
werkt, de voet niet loopt. Als hij het daarentegen wel wil, zal het oog zien,
de hand zal werken, de voet zal rennen en al de lichaamsdelen zullen elkaar
aanvullen. Zo gaat het met mijn Godheid. Mijn Wil heeft de leiding en al zijn
eigenschappen komen in evenwicht met elkaar om te doen wat mijn Wil verlangt.
Dus wijsheid, macht, kennis, goedheid en al mijn eigenschappen worden samen een
geheel. Omdat al mijn eigenschappen, verschillend als ze zijn, leven in de bron
van de liefde en de liefdes-verlangens vervullen, zullen al mijn eigenschappen
als de liefde stroomt met haar meestromen.
Bovendien, wat de mens het meest nodig heeft is
liefde. Liefde is als brood voor het natuurlijk leven van de mens. De mens kan
zonder kennis, macht of wijsheid omdat deze eigenschappen alleen nuttig zijn in
een of andere speciale omstandigheid. Maar wat zou je zeggen als Ik de mens
geschapen had en hem niet lief had? Waarom hem scheppen als Ik hem niet ging
liefhebben. Dat zou Me geen eer brengen, een act mij onwaardig, omdat mijn
voornaamste taak is lief te hebben. En wat zou er van de mens worden als hij
geen idee had van liefde in zich, en hij niet kon liefhebben? Hij zou een bruut
zijn niet waard bekeken te worden. Daarom moet liefde alles doordringen. Liefde
moet door alle menselijke acten stromen, net zoals de beeltenis van de koning
op de munt circuleert in zijn koninkrijk. Als een munt niet de beeltenis van de
koning draagt, wordt die niet aanvaard als wettig betaalmiddel. Dus waar de
liefde niet is ingesloten kan dat werk niet erkend worden als van Mij”.
deel 14 – 21 februari 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand kwam mijn aanbiddelijke Jezus en zei: “Mijn dochter, mijn liefde voor de
schepselen deed Mij ieder moment sterven. De natuur van ware liefde is sterven
en voortdurend weer tot leven komen voor de geliefde. De liefde maakt dat men
zich dood voelt omdat men de persoon voor zichzelf wil. Het brengt een
aanhoudend en pijnlijk martelschap teweeg. Maar dezelfde liefde, sterker dan de
dood, geeft liefde op hetzelfde moment dat die dood teweeg brengt. Waarom
gebeurt dat? – leven geven aan de geliefde en dus een enkel leven vormen. De
vlammen van liefde hebben het vermogen een leven te verteren om het één te
maken met een ander. Dit is precies het vermogen van de liefde: Mij te laten
sterven en uit mijn offer zaden te vormen om die te plaatsen in de harten van
schepselen om Mij in staat te stellen in hen op te komen en met hen een enkel
leven te vormen.
Welnu, Jij kunt ook sterven – wie weet hoeveel keer –
uit liefde voor Mij, misschien ieder ogenblik. Iedere keer als je Me wilt zien
en het kan niet, zal je wil mijn afwezigheid voelen als dood. Als je Mij niet
ziet, sterft je wil als die het leven wat die zoekt niet kan vinden. Maar nadat
je wil is verteerd in die act van sterven, word Ik opnieuw in jou geboren en
jij in Mij. En je vindt het leven dat je verlangde, alleen om weer te sterven
en weer tot leven te komen in Mij. Dus als je naar Mij verlangt, ervaart je
onbevredigde verlangen de dood. En als Ik weer verschijn, vindt het weer nieuw
leven. Dus ook jouw liefde, je verstand, je hart kunnen voortdurend sterven en
weer tot leven komen voor Mij. Als Ik het voor jou deed, is het alleen maar passend
dat jij het voor Mij doet”.
deel 14 – 24 februari 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn altijd aanbiddelijke Jezus zich, terwijl Hij het kruis op
zijn allerheiligste schouder nam en Hij zei: “Mijn dochter, toen Ik het kruis kreeg bekeek Ik het van boven tot
onder om de ruimte te zien die iedere ziel innam op mijn kruis. Dus alle zielen
beschouwend, keek Ik met meer liefde en besteedde Ik speciale aandacht aan
degenen die hun leven hadden geleefd in mijn Wil. Toen Ik deze zielen bekeek
zag Ik hoe hun kruizen net zo lang en breed waren als het mijne omdat mijn Wil
aanvulde wat hun kruizen in lengte en breedte te kort kwamen. Oh, hoe viel de
lengte en breedte van jouw kruis op vanwege jouw vele jaren in bed dat je enkel
leed om mijn Wil te vervullen. Mijn kruis was enkel de Wil van mijn hemelse
Vader te vervullen, het jouwe om mijn Wil te vervullen. Beide brachten eer aan
elkaar. En omdat beide dezelfde maat hadden vielen zij samen. Mijn Wil heeft
het vermogen de hardheid van een kruis te verzachten, de bitterheid te
milderen, de maat te verlengen en te verbreden. Daarom voelde Ik in het kruis
op mijn schouder ook de zoetheid en de bitterheid van het kruis van de zielen
die geleden hadden in mijn Wil. Oh, mijn hart gaf een zucht van verlichting. Tegelijkertijd
drukte mijn kruis de zwaarte van hun kruizen dieper in mijn schouder waar het
zo diep in weg zonk dat het een diepe wond veroorzaakte. Terwijl dat een
borende pijn veroorzaakte voelde Ik de zachtheid en de zoetheid van de zielen
die leden in mijn Wil. Omdat mijn Wil eeuwig is, drong hun lijden, hun
eerherstel, hun acten door in iedere druppel van mijn bloed, in iedere wond, in
iedere belediging. Mijn Wil toonde Mij eeuwig durend al de beledigingen sinds
de eerste mens zondigde, al de huidige beledigingen en al de toekomstige. Juist
die zielen die in mijn Wil leefden, gaven Mij opnieuw de rechten van mijn
Willen en het is uit liefde voor hen dat Ik besloot tot de verlossing. Als
andere zielen deel gaan uitmaken van de verlossing is het vanwege deze zielen
die in mijn Wil leefden. Er is geen heil, noch in de Hemel, noch op aarde, dat
Ik bewerkte dan omwille van hen”.
deel 14 – 26 februari 1922
Ik overwoog het
geweldige heil dat de gezegende Jezus voor ons bewerkte door ons te verlossen
toen Hij, een en al goedheid tot mij zei: “Mijn
dochter, Ik schiep de mens mooi, edel, van eeuwige en goddelijke oorsprong, vol
geluk en Mij waardig. De zonde deed hem vanaf deze hoogte tot op de bodem van
een afgrond vallen. De zonde beroofde hem van zijn adel. Hij werd de
ongelukkigste van alle schepselen en deze zonde nam de groeikracht van hem weg.
De zonde belette zijn groei en bedekte hem met wonden zodat hij afschuwelijk
was om te zien. Mijn verlossing bevrijdde de schepselen van hun schuld en mijn
Mensheid deed niets anders dan een tedere moeder zou doen. Omdat haar
pasgeborene geen ander voedsel kan opnemen, ontbloot zij haar borst en legt het
kind aan en geeft van haar eigen bloed omgezet in melk, het voedsel dat het
nodig heeft om te leven. Mijn Mensheid overtrof moederliefde die borstvoeding
geeft en opende door zweepslagen zo veel kanalen waaruit stromen bloed
ontsprongen dat mijn kinderen die daaruit hun voedsel kregen, leven konden en
blijven groeien. Met mijn wonden bedekte Ik hun misvorming en Ik maakte hen
mooier dan in ’t begin. Ofschoon Ik hen bij de schepping zo zuiver en edel
maakte als de hemelen, sierde Ik hen bij de verlossing met de schitterende
sterren van mijn wonden om hun lelijkheid te bedekken en om hen mooier te
maken. In hun wonden en in hun misvorming bracht Ik diamanten aan, parels en
kostbare stenen van mijn smarten om al hun ellende te bedekken. Ik bekleedde
hen met zulk een pracht dat hun voorkomen hun oorspronkelijke toestand in
schoonheid overtrof.
Daarom zegt de Kerk: “Gelukkige schuld”.
Met de schuld kwam de verlossing. En mijn Mensheid
voedde jullie niet alleen met haar bloed, bekleedde jullie alleen met haar
eigen persoon en sierde jullie met haar schoonheid, maar mijn boezem is altijd
gevuld om mijn kinderen te voeden. Hoe vreselijk zal dan het oordeel zijn voor
degenen die Mij niet willen aanvaarden en geen leven willen ontvangen om te
groeien en hun misvorming moeten bedekken”.
deel 14 – 1 maart 1922
Ik was wanhopig omdat
ik mijn lieve Jezus miste, toen Hij toch kwam na me lang te hebben laten
wachten. Uit zijn wonden liet Hij zijn bloed rond mijn nek en op mijn borst
stromen. Zo gauw deze druppels bloed met mij in aanraking kwamen werden het
stralende robijnen die de mooiste versiering vormde. Toen Jezus me bekeek zei
Hij: “Mijn dochter, hoe prachtig staat
deze halsnoer van mijn bloed jou. Wat een mooie versiering. Kijk eens hoe mooi
je erdoor uitziet”. En ik, een beetje geïrriteerd omdat Hij me zo lang had
laten wachten zei: “Mijn liefde en mijn leven, oh, hoe veel liever zou ik uw
arm om mijn hals hebben als halssnoer. Dat zou me werkelijk gelukkig maken
omdat ik leven zou voelen en ik zou zo vast aan U zitten dat ik U nooit meer
zou laten gaan. Het is waar dat uw dingen mooi zijn maar wanneer zij van U
gescheiden zijn, vind ik U niet. Ik vind geen leven. Wanneer ik dingen krijg
zonder U, wordt mijn hart uitzinnig. Het gaat tekeer en bloedt van de pijn
omdat U niet bij me bent. Ach als U eens wist hoe U me kwelt als U niet komt,
zou U wel opletten dat U me niet zolang laat wachten”.
Jezus werd een en al
tederheid, legde zijn arm om mijn hals, nam mijn hand in de zijne en vervolgde:
“Ik weet wel hoe veel je lijdt. Kijk, Ik
maak het weer goed door mijn arm als een snoer om je hals leggen. Maakt je dat
gelukkig? Weet dat Ik niets anders kan doen dan ’t weer goed maken met degenen
die in mijn Wil leven, omdat deze zielen met hun adem een manifestatie vormen
van mijn Wil rondom Mij, wat niet alleen mijn hals maar ook mijn leven omgeeft.
En Ik word door deze zielen gevangen genomen en geketend in de vesting van mijn
eigen Wil. Verre van Mij te mishagen brengt dit Me zoveel tevredenheid dat Ik
als tegenprestatie deze zielen gevangen neem en aan Mij vast keten. Daarom, als
je niet zonder Mij kunt, komt dat door mijn ketens die je zo stevig aan Mij
vast binden dat een enkel ogenblik zonder Mij, je onderwerpt aan aan zeer
pijnlijk martelaarschap van niet te vergelijken grootte. Arme dochter, arme
dochter, je hebt gelijk. Ik zal met dit alles rekening houden en verre van je
te verlaten, zal Ik Me opsluiten binnenin je om te genieten van de sfeer van
mijn Wil waarin je groeit. Je hartslag, je gedachte, je verlangen, je beweging
zijn alle een manifestatie van mijn Wil. En Ik vind steun, bevestiging en zalig
rust op jouw schoot”.
deel 14 – 3 maart 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand kwam mijn lieve Jezus maar zonder een woord te zeggen en
zeer treurig. Ik zei Hem: “Waarover maakt U zich zorgen, Jezus, dat U niet tot
mij spreekt? U bent mijn leven. Uw woord is mijn voedsel en ik kan niet zo lang
vasten. Ik ben heel zwak en ik heb voortdurend behoefte aan voedsel om te
groeien en mijn kracht te bewaren. Een en al goedheid zei Jezus: “Mijn dochter, Ik heb ook behoefte aan
voedsel en na jou gevoed te hebben met mijn woord wordt dat zelfde woord, door
jou opgenomen en omgezet in bloed, mijn eigen voeding. Als jij niet kunt
vasten, Ik wil ook niet vasten. Ik verlang naar de beloning voor het voedsel
dat Ik je gegeven heb. Nadien zal Ik terugkomen om je opnieuw te voeden. Nu ben
Ik erg hongerig. Vlug, neem mijn honger weg”.
Ik was in de war en
wist niet wat ik Hem zou geven want ik bezit nooit iets. Maar Jezus nam met
beide handen mijn hartslag, mijn ademhaling, mijn gedachten, mijn tederheid,
mijn verlangens en veranderde die in even zovele bolletjes licht en Hij at ze
en zei: “Dit alles is de vrucht van mijn
woord. Het is van Mij en het is alleen maar billijk dat Ik het eet. Mijn
dochter, het is het beste dat Ik me opnieuw bezighoud met de bewerking van de
bodem van je ziel, zodat Ik het zaad van mijn woord als voeding voor jou kan
zaaien. Ik handel als een boer wanneer hij zijn akker wil inzaaien. Hij ploegt
de voren en strooit het zaad uit. Later keert hij terug om de voren te bedekken
waar hij gezaaid heeft, om het te beschermen en het tijd te geven om te
ontkiemen en wanneer het zich honderdvoudig heeft vermenigvuldigd, oogst hij.
Hij zorgt ervoor dat hij het zaad niet bedekt met te veel grond, anders
verstikt hij het en vermoordt hij het ondergronds want dan zou hij het risico
lopen om niets te eten te hebben. Zo ga Ik te werk. Wanneer Ik ploeg en de
voren vorm, open en verbeter Ik het verstandelijk vermogen van de ziel zodat Ik
mijn goddelijk woord kan planten en voedsel kweek voor Mij en voor de ziel. Dan
bedek Ik de voren met grond. Dit is de nederigheid, het niets-zijn, de
vernietiging van de ziel. Ik benut eventuele ellende of zwakte van de ziel want
ook dit is grond. Maar dit moet van de ziel komen omdat Ik deze soort grond
niet heb. Dus bedek Ik alles en wacht vreugdevol op mijn oogst. Maar wil je
weten wat er gebeurt wanneer je te veel grond over het zaad aanbrengt. Als de
ziel haar ellende, zwakte, haar niets-zijn voelt en er zo veel aandacht aan
besteedt dat de vijand de gelegenheid benut om de ziel te verleiden, te ontmoedigen
en maakt dat ze haar vertrouwen verliest. Dit is overbodige grond over mijn
zaad. Oh, hoe voelt mijn zaad dat ’t sterft, hoe moeilijk is het voor haar om
te ontkiemen onder zoveel grond. Dikwijls vervelen deze zielen de hemelse
partner en Hij trekt zich terug. Oh, hoeveel van deze zielen zijn er”. Ik
zei: “Mijn Liefde, ben ik één van die zielen?” Hij antwoordde: “Nee, nee! Wie in mijn Wil leeft, is niet in
staat mijn zaad te verstikken. Integendeel, dikwijls vind Ik geen nederigheid
in deze zielen, maar alleen niets-zijn wat zo weinig grond oplevert dat ik
nauwelijks mijn zaad kan bedekken met een dun laagje. De zon van mijn Wil laat
ontkiemen het snel en na een grote oogst zaai Ik direct weer. Daar kun je
gerust op zijn. Zie je niet hoe Ik voortdurend nieuw zaad van waarheid in je
ziel aanbreng?”
Toen Hij dit zei, zag
ik een zekere droefheid op zijn gelaat. Hij nam me bij de hand, bracht me
buiten mezelf en toonde me leden van het congres en ministers, geheel
verbijsterd alsof zij zelf een groot vuur hadden aangelegd en tenslotte
omkwamen in de vlammen. Je kon leiders van sekten zien die het beu waren tegen
de Kerk te strijden en de vrijheid wilden om zich te bezondigen aan bloedige
aanvallen tegen haar, of die wilden ontslagen worden van de verantwoordelijkheden
van hun leiderschap. Hun positie was onhoudbaar zowel door gebrek aan geld als
om andere redenen. Dus liever dan belachelijk te lijken, wilden zij hun
verantwoordelijkheid afschuiven om het lot van de natie te begeleiden. Maar wie
kan dit alles verwoorden? Toen zei Jezus verdrietig: “Vreselijk, vreselijk zijn hun voorbereidingen. Zij willen alles doen
zonder Mij, maar alles zal een bron van verwarring voor hen zijn”.
deel 14 – 7 maart 1922
Ik dacht na over mijn
geschriften terwijl ik bij mezelf dacht: “Is het echt Jezus die tegen mij
spreekt of is het een spel van de vijand of mijn eigen fantasie. Juist toen
kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, mijn
woorden zijn vol waarheid en licht en zij dragen in zich de kracht en het
vermogen om de ziel te veranderen in waarheid, licht en het heil wat zij zelf
bevatten. Dus de ziel weet niet alleen de waarheid maar ervaart ook in zichzelf
de neiging om te handelen volgens de waarheid die ze heeft leren kennen. Mijn
waarheden zijn vol schoonheid en aantrekkingskracht, zodat een ziel die eenmaal
is verfraaid met de schoonheid van mijn waarheden wordt geboeid door deze
schoonheid. In Mij is alles harmonie, orde en schoonheid. Bijvoorbeeld, Ik
schiep de hemelen en Ik had kunnen ophouden na de schepping van één zon. Maar
Ik wilde de hemelen tooien met sterren en die vullen met schoonheid zodat het
menselijk oog meer vreugde kon ontlenen aan de werken van zijn Schepper. Ik
schiep de aarde en Ik garneerde die met veel planten en bloemen. Ik schiep
niets zonder het te verfraaien. Als dit waar is in de orde der geschapen
dingen, des te meer moet dit gelden voor mijn waarheden die geworteld zijn in
mijn Godheid. Terwijl zij de ziel raken, zijn zij als zonnestralen die de aarde
bereiken en opwarmen zonder ooit gescheiden te zijn van het centrum van de zon.
De ziel wordt zo verliefd op mijn waarheden dat het bijna onmogelijk is voor
haar, zelfs al kost het haar eigen leven, om een waarheid niet in praktijk te
brengen die zij heeft leren kennen.
Aan de andere kant, als het de vijand is of onze eigen
fantasieën die willen spreken van waarheid dan brengen zij noch licht mee, noch
substantie, noch schoonheid, noch aantrekkelijkheden. Het zijn lege, levenloze
waarheden en de ziel heeft niet de neiging offers te brengen om die in praktijk
te brengen! Maar de waarheden die je van jouw Jezus hoort zijn vol leven en al
het andere wat mijn waarheden bevat. Waarom twijfel je?”
deel 14 – 13 maart 1922
Ik was buiten mezelf
in een vallei vol bloemen, waar ik mijn biechtvader zag die 10 maart overleden
was en zoals hij gewend was te doen toen hij nog hier beneden was zei hij: “Zeg
me eens: Wat heeft Jezus je gezegd?” Ik antwoordde: “Hij heeft innerlijk tot
mij gesproken, maar Hij heeft niets met woorden gezegd. En U weet dat ik geen
rekening houd met dingen die ik inwendig hoor”. Hij zei: “Ik wil zelfs horen
wat Hij jou innerlijk zei”. Omdat ik me gedwongen voelde antwoordde ik: “Hij
zei me”: “Mijn dochter, Ik draag je in
mijn armen. Mijn armen zullen dienen als een bootje om je te helpen navigeren
op de oneindige zee van mijn Wil. Als je je acten doet in mijn Wil, zul je
nadien de zeilen vormen, de mast en het anker, wat je bootje niet alleen zal
verfraaien maar ook zal zorgen dat het vlugger vaart. Mijn liefde voor een ziel
die in mijn Wil leeft is zo groot dat Ik haar in mijn armen draag zonder haar
ooit te verlaten”. Toen ik dit zei zag ik Jezus’ armen in de vorm van een
bootje waar ik in zat. Toen mijn biechtvader dit hoorde. Zei hij: “Je moet
weten dat als Jezus tegen je spreekt en zijn waarheden openbaart, dat
lichtstralen zijn die zich over je uitstorten. Omdat jij niet beschikt over
zijn kracht, openbaarde je die als je die mij openbaarde, druppel voor druppel.
Niettemin werd mijn ziel gevuld met licht. Een enkel licht was voldoende om me
te motiveren. Het deed me verlangen om andere waarheden te horen, om zelfs meer
licht te ontvangen, omdat deze lichten worden ingestort met een hemelse geur,
een goddelijke ervaring. Als dit aroma ervaren wordt door louter horen
hierover, wat moet degene dan ervaren die die in praktijk brengt? Daarom hield
ik ervan en verlangde ik zo om te horen wat Jezus je zei en daarom wilde ik
deze dingen aan anderen overbrengen. Het was vanwege het licht en de geur die
ik ervaarde dat ik die wilde delen met anderen. Als je alleen al wist wat een
grote weldaad het is geweest voor mijn ziel om de waarheden te horen die Jezus
jou vertelde. Hoe mijn ziel nog steeds licht uitstraalt en een hemelse geur
verspreidt die me niet alleen rust geeft maar mij ook verlicht en degenen in
mijn omgeving. En terwijl jij je acten doet in de Goddelijke Wil deel ik daarin
op een bijzondere wijze omdat ik het zaad van de allerheiligste Wil ervaar dat
jij in mij zaaide”.
Ik zei: “Toon mij uw
ziel. Hoe straalt die licht uit?” Hij opende zijn hartstreek en toonde mij hoe
zijn ziel helemaal straalde van licht, stralen die samen vloeiden, weer
scheidden over elkaar vloeiden – het was heel mooi om te zien. Toen vervolgde
Hij: “Zie je hoe mooi het is naar waarheden te luisteren. Wie niet luistert
naar waarheden, verspreidt zo’n duisternis dat het aanzet tot angst”.
deel 14 – 16 maart 1922
In mijn gebruikelijke
toestand dacht ik: “Ik voel me het meest verdorven van alle schepselen.
Niettemin zegt mijn lieve Jezus dat zijn plannen met mij groots zijn en dat het
werk dat Hij mij opdraagt zo belangrijk is dat Hij het zelfs niet wil
toevertrouwen aan zijn engelen. Hijzelf wil de bewaker zijn, de acten en de
toeschouwer. Maar wat doe ik wat zo groots is? Niets. Mijn leven naar buiten
toe is zo gewoon dat ik minder doe dan de meeste anderen”. Terwijl deze
gedachten door mijn hoofd speelden onderbrak Jezus mijn gedachten en zei: “Mijn dochter, het is duidelijk dat jij
zonder jouw Jezus niets kan denken en spreken dan onzin. Mijn geliefde Moeder
deed in de ogen van de buitenwereld ook niets bijzonders. In feite leek het of
zij minder dan anderen had gedaan. Zij vernederde zich om de gewoonste dingen
van het leven te doen. Zij spinde, Zij naaide, dweilde de vloer, stak het vuur
aan. Wie zou gedacht hebben dat Zij de Moeder van God was. Haar zichtbare werk
maakte dit zeker niet duidelijk. Maar toen Zij Mij in haar schoot droeg, en in
Zichzelf het Eeuwige Woord omsloot, werd ieder van haar bewegingen, iedere
menselijke act van Haar, aanbeden door de hele schepping. Vanuit Haar kwam het
leven en het voedsel voor alle schepselen. De zon hing van Haar af en
verwachtte van Haar het voedsel voor zijn licht en warmte. De aarde verwachtte
het ontstaan van het leven van de planten. Alles hing van Haar af. Hemel en
aarde hadden aandacht voor haar geringste beweging. Maar wie zag daar iets van?
Niemand! Al haar grootheid kracht en heiligheid, de onmetelijke oceanen van
goedheid die uit haar innerlijk stroomden, iedere harteklop, haar adem, haar
gedachte, haar woorden – alles ging rechtstreeks naar haar Schepper.
Er waren wederzijdse stromen tussen God en Haar,
stromen die gaven en ontvingen. Niets ging er van haar uit dat haar Schepper
niet verwondde, als gevolg van hoe Zij door Hem werd verwond. Deze stromen versterkten
haar grootheid. Zij veredelden Haar en daardoor kwam Zij alles te boven. Toch
merkte niemand iets ongewoons aan Haar. Alleen Ik, haar God, haar Zoon, besefte
alles. Er was zo’n sterke stroming tussen Mijn Moeder en Mij dat haar Hart en
het mijne in het zelfde ritme klopten. Zij leefde met mijn eeuwige harteklop en
Ik leefde met haar moederlijke harteklop. Daarom wisselden onze levens alles
wederzijds uit. Juist dit onderscheidde Haar voor Mij als mijn Moeder.
Uiterlijke handelingen bevredigen Me niet en behagen Mij niet als zij niet
voortkomen uit een innerlijk waarvan Ik het leven ben.
Welnu, wat is er zo ongewoon aan het feit dat jouw
leven zo gewoon is. Ik bedek mijn grootste werken doorgaans met de meest gewone
dingen zodat niemand die kan opsporen. Dit laat Mij meer vrijheid om te
handelen. Als Ik alles voltooid heb, kom Ik plotseling aan met mijn verrassing,
toon mijn werk aan allen en zorg dat allen er respect voor hebben. Lijkt het
een kleinigheid om alle acten te laten stromen in mijn Wil, terwijl de stroming
van mijn Wil in Mij vloeit, en één enkele act vormt met al de acten van de
schepselen. Is het een kleinigheid om één goddelijk verlangen door te laten
dringen in de acten van alle schepselen als de oorsprong van elke act, om alle
acten te vervangen door één goddelijke act, één liefde, één eerherstel, één
eeuwige en goddelijke glorie? Is het niet wonderbaar dat de stroming van een
menselijke wil voortdurend in relatie zal staan met de Goddelijke Wil en dat de
een uit kan stromen in de ander? Mijn dochter, Ik raad je aan dat je een en al
aandacht bent en dat je Me trouw volgt”.
Ik antwoordde: “Mijn
Liefde, dezer dagen is er zoveel gebeurd dat ik afgeleid ben”. Hij zei: “Wees daarom aandachtig want als jouw acten
niet in mijn Wil vloeien, is dat alsof de zon stil zou staan op zijn baan, en
als je afgeleid bent is het alsof wolken de zon bedekken en duisternis over je
heen valt. Niettemin als de afleiding niet vrijwillig is, is één duidelijke en
besliste act van jouw wil om naar mijn Wil terug te keren, voldoende om de zon
weer in beweging te zetten en om de wolken met een snelle bries weer in gang te
zetten waardoor de Zon van mijn Wil nog prachtiger zal stralen”.
deel 14 – 18 maart 1922
Ik was bij mijn lieve
Jezus in de smarten van zijn passie toen Hij zich toonde en zei: “Mijn dochter, zonde ketent de ziel en belet
haar het goede te doen. De geest ervaart de ketenen van de schuld en wordt
belemmerd om het heil te verstaan. De wil ervaart de ketenen van de schuld,
kluistert haar en zij raakt verdoofd. In plaats van het goede te willen,
verlangt zij het kwaad. Het verlangen om naar God te vliegen wordt gewaar dat
haar vleugels zijn afgesneden. Oh, wat heb ik een medelijden wanneer ik zie hoe
mensen geboeid raken door hun eigen schuld. Daarom wilde ik als eerste smart
ervaren geketend te worden. Ik wilde dit om de mens te bevrijden van hun
ketens. De ketenen waarmee Ik geboeid werd, werden banden van liefde zo gauw
die Mij beroerden. Toen mijn ketenen de mensheid boeiden, verbrandden en vernietigden
die de ketenen die de mensheid boeiden en verbonden de mensen met Mij met
ketens van liefde.
Mijn liefde is een actieve Liefde. Die kan niet
bestaan zonder acten. Daarom bereidde Ik voor iedereen, voor iedere persoon wat
zij nodig hadden voor hun ontwenning, voor hun genezing en voor het herstel van
hun schoonheid. Ik deed alles zodat, zij, als zij eraan toe zijn, alles gereed
vinden en tot hun beschikking. Mijn ketenen zijn klaar om de hunne te
verbrandden, flarden van mijn vlees om hun wonden te bedekken en hen mooier te
maken, mijn bloed om hun leven te geven. Alles is voorbereid. Ik heb voor
iedereen gereserveerd wat die persoon nodig zal hebben. Omdat mijn liefde
zichzelf wil geven, verlangt te handelen, ervaar Ik een hunkerende, onweerstaanbare
kracht die Mij niet toestaat om te rusten tenzij Ik geef. Maar weet je wat Ik
doe als Ik zie dat bijna niemand aanvaardt wat ik aanbied? Ik concentreer mijn
ketenen, de flarden van mijn vlees en al mijn bloed in degene die ernaar
verlangen en die Mij beminnen. En Ik vul hen met schoonheid. Dan boei Ik hen
met mijn ketenen van liefde om hun genadeleven te verhonderdvoudigen. Alleen
dan vindt mijn liefde haar vervulling, voldoening en rust”.
Terwijl Hij deze
dingen zei, zag ik zijn ketenen, zijn vlees in flarden en zijn bloed over mij
heen vloeien terwijl Hij vreugde vond omdat Hij al zijn verdiensten op mij
toepaste, en Hij boeide mij totaal. Hoe goed is Jezus! Moge hij altijd gezegend
zijn.
Nadien kwam Hij terug
en vervolgde: “Mijn dochter, Ik heb behoefte
dat het schepsel in Mij rust en Ik in haar. Maar weet je wanneer het schepsel
in Mij rust en Ik in haar? Wanneer haar intelligentie aan Mij denkt en Mij
begrijpt. Zij rust in de intelligentie van haar Schepper en de intelligentie
van de Schepper rust in het geschapen brein. Als de menselijke wil zich
verenigt met de Goddelijke Wil omhelzen de twee willen elkaar en rusten samen.
Als menselijke liefde uitstijgt boven alle geschapen dingen en alleen haar God
liefheeft, wat een weldadige rust vinden beiden dan, God en de ziel. Wie rust
geeft, vindt die. Ik leg haar in bed in mijn armen en bewaar haar in de
lieflijke slaap”.
deel 14 – 21 maart 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand overwoog ik de heilige Goddelijke Wil. Mijn altijd
lieflijke Jezus nam me in zijn armen, drukte me dicht tegen Zich aan en slaakte
een diepe zucht. Ik ervaarde hoe zijn adem mijn hart binnendrong. Toen zei Hij:
“Dochter van mijn Wil, mijn almachtige
adem schenkt jou het leven van mijn Wil omdat mijn Wil met zijn adem voorziet
in het hele leven van een ziel die leeft in mijn Wil. Door deze ziel mijn adem
te geven, verjaagt mijn Willen alles wat Mij niet toebehoort, zodat mijn wil de
enige lucht wordt die deze ziel inademt. Als het lichaam ademt, ontvangt en
neemt het de lucht op. Dan ademt het uit en geeft die terug. Zo ook ontvangt de
ziel die in mijn Wil leeft Mij in één voortdurende act en geeft zichzelf aan
Mij met iedere adem.
Mijn Wil dringt door in de hele Schepping. Er is niets
waarop mijn Willen niet zijn stempel heeft gedrukt. Toen Ik Het Fiat uitsprak
om alle dingen te scheppen, nam mijn Wil die in bezit en werd het leven en
behoud van alle dingen. Welnu, mijn Willen verlangt dat alle dingen worden
omgeven door Hem zelf zodat Hij antwoord krijgt op zijn grootmoedige en
goddelijke acten. Hij wil zien hoe de lucht, de bries, de geur en het Licht van
zijn Wil stroomt doorheen alle menselijke acten. Zodat de acten van de
schepselen en die van mijn Wil, samen stromend, verenigd zullen worden tot één
geheel. Dat was het enige doel van de schepping, dat de uitstralingen van de
willen onafgebroken zouden zijn, dat wil Ik, daar streef Ik naar, dat verwacht
Ik. Daarom verlang Ik zo dat mijn Wil bekend wordt. Ik wil de waarde en de
uitwerking ervan bekend maken zodat die zielen die in mijn Wil leven door de
acten in mijn Wil te doen de voortdurende uitstralingen van hun willen in de
Mijne kunnen verspreiden doorheen alle dingen als geurige lucht. Zij zullen
zich vermenigvuldigen in al hun menselijke acten, zich toevertrouwend en zich
bekledend met allen als acten van mijn Wil. En zo bereikte Ik het doel van de
Schepping. Mijn Wil zal in hen rusten en de nieuwe generatie vormen en alle
geschapen dingen zullen het dubbele zegel van mijn Willen dragen: HET Fiat van de Schepping en de echo van mijn Fiat
van de schepselen”.
deel 14 – 24 maart 1922
Terwijl ik mijn
gebruikelijke toestand voortzette, kwam mijn altijd lieflijke Jezus en zei: “Mijn dochter, als de ziel haar acten in
mijn Wil doet wordt mijn leven vermenigvuldigd. Als zij tien acten in mijn Wil
doet, vermenigvuldigt zij Mij tien maal. En als zij twintig, honderd, duizend
of zelfs meer acten in mijn Wil doet, net zo veel keren vermenigvuldigt zij
Mij. Het is als met de sacramentele consecratie. Ik word vermenigvuldigd in net
zo veel hosties als er geconsecreerd worden. Maar bij de consecratie heb Ik
hosties nodig om Mij te kunnen vermenigvuldigen en een priester om die te
consecreren. Terwijl Ik in mijn Wil de acten van schepselen nodig heb die
levende hosties zijn, niet dood zoals de hosties vóór de consecratie, zodat
mijn Wil Mij kan consecreren en Mij insluiten in deze acten. Dus word Ik
vermenigvuldigd in iedere act van een ziel wanneer zij wordt gedaan in mijn
Wil.
Daarom vindt mijn liefde haar volledige bevrijding en
voldoening in zielen die mijn Wil doen en in mijn Willen leven. Zij zijn het
die voortdurend de basis vormen niet alleen voor de acten die alle schepselen
Mij verschuldigd zijn, maar ook voor mijn sacramenteel Leven zelf. Hoe dikwijls
blijft mijn sacramenteel Leven opgesloten en vastgekluisterd binnenin een paar
geconsecreerde hosties. Weinigen ontvangen de communie en dikwijls zijn er geen
priesters om Mij te consecreren. Mijn sacramenteel Leven kan niet alleen niet
vermenigvuldigd worden zoals gewenst, maar dikwijls houdt het op te bestaan.
Oh, hoe lijdt mijn Liefde. Ik zou mijn Leven iedere dag willen vermenigvuldigen
in net zo veel hosties als er schepselen zijn, zodat Ik Mijzelf aan hen zou
kunnen schenken. Toch wacht Ik tevergeefs. Mijn Wil blijft machteloos. Maar wat
Ik heb besloten zal gebeuren. Daarom neem Ik een andere weg en vermenigvuldig
Mijzelf levend in iedere act die schepselen doen in mijn Wil. Ik verlang dat
deze acten de vermenigvuldiging van mijn sacramenteel Leven teweeg brengen. Oh,
ja, alleen die zielen die in mijn Wil leven, voorzien in al de communies die
schepselen niet ontvangen en zij maken goed wat priesters niet hebben gedaan in
al de consecraties. In hen wil Ik alles vinden, zelfs de vermenigvuldiging van
mijn sacramenteel Leven.
Ik herhaal, je zending is zeer groot. Ik kon je niet
uitkiezen voor een hogere, edeler, subliemer, goddelijke zending. Er is niets
wat Ik niet in jou wil concentreren, zelfs de vermenigvuldiging van mijn Leven.
Ik wil nieuwe wonderen van genade doen, nooit tevoren gedaan. Wees daarom vol
aandacht en trouw aan Mij. Wees er zeker van dat mijn Wil altijd Leven vindt in
jou. Dan zal Ik in mijn eigen Wil die in jou leeft het hele en volledige werk
van de Schepping vinden met alle rechten die Mij toekomen en met alles wat Ik
verlang”.
deel 14 - 28 maart 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand, werd ik helemaal opgenomen in de heilige Wil van mijn
lieflijke Jezus. Toen Hij me zei: “Dochter
van mijn Wil, als je de wonderen en mirakels eens kende die gebeuren als je één
wordt met mijn Wil zou je perplex staan. Luister, alles wat Ik deed toen Ik op
aarde was, is één voortdurende act van gave van zichzelf aan de mensheid als
een kroon. Mijn gedachten zijn een kroon rond de intelligentie van het schepsel,
mijn woorden, mijn werken, mijn stappen enz. vormen kronen rond de woorden,
werken en stappen van de schepselen. Als acten gedaan door schepselen verweven
zijn met mijn eigen acten, kan ik tot mijn hemelse Vader zeggen dat de acten
van het schepsel de mijne zijn. Maar wie ontvangt deze voortdurende actie van
Mij? Wie staat toe dat hun acten verweven worden met mijn acten, acten waarmee
Ik de hele mensenfamilie kroonde? Hij die leeft in mijn Wil.
Als je jouw gedachten verenigde met mijn Wil, kroonden
mijn gedachten de jouwe en als je hun eigen echo in jouw brein hoorde, werden
die vereenzelvigd met jouw gedachten en vermenigvuldigd met de mijne. Dan
vormde Ik een dubbele kroon rond de menselijke intelligentie. En mijn hemelse
Vader ontving niet alleen van mij, maar ook van jou goddelijke glorie van alle
geschapen intelligenties. Hetzelfde gebeurde met jouw woorden en met al je
andere acten.
Wanneer dit gebeurt ontvangt mijn Vader niet alleen
goddelijke glorie van mensen maar ook van alle andere geschapen dingen, omdat
alle dingen werden geschapen om voortdurend liefde over te brengen aan de
mensheid. Daarom is het alleen maar juist dat de mensheid eer en liefde geeft
aan haar Schepper voor ieder geschapen ding.
Wie voorziet in dit alles? Wie eigent zich dat Fiat
toe waardoor alle dingen werden geschapen zodat alle dingen gevuld zullen
worden met eerbetoon, aanbidding en goddelijke Liefde jegens hun Schepper? Wie
leeft in mijn Wil. Kan iemand zeggen dat hij in ieder van zijn woorden zich dat
almachtig Fiat toeeigent? Kan iemand zeggen dat de echo van dat eeuwig Fiat in
het goddelijk Fiat weerklinkt waarin deze persoon leeft, dat hij zichzelf
verspreidt, uitstroomt en vliegt om nog een Fiat af te drukken op ieder
geschapen ding om de Schepper de eer en liefde te schenken die Hij verlangt? Ik
deed dit toen Ik op aarde was. Er was niets waarvoor Ik mijn goddelijke Vader
geen vergoeding gaf namens alle schepselen. Nu wil en verwacht Ik van degenen
die in mijn Wil leven dat zij hetzelfde doen. Als je toch een wist hoe prachtig
het is om in ieder twinkelen van de sterren, in ieder straaltje licht van de
zon mijn glorie, mijn liefde, mijn diepe aanbidding verenigd met de jouwe te
zien. Oh, hoe gaat het rond, hoe vliegt het op de vleugels van de wind, heel de
atmosfeer vullend. Hoe vloeit het in de wateren van de zee. Hoe wordt het
bekrachtigd in iedere plant, in iedere bloem. Hoe vermenigvuldigt het zich in
iedere beweging. Het is een stem die echoot: Liefde, glorie en aanbidding voor
mijn Schepper! Daarom echoot het schepsel dat leeft in mijn Wil, mijn stem,
herhaalt mijn leven en is de volmaakte glorie van mijn schepping. Hoe zou Ik
dit schepsel niet kunnen beminnen? Hoe zou Ik dit schepsel niet alles geven dat
Ik gereserveerd had voor alle andere schepselen? Waarom zou Ik dit schepsel
geen voorrang geven boven allen? Ach, mijn liefde zou verdrinken als Ik dit
niet deed!”
deel 14 – 1 april 1922
Mijn dagen zijn vol
bitter lijden omdat ik mijn Jezus nauwelijks zie. Zelfs als Hij zich laat zien
is het als een bliksemflits die snel verdwijnt. Wat een verdriet! Wat een pijn
in ’t lichaam. Mijn brein werd gekweld door de gedachte dat mijn Leven, mijn
Alles, nooit zou terugkeren. Ach! Alles is voorbij voor mij! Hoe zal ik Hem
ooit terug vinden? Aan wie zal ik ’t vragen? Ach, niemand heeft medelijden met
mij. Terwijl ik bezig was met deze en andere gedachten kwam mijn altijd
lieflijke Jezus en zei: “Mijn arme
dochter, mijn arme dochter, wat lijd je! Jouw toestand in dit lijden overtreft
zelfs dat van de zielen in het vagevuur. Zij moeten mijn aanwezigheid ontberen
omdat zij zien hoe zij zelf bevuild zijn door hun eigen zonden. Hun zonden
beletten hen niet alleen om Mij te zien, maar zij weerhouden hem zelfs om naar
Mij toe te komen omdat zelfs de kleinste, de meest onbetekende zonde niet kan
bestaan in tegenwoordigheid van mijn oneindige heiligheid. Zelfs als Ik hun toe
zou laten in mijn tegenwoordigheid, bevuild als ze zijn, zou dat grotere
kwellingen veroorzaken dan de hel. Er is geen grotere kwelling waaraan Ik een
ziel kan onderwerpen dan haar te verplichten in mijn aanwezigheid te zijn
terwijl die nog bevuild is door de zonde. Om haar kwellingen te verzachten sta
ik daarom een ziel toe zich eerst te zuiveren van haar zonden en dan in mijn
tegenwoordigheid te komen.
Maar in het geval van de kleine dochter van mijn Wil
en Ik zijn het niet de schulden die Mij weerhouden om Mezelf te tonen. Het is
mijn rechtvaardigheid die tussen ons in staat. Daarom overtreft jouw lijden
alle lijden als je Mij niet kunt zien. Arme dochter, wees sterk. Jij wordt
getroffen door hetzelfde lot als het mijne. Hoe vreselijk zijn de pijnen der
rechtvaardigheid. Ik kan die alleen delen met iemand die leeft in mijn Wil,
omdat goddelijke kracht nodig is om die te weerstaan. Maar vrees niet, Ik zal spoedig
teruggaan naar onze gebruikelijke relatie. Ik sta de stralen van
rechtvaardigheid toe schepselen te raken. Mijn rechtvaardigheid moet ook
stromen. Bovendien moet je haar toestaan om naar de schepselen door te stromen,
want je zal het niet allemaal zelf kunnen dragen. Nadien zal Ik bij je zijn
zoals voordien. Maar zelfs nu verlaat ik je niet. Ik weet ook dat je niet
zonder Mij kunt. Daarom zal Ik diep in je hart zijn en daar zullen we praten”.
Hierna volgden de
Uren van de Passie, het stuk waar Jezus werd gekleed en behandeld als een
krankzinnige. Mijn brein werd totaal in beslag genomen door dit mysterie toen
Jezus zei: “Mijn dochter, dit was het
meest vernederende deel van mijn Passie: gekleed en behandeld te worden als een
krankzinnige. Dit maakte Me tot een speelbal, een amusement voor de Joden. Mijn
oneindige wijsheid kon niet onderworpen worden aan een grotere vernedering.
Maar het was noodzakelijk dat Ik, Zoon van God, dat lijden onderging. De zonde
brengt de mens tot krankzinnigheid. Er is geen grotere krankzinnigheid. Hij
verandert zichzelf van de koning die hij is in een slaaf en speelbal van de
laagste begeerten die hem later zelfs meer tiranniseren dan een krankzinnige.
Deze begeerten met haar eigen grillen en fantasie, werpen hem in de mest en
bedekken hem met de ergste smeerboel. Oh wat een toppunt van krankzinnigheid is
de zonde.
De mens kan in zulk een toestand nooit toegelaten
worden tot de verheven Majesteit. Daarom wenste Ik zulk een vernederende
kastijding te ervaren. Om af te smeken dat de mens deze staat van
krankzinnigheid verlaat, bood Ik mijn hemelse Vader mijn lijden aan van de
straffen die de mens verdient voor zijn krankzinnigheid. Ieder lijden dat Ik
onderging was slechts een echo van het lijden dat het schepsel verdient. Deze echo
weerklonk in Mij en zorgde dat Ik Me onderwierp aan de pijnen, het belachelijk
maken, de spot en al de kwellingen”.
deel 14 – 6 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand bracht mijn lieve Jezus me buiten mezelf en toonde me menigten mensen
die weenden. Zij hadden geen dak boven hun hoofd en leden onder de grootste
ellende. Steden groot en klein, lagen in puin, onbewoonbaar en met verlaten
straten. Niets dan brokstukken en puin was zichtbaar. De rampen hadden geen
enkele plek overgeslagen. Mijn God! Wat een verdriet bracht het mij, om deze
dingen te zien en nog steeds te leven! Ik keek naar mijn lieve Jezus maar Hij
keek weg. Bitter wenend en met een gebroken stem zei Hij snikkend: “Mijn dochter, de mens wordt zo in beslag
genomen door de wereld dat Hij de Hemel is vergeten. Het is alleen maar juist
dat de wereld van hem wordt weggenomen, dat hij rondzwerft zonder onderdak te
vinden. Dit dient om hem eraan te herinneren dat de Hemel bestaat. In zijn zorg
voor zijn lichaam heeft de mens zijn ziel vergeten. De mens heeft zijn lichaam
alles gegeven: pleziertjes, gemak, buitensporigheden, luxe, en al het andere
wat hij maar kan verzinnen. Intussen heeft hij zijn ziel voedsel onthouden,
alles eigenlijk waardoor de dood heerst in veel personen alsof zij geen ziel
hebben. Het is alleen maar terecht dat het lichaam nu ontbering lijdt om de
mens eraan te herinneren dat hij een ziel heeft. Maar oh, hoe verhard is de
mens geworden! Zijn hardheid dwingt Mij om hem steeds meer te verwonden in de
hoop dat deze kastijdingen hem zachter maken”. Ik voelde hoe mijn hart uit
elkaar werd gerukt terwijl Hij vervolgde: “Jij
lijdt veel als je ziet dat de aarde zich verzet en dat water en vuur hun
grenzen te buiten gaan om tegen de mensheid te ageren. Laat ons daarom terug
gaan naar je bed en samen bidden voor het lot van de mens. In mijn wil zal Ik
jouw hartslag ervaren over het hele oppervlak van de aarde. Het zal slaan voor
allen en zal voortdurend tot Mij zeggen: “Liefde”. Welnu, terwijl de
kastijdingen op de schepselen neerkomen zal jouw hartslag bemiddelen om de
ernst te laten afnemen. En terwijl zij de schepselen beroeren zal jouw hartslag
de oorzaak zijn dat de kastijdingen met zich meebrengen de genezende balsem van
mijn Liefde en jouw liefde”.
Ik bleef gekweld, te
meer omdat mijn lieve Jezus toen Hij zich terugtrok zich zo diep in mij verborg
dat ik Hem nauwelijks kon bespeuren. Wat een verdriet! Wat een smart! De
gedachte aan de geselingen voor de mensheid vervulde me met afgrijzen en zijn
afwezigheid gaf me een dodelijk verdriet. In deze toestand probeerde ik me te
verenigen met het heilige Willen van God en ik zei: “Mijn Liefde, in uw Wil is
wat van U is, van mij. De zon is van mij. Alle geschapen dingen zijn van mij.
Ik geef U die terug zodat de zon in ieder vonkje licht en warmte U zal zeggen
dat ik U bemin, U aanbid, U zegen en ik bemiddel vanwege de hele mensheid. De
sterren zijn van mij en iedere twinkeling van iedere ster bezegel ik met “Ik
heb U lief” onmetelijk en oneindig namens allen. De planten, bloemen, het
water, vuur en licht zijn van mij en Ik geef die weer aan U zodat die alle
zullen zeggen namens de hele mensheid: Ik heb U lief met de eeuwige liefde
waarmee U ons schiep. Oh, als ik zou proberen om mijn liefde voor U ten volle
uit te drukken zou het veel te lang worden.
Toen bewoog Jezus in
mij en zei: “Mijn dochter, hoe mooi zijn
de gebeden en acten die in mijn Wil zijn gedaan. Hoe wordt het schepsel
getransformeerd in God, Schepper zelf en geeft God alles in wederkerigheid en
voldoening voor alles wat Hij de mensheid heeft geschonken. Ik schiep alles
voor de mens en gaf hem alles. In mijn Wil wordt het schepsel opgeheven tot
zijn Schepper en treft Hem aan in de act waarmee God alle dingen schiep om die
als een geschenk aan de mensheid te geven. Het schepsel op zijn beurt,
overweldigd door de veelheid van de gaven en bij gebrek aan de scheppende
kracht om net zo veel dingen te scheppen als het heeft ontvangen, biedt deze
dingen terug aan God aan in een act van liefhebbende wederkerigheid.
Zon, sterren, bloemen, water, vuur en lucht – Ik heb
alles gegeven om mijn liefde uit te drukken. Dit erkennend heb je die aanvaard
en door mijn liefde te activeren, heb je die in wederkerigheid aan Mij terug
gegeven. Dus mijn liefdesmuziek heeft weer opnieuw geklonken in alle geschapen
dingen. Eenstemmig hebben ze Mij de liefde geschonken die ik uitstortte over de
hele schepping. In mijn wil klimt de ziel op tot het niveau van zijn Schepper,
en geeft en ontvangt in de eigen Wil van de Schepper. Oh, wat een wedijver tussen
de Schepper en het schepsel. Als alle schepselen dit konden zien, zouden zij
vol ontzag zijn terwijl binnenin mijn wil de ziel een kleine god wordt, alleen
krachtens de macht van mijn Wil”.
deel 14 – 8 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand dacht ik na over de pijn die mijn lieve Jezus leed in de Hof van
Olijven toen Hij al onze schulden voor zich zag. Toen zei Jezus binnen in mij,
hevig gekweld: “Mijn dochter, mijn pijn
was oneindig en onbegrijpelijk voor het geschapen brein. Het was vooral intens
toen Ik ’t verworden menselijk intellect zag. Mijn prachtige beeld dat Ik
kopieerde in het geschapen brein was niet langer mooi maar lelijk –
afschuwelijk. Ik gaf de mens wil en intellect en geheugen. De glorie van mijn
hemelse Vader straalde vanuit deze menselijke wil waaraan hij vóór al het
andere, zijn macht, heiligheid en hoogte meedeelde. Hij verhief die hiermee en
bekleedde die met zijn eigen heiligheid, macht en adeldom. Zodoende liet Hij
alle wegen open tussen Hemzelf en de menselijke wil, zodat de menselijke wil
zich steeds meer kon verrijken met de schatten van mijn Godheid. Er bestond
geen idee van “jouw” en “mijn” wat betreft de menselijke wil en de goddelijke.
Alles was gezamenlijk en met wederzijds goedvinden. De menselijke wil was ons
beeld, gelijk aan ons Wezen, de weerspiegeling van Onszelf. En daarom was ons
leven bestemd om zijn leven te zijn. Mijn Vaders Wil schiep een vrije en
onafhankelijke wil als primaire act van de mens, net zoals zijn Goddelijke Wil
mijn Vaders primaire act is. Maar hoe misvormd is deze wil geworden, vrijheid
is ingeruild voor verslaving aan de meest verdorven begeerten. Ach, deze
menselijke wil is de oorzaak van alle menselijke ellende! Zij is niet langer
herkenbaar. Hoe diep is ze gevallen van haar edele voetstuk, hoe misselijk
makend om te zien.
Als tweede act verrijkte Ik, Zoon van God, de mens met
intellect en voegde aan zijn intellect mijn wijsheid toe en de kennis van alle
dingen zodat hij al wetend ervan kon genieten en vreugde kon vinden in het
goede ervan. Maar, wee Mij! Wat zit het intellect van schepselen vol smerige
ondeugden! Het heeft deze kennis gebruikt om de Schepper te verwerpen.
In de derde act werkte de heilige Geest en gaf aan het
schepsel een geheugen zodat het, als het zich de vele weldaden herinnerde,
ontvangen in de intieme relatie met de Schepper, het voortdurend stromen van
liefde kon laten vloeien. Liefde was bestemd om haar te kronen, haar te
omhelzen en door te dringen in zijn hele leven. Maar hoe triest wordt de
eeuwige Liefde! Dit geheugen herinnert zich pleziertjes, rijkdommen en zelfs
zonden.
Dus de Heilige Drie-eenheid wordt verbannen uit
diezelfde geschenken die Die aan zijn schepsel heeft gegeven. Mijn verdriet bij
het zien van deze misvormingen van deze drie vermogens aan de mens geschonken,
is onbeschrijfelijk. Wij hadden onze troon in hem opgericht en hij heeft Ons
buiten geworpen”.
deel 14 – 12 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn lieve Jezus zich vol verdriet. Hij leek zijn
rechtvaardigheid te laten gelden, maar alsof hij gedwongen werd door de
schepselen zelf. Ik vroeg Hem de kastijdingen te minderen en Hij zei: “Mijn dochter, tussen Schepper en schepselen
is er niets dan stromen liefde. De zonde onderbreekt deze stromen en start de
stromen van rechtvaardigheid. Mijn rechtvaardigheid verdedigt de rechten van
mijn verontwaardigde liefde, van mijn verminkte liefde die stroomt tussen
Schepper en schepselen. Op mijn weg onder de schepselen verlangt mijn
rechtvaardigheid deze verminkte liefde te herstellen. Oh! Als de mens maar eens
niet zondigde. Dan hoefde mijn rechtvaardigheid niet in actie te komen. Maar zo
gauw er schuld is, komt mijn rechtvaardigheid in actie. Denk jij dat Ik de mens
verlang te straffen? Nee, nee het geeft Me verdriet. Het is heel moeilijk voor
Mij om de mens te treffen. Maar het is de mens zelf die Mij dwingt hem te
kastijden. Bid dat de mensheid spijt krijgt en verandert, zodat de
rechtvaardigheid na de liefdestroom hersteld te hebben zich snel zal
terugtrekken”.
deel 14 – 13 april 1922
Ik bad mijn
gebruikelijke gebeden toen mijn altijd lieflijke Jezus me achter me verraste,
mijn naam riep en zei: “Luisa van mijn
Goddelijke Wil, wil jij altijd in mijn Goddelijke Wil leven?”
Ik antwoordde: “Ja,
oh Jezus” Hij zei: “Maar wil je werkelijk
in mijn Wil leven?” Ik antwoordde: “Echt waar, mijn Liefste. Bovendien, ik
zou geen andere wil erkennen noch accepteren”. En weer zei Jezus: “Maar – meen je dat echt?” Toen voelde
ik me verward en bijna angstig en ik voegde er aan toe: “Jezus, mijn Leven, U
maakt me bang met deze vragen. Verklaar U nader. Ik zeg het met zekerheid, maar
altijd met uw hulp en met de kracht van uw Wil die me zo omgeeft dat ik niet
anders zou kunnen dan in uw Wil leven”. Hij slaakte een zucht van verlichting
en vervolgde: “Wat maken jouw drie
bevestigende antwoorden Me gelukkig! Vrees niet, het zijn alleen maar opnieuw
bevestigingen om het drievoudige zegel aan te brengen van de Wil van de drie
goddelijke Personen. Weet dat ieder die leeft in mijn Goddelijke Wil tot zulke
hoogte moet stijgen dat zij leven in de schoot van de allerheiligste Drie-
eenheid. Jouw leven en het onze moeten als één zijn. Dat is noodzakelijk. Het
is juist dat je weet waar je staat en in wiens gezelschap en dat je je aanpast
aan alles wat Wij doen. Dus jij zult in onze schoot leven met volle bewustzijn,
uit vrije wil, zonder dwang en uit liefde. Ben je vertrouwd met ons goddelijk
Leven? Wij amuseren Ons door vanuit Onszelf nieuwe beelden van Onszelf voort te
brengen. Wij vormen voortdurend beelden van Onszelf, zo veel dat Hemel en aarde
er vol van zijn en hun schaduwen duiken overal op. De zon is ons beeld; haar
licht is een schaduw van ons Licht dat de hele aarde verlicht. Het hemelgewelf
is ons beeld. Het strekt zich overal uit als een schaduw van onze onmetelijkheid.
De mens is ons beeld. Hij draagt in zich onze macht, wijsheid en liefde. Dus
Wij doen niets anders dan voortdurend beelden scheppen naar onze gelijkenis.
Wie in onze Goddelijke Wil leven en in onze schoot,
moeten net zoveel beelden van Onszelf vormen, moeten met Ons samen werken,
moeten vanuit zichzelf kopieën van Onszelf laten ontstaan om de hele aarde en
de Hemel ermee te vullen. Wij schiepen de eerste mens met onze handen en gaven
hem leven met onze adem. Na de schepping van die eerste mens kwamen alle andere
mensen uit hem voort naar zijn beeld. Onze macht die doorheen alle generaties
stroomt schept deze kopieën. Omdat jij bent aangesteld tot de eerstgeboren
dochter van mijn Wil, is het nodig dat jij met Ons leeft als het eerste beeld van
een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft. Terwijl je met Ons samen leeft, neem
je onze zelfde ingesteldheid over. Je leert geleidelijk onze wijze van handelen
met onze kracht. Als Wij klaar zullen zijn met van jou de eerste kopie te maken
van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft, zullen andere kopieën volgen.
De weg van onze Wil is lang. Hij sluit de hele
eeuwigheid in. Al lijkt het dat je de hele lengte hebt afgelegd, toch is er nog
veel grond over om te bedekken. Je moet nog veel van ons krijgen om onze
werkwijzen te leren en de eerste kopie van een ziel te vormen die in onze
Goddelijke Wil leeft. Het is het grootste werk dat Wij moeten doen. Daarom
moeten We je veel geven en het is absoluut nodig dat We je geschikt maken om te
ontvangen. Daarom herhaalde Ik mijn vragen. Het is om je geschiktheid voor te
bereiden, om je te laten groeien, om je te leren berusten in mijn plannen met
jou. Zo groot is mijn verlangen hiernaar dat ik alles opzij zet om mijn
bedoeling te realiseren. Wees daarom vol aandacht en trouw aan Mij.
deel 14 – 17 april 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand was ik buiten mezelf toen ik mijn lieve Jezus zag, mijn
Leven en mijn alles. Ontelbare zonnen van Licht gingen van Hem uit die hem
omgaven. Ik vloog naar de kern van dat Licht, wierp me in zijn armen en
omhelsde Hem zeer, zeer innig en zei: “Eindelijk heb ik U gevonden. Nu verlaat
ik U nooit meer. U laat me te lang wachten. Zonder U ben ik levenloos en ik kan
niet zonder u leven. Dus nu zal ik U nooit meer verlaten”. Ik omhelsde Hem nog
inniger uit angst dat Hij zou vluchten. En Jezus zei, alsof Hij vreugde schiep
in mijn omhelzingen: “Mijn dochter, wees
niet bang. Ik zal je niet meer verlaten. Zoals jij niet buiten Mij kunt, zo kan
Ik ook niet zonder jou. En om je te verzekeren dat Ik je niet zal verlaten zal
Ik je vastketenen en je vastbinden met mijn eigen Licht”. Ik bleef zo
opgenomen en verweven met Jezus Licht dat het leek of ik geen manier meer kon
vinden om weg te gaan. Hoe gelukkig voelde ik me en hoeveel begreep ik in dat
Licht.
Vol verlangen naar
woorden om me uit te drukken, herinner ik me alleen dat Hij me zei: “Dochter, van mijn Wil, dit Licht dat je
ziet is niets anders dan mijn Goddelijke Wil. Die wil jouw wil in zich op nemen
om van jou ons beeld te maken, dat van de drie goddelijke Personen. Onze Wil
verlangt jou geheel te transformeren in Onszelf. Die wil in jou onze Goddelijke
Wil achterlaten als goddelijke werken om te kopiëren wat Wij doen. Dus onze
beelden zullen van ons uitgaan. En onze Goddelijke Wil die in jou werkt zal
vele anderen in zich opnemen. Oh, wat zal het doel van de Schepping vervuld
worden. De echo van onze Wil zal de echo zijn van die zelfde Wil die jij bezit.
Er zal wederzijdse overeenkomst zijn, wederkerige liefde. Wij zullen volledig
in harmonie zijn en het schepsel zal één worden met zijn Schepper. Niets zal er
ontbreken aan onze vreugde en geluk om degenen die wij voortbrengen in de
Schepping. “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” zal tot volle
betekenis komen en zal zich realiseren. Onze wil, de enige werker in het
schepsel, zal allen tot zijn volheid brengen. En de Schepping zal Ons brengen
tot een goddelijk hoogtepunt. En We zullen het in onze schoot ontvangen als ons
werk, net zoals We het voortbrachten.
Als je niet zonder Mij kunt, komt dat door de echo van
mijn liefde die weerklinkt in jouw hart omdat die ook niet zonder jou kan. Als
weerklank zoek je naar Degene die jou zo liefheeft. En Ik zie dat Ik gezocht
word en voel Me genoodzaakt om je nieuwe liefdestromen te zenden opdat je Mij
meer zult zoeken”.
Ik zei: “Oh mijn
Liefde, hoewel ik U intens zoek, komt u soms niet. Daarom wil ik U, nu ik U heb
gevonden, niet meer loslaten. Ik wil niet terug naar mijn bed. Ik kan niet. Te
lang hebt U me laten wachten. Ik ben bang dat U, als ik U verlaat, me nog eens
van U wil beroven”. En ik omhelsde Hem inniger en zei telkens weer: “Ik wil U
niet meer loslaten. Ik wil U niet meer loslaten”. Jezus had plezier in mijn
houding en zei: “Mijn geliefde dochter,
je hebt gelijk dat je niet zonder Mij kunt, zonder je Leven, maar – wat betreft
mijn Wil, wat zullen we doen? Het is mijn Wil die wil dat je terug naar je bed
gaat. Wees niet bang, Ik zal je niet verlaten. Ik zal de lichtstroom van mijn
Wil tussen jou en Mij verlaten. Wanneer je naar Me verlangt, hoef je alleen
maar deze stroom aan te raken. En op de vleugels van mijn Wil zal Ik snel bij
je komen. Ga dan terug naar je bed, alleen maar omdat mijn Wil zijn plannen
voor jou kan afmaken zodat Die zijn weg in jou kan gaan. Ik zelf zal je
begeleiden om je de kracht te geven terug te gaan”. Maar oh, de
vriendelijkheid van Jezus. Het kwam mij voor dat Hij zonder mij niet zou
proberen me terug te laten gaan. Maar zo gauw ik Hem zei: “Jezus, doe wat U
maar wilt”, bevond ik me terug in mijzelf. Hierna trof ik mijzelf de hele dag
aan omgeven door Licht. Als ik het verlangde, raakte ik het Licht aan en Hij
kwam.
De volgende dag
bracht Hij me buiten mezelf en toonde me alle geschapen dingen. Jezus was niet
alleen Schepper en Beheerder, maar van Hem kwam ook het leven en de
instandhouding van alles. De stroom van de scheppende kracht stond voortdurend
in contact met de hele schepping. Als deze kracht één ogenblik zou ontbreken,
zou alles in het niets verdwijnen. Toen zei mijn lieve Jezus: “Aan de kinderen van mijn Wil wil Ik ’t
beheer geven over alles. Mijn beheer en het hunne moeten als één zijn. Als ik
Koning ben moeten zij koninginnen zijn. En als Ik jullie kennis geef van alles,
is dat voor jou niet louter om te weten, maar zo dat je met Mij kunt regeren en
deel hebben aan het behoud van alle geschapen dingen. Net zoals mijn Wil zich
uitstrekt vanuit Mij over alle schepselen, zo wil Ik dat het zich uitstrekt
vanuit jullie”.
Nadien wees Hij op
een plaats in de wereld waar zwarte rook opsteeg en hij zei: “Kijk, daar zijn politici
die willen beslissen over het lot van naties. Maar zij handelen zonder
Mij. En waar Ik niet ben, kan geen Licht zijn. Zij hebben alleen de rook van
hun begeerten die hen ten zeerste verblinden. Daarom komt er niets goeds uit
hen. Zij zullen er alleen in slagen elkaar te tergen waardoor zij zelfs
ernstiger gevolgen teweeg brengen. Arme volkeren, geleid door blinden vol
eigenbelang. Deze mensen zullen de geschiedenis ingaan als belachelijk – alleen
in staat om ondergang en wanorde te veroorzaken. Maar laat ons weggaan. Laten
we hen alleen laten met hun eigen listen zodat zij zullen leren van de gevolgen
van hun handelen zonder Mij”. Toen verdween Jezus en ik kwam weer tot
mezelf.
deel 14 – 21 april 1922
Alles wat ik heb
geschreven en blijf schrijven wordt gedaan uit gehoorzaamheid, maar meer uit
angst dat mijn Jezus ontevreden wordt over mij en mij berooft van Zichzelf. Hij
weet hoe moeilijk dat is voor mij! Als ik één dag doorbreng zonder Jezus, oh,
mijn God, wat een verdriet. Ik zei bij mezelf: hoe snel brak Hij zijn belofte
om me niet te verlaten. Oh, heilige, eeuwige Wil, breng me mijn hoogste Goed,
mijn Alles. De pijn die ik voelde was zodanig dat ik dwars en verdrietig werd.
In deze toestand probeerde ik me te verenigen met zijn Goddelijke Wil. Toen
kwam Jezus en Hij leek te wenen, zijn hart gebroken in talrijke stukjes. Toen
ik Hem zag wenen, vergat ik mijn zorgen. Ik omhelsde Hem, droogde zijn tranen
en zei: “Waarom weent U? Zeg me eens, wat hebben ze U aangedaan?” Hij
antwoordde: “Oh, mijn dochter, zij zijn
vreselijk openlijk verzet aan ’t voorbereiden, een verzet door hun leiders
gestimuleerd. Zo groot is mijn verdriet dat Ik voel hoe mijn hart in stukken
breekt. Oh hoe terecht is het om mijn rechtvaardigheid over de schepselen uit
te storten. Kom daarom samen met Mij in mijn Wil. Laten we ons verheffen tussen
Hemel en aarde en samen de verheven majesteit aanbidden. Laten we Hem zegenen
en Hem eer betonen namens allen, zodat Hemel en aarde vol zullen zijn van
aanbidding, eerbetoon en zegeningen en dat allen hun weldadige uitwerking mogen
ontvangen”.
Toen bracht ik een
hele morgen met Jezus door, biddend in zijn Wil. Maar oh, wat een verrassing.
Ofschoon we telkens één gebed baden, verspreidde de Goddelijke Wil het over ’t
geschapene en het liet zijn sporen na op allen. Ons gebed steeg op in hemelse
sferen waar al de zaligen niet alleen het teken kregen, maar het was oorzaak
van nieuwe zaligheid. Het daalde af beneden de aarde, zelfs in het vagevuur. En
allen kregen zijn weldadige uitwerking. Wie kan zeggen hoe men bidt met Jezus
en alle uitwerking die het teweegbrengt.
Na dit gezamenlijk
gebed zei Jezus: “Mijn dochter, zag je
het effect van het bidden in mijn Wil. Omdat er geen plaats bestaat waar mijn
Wil niet is, circuleert Die in alles en allen. Die is Leven, de Werker en
Toeschouwer van alles. Dus acten gedaan in mijn Goddelijke Wil worden leven.
Zij handelen en zijn toeschouwer van alles, zelfs van de vreugde, de zaligheid
en het geluk van de heiligen. Zij brengen overal Licht en de geurige lucht van
degenen die vreugden en geluk uitstralen. Raak daarom nooit gescheiden van mijn
Wil. Hemel en aarde verwachten je om nieuwe glans te ontvangen”.
deel 14 – 25 april 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand was ik totaal opgenomen in de Goddelijke Wil, toen mijn
lieve Jezus zei: “De zon verlaat een
plant niet, maar liefkoost die eerder met zijn licht en maakt die vruchtbaar
met zijn warmte tot die bloemen en vruchten voortbrengt. Dan doet die hen vol
naijver rijpen, hij beschermt hen met zijn licht en doet alleen afstand van het
fruit wanneer het geplukt wordt door de boer als zijn voedsel. Zo gaat het met
acten gedaan in mijn Wil. Zo groot is mijn liefde en naijver ten opzichte van
hen dat mijn genade hen liefkoost. Mijn liefde ontvangt hen, maakt hen
vruchtbaar en doet hen rijpen. Ik laat duizend engelen waken over een enkele
act gedaan in mijn Wil. Omdat deze acten, gedaan in mijn Wil, zaden zijn om de
acten van mijn Wil op aarde zoals in de Hemel te laten ontkiemen, zijn allen
jaloers op deze acten. Ik geef hun mijn adem als dauw, mijn licht als schaduw.
En de engelen verrukt en vol eerbied, aanbidden hen omdat zij in deze acten de
eeuwige Wil zien die recht heeft op al hun aanbidding. Alleen wanneer zij
zielen vinden die hen willen nemen als goddelijk fruit, als hun eigen voeding,
wordt van deze acten afstand gedaan. Oh, de vruchtbaarheid en veelheid van deze
acten. Zelfs het schepsel dat die acten stelt kan hen niet tellen”.
Jezus omhelsde me
inniger en vervolgde: “Mijn dochter, deze
acten zijn zo groots dat als een ziel die stelt, er niets in de Hemel of op
aarde is dat er geen deel aan heeft. En de ziel wordt in relatie gebracht met
al het geschapene. Al het goede, de uitwerking en de waarde van de Hemel van de
zon, de sterren, het water, het vuur en al het overige, staan niet alleen
voortdurend in relatie met deze zielen maar komen eigenlijk in hun bezit. De
ziel is in harmonie met de hele schepping en de hele schepping is in harmonie
met haar.
Waarom is dit zo? Omdat zielen die in mijn Wil leven
schatkamers zijn, bewaarders, ondersteuning en verdediging van mijn Wil. Zij
lopen vooruit op wat Ik verlang en zonder dat Ik het opdraag, voeren zij mijn
verlangens uit. Zij verstaan de grootheid en heiligheid van mijn Wil en vol
naijver bewaken en verdedigen ze Die. Is het dan niet gepast voor allen die
verrukt zijn dat zij deze zielen beschouwen die hun God bevestigen door het
wonder van mijn Wil? Wie kan anders mijn rechten verdedigen dan degene die leven
in mijn Wil? Wie kan Mij beter lief hebben met liefde zonder eigenbelang,
gelijk aan mijn liefde, dan die zielen die in mijn Wil leven? Ik voel Me
sterker in deze zielen maar sterk met mijn eigen kracht. Ik ben als een koning
die zich sterker voelt, roemrijker, veiliger temidden van zijn trouwe dienaren
dan wanneer hij alleen is. Als hij alleen is, betreurt hij de afwezigheid van
zijn dienaren omdat hij niemand heeft aan wie hij zijn lasten kwijt kan,
niemand aan wie hij de schatten van zijn koninkrijk kan toevertrouwen. Ik ben
als zo’n koning. Wie kan trouwer zijn aan Mij dan degene die in mijn Wil leven?
Ik voel hoe mijn Wil wordt gekopieerd en daarom voel Ik Me roemrijker. Ik draag
mijn lasten aan hen over en stel mijn vertrouwen in hen”.
deel 14 – 29 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand zag ik mijn ziel en heel mijn innerlijk: gedachten, gevoelens,
hartslag, neigingen etc. veranderd in vele draden van licht. Deze werden langer
en zo veel langer dat zij uitgaande vanuit mijn binnenste, harmonieerden met de
zon. En nog hoger opstijgend raakten zij de hemelen en verspreiden zich over de
hele aarde. Terwijl ik hier naar keek, merkte ik op dat mijn lieve Jezus al die
lichtdraden in zijn hand hield en met schitterend meesterschap bestuurde Hij,
verlengde hen, vermenigvuldigde hen en breidde die uit zoveel Hij wilde.
Aangeraakt door het licht harmonieerden alle dingen met elkaar en zongen lof.
Toen zei mijn Jezus: “Mijn dochter, zie je hoe liefdevol Ik me
vermaak met acten gedaan in mijn Wil en hoe Ik die aanstuur. Mijn naijver is zo
groot dat Ik die aan niemand toevertrouw, zelfs niet aan de ziel zelf. Ik sta
niet toe dat ook maar één gedachte, één vezel nalaat om al de macht van mijn
Goddelijke Wil in te sluiten. Iedere act op zich bevat een goddelijk Leven.
Daarom voelt al het geschapene, als het geraakt wordt door deze acten, het
Leven van hun Schepper. Zij zingen lof als zij opnieuw dat almachtige Fiat
ervaren waaraan zij hun bestaan ontlenen. Deze mooie harmonie, deze draden van
licht komen uit jouw binnenste. Als jouw hart niet binnenin mijn Wil stroomt,
maar eerder in dat van iemand anders of in je eigen wil, zou jouw hart deze
vele kloppingen van goddelijke Leven missen. Menselijke hartslag zou in hun
plaats komen, zonder enig gevoel van goddelijk Leven, alleen menselijke vezels,
menselijke gevoelens enz. Omdat de mens niet in staat is licht te vormen maar
alleen duisternis, worden eerder draden van duisternis gevormd dan lichtdraden.
En mijn Wil wordt droevig omdat Die niet in staat is in jou alle macht van mijn
Goddelijke Wil te ontwikkelen”. Toen Jezus dit zei, wilde ik zien of er in
mijn ziel deze menselijke kloppingen bestonden die het Leven van de goddelijke
hartslag zouden onderbreken. Hoewel ik goed zocht, kon ik er geen vinden. Toen
vervolgde Jezus: “Tot nu toe is er niet
één “. Ik zeg je dat om je aandacht te vragen en je attent te maken op de
betekenis van het leven in mijn Wil. Het is leven met een eeuwige hartslag –
leven met de almachtige adem van mijn inspiratie”.
deel 14 – 8 mei 1922
In mijn gebruikelijke
toestand openbaarde de gezegende Jezus zich als een vluchtige lichtstraal maar
heel even. Nu eens toonde Hij de schaduw van zijn Licht, dan zijn hand enz. Ik
ondervond onbeschrijfelijk verdriet. Toen zei Hij, mijn gezicht strelend met
zijn hand: “Arme dochter, wat lijd je” en
vlug trok Hij zich terug. Toen dacht ik bij mezelf: “Jezus heeft me vele keren
gezegd dat Hij heel veel van me houdt en dat ook Hij lijdt als Hij mij ziet
lijden onder zijn afwezigheid. Wie weet hoeveel Hij nu lijdt als Hij ziet hoe
ik versteend ben door de pijn van zijn afwezigheid. Om zijn pijn te milderen
wil ik sterk worden. Ik wil proberen om gelukkiger te zijn, minder somber en
aandachtiger om mijn vlucht en mijn houding in zijn Wil vol te houden. Zo kan ik
Hem mijn kus van troost geven, niet gekwetst, maar vredig en vreugdevol, een
kus die Hem niet droevig maakt”.
“Mijn dochter, het is waar dat, wanneer Ik je beroof
van mijn aanwezigheid en Ik je meer zie lijden, hoe meer pijn Ik voel. Omdat
mijn afwezigheid de oorzaak is, is deze pijn niets dan het gevolg van de liefde
die je voor Me hebt. Als je gekwetst bent en overweldigd, echoën de kloppingen
van jouw hart zich in het mijne en veroorzaken bij Mij het gevoel van nood en
zwaarte. Oh, als je maar eens wist hoeveel pijn het Mij geeft als Ik je zie
lijden vanwege Mij. Je zou er altijd omzichtig en fijngevoelig mee omgaan. Je
zou altijd voorzichtig zijn om niets aan mijn verdriet toe te voegen. Want de
pijnen van degene die Mij het meest beminnen zijn die welke voortdurend mijn
hart binnenstromen. Kijk de wonde die je ziet in het centrum van mijn hart waar
een vlam uit komt, is van jou. Maar wees niet neerslachtig want ofschoon het
Mij veel pijn geeft, schenkt het Mij ook grootste Liefde. Wees in vrede. Ik zal
voortgaan met mijn rechtvaardigheid, maar Ik zal je niet verlaten. Ik zal
dikwijls terugkomen al is het maar een lichtflits. Ik zal niet ophouden met
mijn bezoekjes aan jou”.
deel 14 – 12 mei 1922
Ik dacht bij mezelf:
“Wie weet hoe ik Hem heb beledigd? Waarom komt mijn lieve Jezus niet zoals
gewoonlijk? Hoe kan het dat de vriendelijkheid van zijn allerheiligst Hart die
zo graag zwicht voor degene die Hem liefhebben, in staat is geweest om mijn
vele verzoeken te weerstaan?” Terwijl ik me bezig hield met deze en andere
soortgelijke gedachten kwam Hij uit mijn binnenste en hulde me in een prachtige
mantel van licht zo schitterend dat ik niets zag dan licht en toen zei Hij: “Mijn dochter, waar ben je bang voor? Kijk,
om je gerust te stellen en je beschermd te laten voelen, heb Ik je bedekt met
deze mantel van licht zodat geen schepsel of ding je kan schaden. Bovendien,
waarom wil je tijd verspillen met te overdenken hoe je Mij hebt beledigd? Het
vergif van de schuld komt niet binnen in degenen die leven in mijn Wil. Ach,
mijn dochter, de heiligheid in mijn Wil is nog niet bekend. Iedere soort
heiligheid heeft zijn specifieke kwaliteit. Velen zijn verbaasd te horen dat Ik
zo dikwijls bij je kom omdat Ik dit gewoonlijk niet doe met andere zielen. De
heiligheid van mijn Wil is niet te scheiden van Mij. Om een ziel te verheffen
tot het niveau van het goddelijke, moet Ik haar ofwel vereenzelvigen met mijn
Mensheid, of met het Licht van mijn Godheid. Ik kan in de ziel geen zienswijze
volhouden over acten in mijn Wil, als mijn acten en haar acten niet één enkele
act zouden zijn. Daarom neemt de ziel die in mijn Wil leeft al mijn
eigenschappen op en samen met Mij stroomt zij in ieder van mijn acten,
inclusief de acten van mijn rechtvaardigheid. Daarom verberg Ik, als Ik wil
straffen, mijn Mensheid voor jou. Mijn Mensheid is meer toegankelijk voor de
menselijke natuur. En jij die de weerspiegeling van mijn Mensheid ontvangt,
voelt de liefde en het medelijden dat Ik voor de zielen heb. Met deze
menselijke eigenschappen neem je Mij de plagen af die Ik wil gebruiken om hen
te straffen. Als zielen Mij aanzetten om hen te straffen, verberg Ik daarom
voor jou mijn Mensheid en verhef Ik je in het Licht van mijn Godheid. Geboeid
door mijn Godheid ben je daar gelukkig en ervaar je niet de weerspiegelingen
van mijn Mensheid. Dan ben Ik vrij om schepselen te straffen.
Ofwel Ik toon jou mijn Mensheid en laat jou delen in
mijn acten van barmhartigheid voor schepselen òf Ik neem jou op in het Licht
van mijn Godheid om je te laten delen in de acten van mijn rechtvaardigheid. Je
bent altijd met Mij, maar als Ik je opneem in het hart van mijn Godheid schenk
Ik je een grotere genade. Toch klaag je, als je mijn Mensheid niet ziet, dat Ik
je van Mij beroof en je beseft niet de grotere genade die je krijgt”.
Toen ik hoorde dat ik
deelnam in de acten van rechtvaardigheid vond ik ’t afschuwelijk en zei Hem:
“Mijn Liefde, betekent dit dat als U nu schepselen straft, door hun huizen te
vernietigen, ik hierin met U meewerk? Nee, nee. Moge de Hemel mij beletten om
mijn broeders te treffen. Als U wilt straffen, zal ik klein worden in uw Wil en
ik zal niet in U opgaan om niet deel te nemen aan wat U doet. Ik wil deelnemen
aan alles wat U doet, maar aan deze act, schepselen te straffen, nee, nooit”. Jezus
antwoordde: “Waarom ben je geschokt? In
mijn Wil kun je je niet uitsluiten van wat Ik doe. Dit is inherent aan het leven in mijn Wil. Dit is nu juist de
unieke kenmerkende hoedanigheid van de heiligheid van het leven in mijn Wil:
niets van uit jezelf doen, maar eerder doen wat God doet. Bovendien houden mijn
rechtvaardigheid, mijn heiligheid en mijn liefde de rechten van het goddelijke
in evenwicht. Als er geen rechtvaardigheid zou zijn, zou Ik te kort schieten in
de volheid van de volmaaktheid van mijn Godheid. Als je in mijn Wil wilt leven,
maar niet wilt delen in de acten van rechtvaardigheid, kan de heiligheid
geschapen in mijn Wil zijn volmaakte vervulling niet bereiken. Als twee wateren
samen zijn gaan stromen wordt de één gedwongen te doen wat de ander doet. Als
zij daarentegen gescheiden zijn, volgt ieder zijn eigen weg. Mijn Wil en jouw
wil zijn deze twee wateren die samengestroomd zijn en wat de één doet moet ook
gedaan worden door de ander. Daarom wil Ik dat je altijd in mijn Wil bent”. Toen
gaf ik me totaal over aan zijn Wil, hoewel ik een sterk gevoel van tegenzin
tegen rechtvaardigheid voelde. Mijn lieve Jezus keerde terug en vervolgde: “Als je eens wist hoeveel pijn ’t doet om
mijn rechtvaardigheid te gebruiken en hoeveel Ik schepselen bemin! De hele
schepping is voor Mij wat het lichaam is voor de ziel van een schepsel, wat de
schil is voor de vrucht. Ik ben voortdurend in actie samen met de mens, maar
het geschapene verbergt Mij zoals het lichaam de ziel verbergt. Toch zou het
lichaam zonder de ziel geen leven hebben.
Op de zelfde manier benader Ik de mens doorheen al het
geschapene. Ik raak hem aan en geef hem leven. Ik ben verborgen in het vuur en
Ik benader hem met de warmte. Als Ik niet in het vuur zou zijn, zou het geen
warmte geven. Het zou zijn als geschilderd vuur zonder leven. Terwijl Ik de
mens benader in het vuur, herkent hij Me niet en hij groet Me niet. Ik ben in
het water en Ik benader hem door zijn dorst te lessen. Als Ik niet in ’t water
was, zou het de dorst niet lessen. Het zou dood water zijn. Toch als Ik de mens
bezoek, gaat hij Mij voorbij zonder een knikje. Ik ben verborgen in het
menselijk voedsel en Ik bezoek hem door hem substantie te geven, kracht en
geur. Als Ik niet aanwezig zou zijn in zijn voedsel, zou de mens afschoon hij
at, voortdurend vasten. Ondanks dit alles echter, keert de mens zijn rug naar
Me toe, terwijl hij zijn voedsel aan Mij ontleent. Ik ben verborgen in de zon
en Ik bezoek de mens met mijn licht op bijna ieder moment. Maar de ondankbare
mens beantwoordt dit met voortdurende beledigingen. Ik bezoek de mens in alles,
in de lucht die hij inademt en de bloemen die hem parfumeren, in de milde
verfrissende bries, in de rollende donder, in alles. Mijn bezoeken zijn niet te
tellen. Zie je hoe Ik de mens liefheb? En jij die in mijn Wil bent, bent mijn
deelgenoot als Ik de mens bezoek om hem leven te geven. Wees daarom niet
geschokt als je soms deelt in mijn rechtvaardigheid”.
deel 14 – 15 mei 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand voelde ik me overstelpt door het gemis van mijn lieve
Jezus. Ik was aan ’t bidden toen ik iemand achter me voelde. Niet beseffend dat
het Jezus was, overviel me angst en ik voelde een koude rilling. Toen toonde
Hij zich en stak zijn arm uit en mijn hand in de zijne nemend zei Hij: “Wees niet bang, Luisa, Ik ben het!” Verbijsterd
en moe van het wachten op Hem zei ik: “Het is duidelijk, Jezus, dat U me niet
langer liefhebt zoals eerst. U hebt alles van me weggenomen zelfs het lijden. U
was alles wat ik over had. Maar heel dikwijls verdween U en ik wist niet wat te
doen of waar U te vinden. Ach, het is waar. U houdt niet langer van mij”.
Jezus keek zeer
ernstig, zo vol waardigheid dat het ongerust maakte en vervolgde: “Je beledigt Me als je zegt dat Ik je niet
lief heb zoals eerst. Wees voorzichtig omdat louter de kleinste twijfel aan
mijn liefde een belediging voor Mij is van het grootste belang. Dus Ik houd
niet van jou? Dus, Ik houd niet van jou? Dus alle genaden die Ik je gegeven heb
en die Ik voor je voorbereid zijn je niets waard?”
Ik raakte in de war
en was echt bang als Ik naar Jezus ernstige gezicht keek. Maar diep in mijn
hart smeekte ik om vergeving en barmhartigheid. Toen werd zijn
gezichtsuitdrukking zachter en Hij zei: “Beloof
Me dat je dit nooit meer zult zeggen. Om je te tonen dat Ik je bemin, wil Ik je
laten lijden door je te laten delen in mijn smarten”. Na mij een beetje te
laten lijden ging Hij verder: “Nu wil Ik
je tonen hoe Ik je lief heb”. Toen toonde Hij me zijn geopende hart waaruit
onmetelijke zeeën stroomden van macht, wijsheid, goedheid, liefde, schoonheid
en heiligheid. In het centrum van elke zee stond geschreven: Luisa, dochter van
mijn onmetelijkheid, Luisa, dochter van mijn macht, Luisa, dochter van mijn
wijsheid, Luisa, dochter van mijn goedheid, Luisa, dochter van mijn liefde,
Luisa, dochter van mijn schoonheid, Luisa, dochter van mijn heiligheid”. Hoe
meer ik zag, hoe meer ik in de war raakte. En Jezus vervolgde: “Heb je gezien hoe Ik je lief heb en dat je
naam staat geschreven niet alleen in mijn hart, maar ook in al mijn
eigenschappen? Deze naam van jou, geschreven in Mij, opent voor jou nieuwe
stromen van genaden van licht, liefde enz. Toch zeg je ondanks dit alles, dat
Ik je niet bemin? Hoe kun je zoiets zelfs maar geloven”. Alleen Jezus weet
hoe verpletterd ik was bij de gedachte dat ik Hem had beledigd – vooral in zijn
aanwezigheid. Oh mijn God, wat een verdriet! Wat afschuwelijk is schuld!
deel 14 – 19 mei 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn altijd beminnelijke Jezus zich in mijn binnenste waar Hij
een kleine deur opende. Hij steunde op zijn armen en stak zijn hoofd naar
buiten om te zien wat andere schepselen aan ’t doen waren. Ik keek samen met
Jezus, maar wie kan al het kwaad beschrijven dat men zag, de beledigingen tegen
Hem en de straffen die op hen zouden neerkomen. Zulk een pijnlijk uitzicht was
afschuwelijk. Ik zag ook onze arme natie getroffen door de goddelijke geseling.
Toen zag ik Jezus blik vol tederheid, liefde en pijn en ik herinnerde me hoe ik
een paar dagen eerder niet in staat was geweest om zijn gezicht en zijn blik te
richten op de schepselen en ik zei: “Mijn Liefde en mijn Leven. Kijk hoe onze
dierbare broeders lijden. Zou U geen medelijden hebben? Hoe graag zou ik alles
willen lijden als dit zou voorkomen dat zij getroffen worden door de straffen.
Kom nu, dit is een plicht, mij opgelegd, door mijn toestand als slachtofferziel
in navolging van U. Leed U niet alles voor ons? Wilt U mij niet laten lijden om
hen te vrijwaren voor deze straffen. Wilt U niet dat ik U na doe, U, die zoveel
leed?”
Jezus onderbrak me: “Ach mijn dochter, de mens heeft zo’n niveau
van verdorvenheid bereikt dat Ik hem alleen met afschuw kan bezien. Als Ik naar
hem kijk, is dat alleen vanuit jouw binnenste. Omdat Ik in jou al de tederheid
vind van mijn Mensheid en al mijn gebeden, ben Ik tot medelijden bewogen en uit
liefde voor jou wil Ik levens sparen. De mens heeft meedogenloze zuiveringen
nodig. Anders zal hij de werkelijkheid niet zien en zal hij zijn dwaalwegen
niet verlaten. Daarom zal Ik alles door elkaar schudden om alle dingen te
vernieuwen. Ik zal het onverwachte doen, nieuwe straffen waarvan de mens de
bron niet zal kunnen ontdekken, om de mens te verwarren. Maar vrees niet,
vanwege jouw liefde zal Ik een deel van de Schepping vrijstellen en sparen want
Ik ervaar in jou, zoals in mijn Mensheid, de stroom van medeleven met alle
schepselen. En daarom is het heel moeilijk voor Mij om je niet iets toe te
staan of je niet in iets te behagen”.
Nadien bevond ik me
buiten mezelf op een zeer hoog punt, waar ik mijn hemelse Moeder aantrof, onze
overleden aartsbisschop, mijn ouders en mijn lieve Jezus in de armen van de
bisschop. Toen de bisschop me zag, gaf hij me Jezus in mijn armen en zei: “Neem
Hem, mijn dochter en schep vreugde in Hem”. En Jezus, genietend in mijn armen
zei: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil,
Ik wil de banden vernieuwen van het grote geschenk om je in mijn Wil te laten
leven. Daarom wilde Ik als getuigen van dit gebeuren: mijn lieve Moeder, de
bisschop die betrokken was bij jouw spirituele begeleiding toen hij op aarde
was en je ouders. Aldus zul je sterker in mijn Wil bevestigd worden. Je zult al
de stroming ontvangen en al het goede dat mijn Wil insluit en zij zullen als
eersten de glorie ontvangen van de uitwerking van jouw leven in mijn Wil.
Je bent slechts een atoom binnen mijn Wil, maar in dit
atoom leg Ik de hele substantie en kracht van mijn Wil, zodat als jij beweegt
de onmetelijke zee van mijn Wil deze beweging zal ontvangen en het water ervan
zal schuimen. Deze beweging zal zorgen dat haar water haar frisheid uitademt,
haar geuren. En zij zullen over stromen voor het heil van Hemel en aarde. Een
atoom is klein, heel licht en niet in staat de hele onmetelijke zee van mijn
Wil in beroering te brengen. Maar wanneer het de hele substantie van mijn Wil
bevat, kan het alles en jij zult ruimte voor Mij maken opdat Ik andere
goddelijke acten vanuit Mijzelf kan geven. Je zult zijn als een steen die in
een fontein wordt gegooid. Als die valt, ontstaan er golven in het water, het
wordt bewogen en geeft zijn frisheid en geur af.
De steen kan de bron niet laten overstromen omdat die
niet de substantie en kracht van mijn Wil bevat. Maar omdat jouw atoom de
substantie van mijn Wil bevat, beweegt en beroert het niet alleen mijn hele
zee, maar stroomt ook over Hemel en aarde. In één adem zul je mijn Wil opnemen
en al de zegeningen die Die bevat en met de volgende zul je het uitademen.
Iedere keer als je dit doet, zul je mijn leven en mijn geschenken
vermenigvuldigen. In de Hemel genieten de zaligen van alle zaligheid die mijn
Wil bevat en zij leven als in zijn eigen centrum. Maar zij kunnen mijn Wil niet
vermenigvuldigen want in hen zijn hun verdiensten vastgelegd. Daarom ben jij
gelukkiger dan zij, omdat jij mijn leven kan vermenigvuldigen in mijn Wil en
alle weldaden daarin. Mijn Wil die vreugde schept in jou is in actie en mijn
Wil heeft jouw acten nodig om Mij te vermenigvuldigen. Daarom verlang Ik, als
jij in actie komt, om te zien dat je in actie komt in mijn wil, zodat Ik
Mijzelf vermenigvuldigd kan zien in jouw act. Hoe alert moet je zijn zodat
niets je ontsnapt.
deel 14 – 8 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand dacht ik na over de pijn die mijn lieve Jezus leed in de Hof van
Olijven toen Hij al onze schulden voor zich zag. Toen zei Jezus binnen in mij,
hevig gekweld: “Mijn dochter, mijn pijn
was oneindig en onbegrijpelijk voor het geschapen brein. Het was vooral intens
toen Ik ’t verworden menselijk intellect zag. Mijn prachtige beeld dat Ik
kopieerde in het geschapen brein was niet langer mooi maar lelijk –
afschuwelijk. Ik gaf de mens wil en intellect en geheugen. De glorie van mijn
hemelse Vader straalde vanuit deze menselijke wil waaraan hij vóór al het
andere, zijn macht, heiligheid en hoogte meedeelde. Hij verhief die hiermee en
bekleedde die met zijn eigen heiligheid, macht en adeldom. Zodoende liet Hij
alle wegen open tussen Hemzelf en de menselijke wil, zodat de menselijke wil
zich steeds meer kon verrijken met de schatten van mijn Godheid. Er bestond geen
idee van “jouw” en “mijn” wat betreft de menselijke wil en de goddelijke. Alles
was gezamenlijk en met wederzijds goedvinden. De menselijke wil was ons beeld,
gelijk aan ons Wezen, de weerspiegeling van Onszelf. En daarom was ons leven
bestemd om zijn leven te zijn. Mijn Vaders Wil schiep een vrije en
onafhankelijke wil als primaire act van de mens, net zoals zijn Goddelijke Wil
mijn Vaders primaire act is. Maar hoe misvormd is deze wil geworden, vrijheid
is ingeruild voor verslaving aan de meest verdorven begeerten. Ach, deze
menselijke wil is de oorzaak van alle menselijke ellende! Zij is niet langer
herkenbaar. Hoe diep is ze gevallen van haar edele voetstuk, hoe misselijk
makend om te zien.
Als tweede act verrijkte Ik, Zoon van God, de mens met
intellect en voegde aan zijn intellect mijn wijsheid toe en de kennis van alle
dingen zodat hij al wetend ervan kon genieten en vreugde kon vinden in het
goede ervan. Maar, wee Mij! Wat zit het intellect van schepselen vol smerige
ondeugden! Het heeft deze kennis gebruikt om de Schepper te verwerpen.
In de derde act werkte de heilige Geest en gaf aan het
schepsel een geheugen zodat het, als het zich de vele weldaden herinnerde,
ontvangen in de intieme relatie met de Schepper, het voortdurend stromen van
liefde kon laten vloeien. Liefde was bestemd om haar te kronen, haar te
omhelzen en door te dringen in zijn hele leven. Maar hoe triest wordt de
eeuwige Liefde! Dit geheugen herinnert zich pleziertjes, rijkdommen en zelfs
zonden.
Dus de Heilige Drie-eenheid wordt verbannen uit
diezelfde geschenken die Die aan zijn schepsel heeft gegeven. Mijn verdriet bij
het zien van deze misvormingen van deze drie vermogens aan de mens geschonken,
is onbeschrijfelijk. Wij hadden onze troon in hem opgericht en hij heeft Ons buiten
geworpen”.
deel 14 – 12 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn lieve Jezus zich vol verdriet. Hij leek zijn
rechtvaardigheid te laten gelden, maar alsof hij gedwongen werd door de
schepselen zelf. Ik vroeg Hem de kastijdingen te minderen en Hij zei: “Mijn dochter, tussen Schepper en schepselen
is er niets dan stromen liefde. De zonde onderbreekt deze stromen en start de
stromen van rechtvaardigheid. Mijn rechtvaardigheid verdedigt de rechten van
mijn verontwaardigde liefde, van mijn verminkte liefde die stroomt tussen
Schepper en schepselen. Op mijn weg onder de schepselen verlangt mijn
rechtvaardigheid deze verminkte liefde te herstellen. Oh! Als de mens maar eens
niet zondigde. Dan hoefde mijn rechtvaardigheid niet in actie te komen. Maar zo
gauw er schuld is, komt mijn rechtvaardigheid in actie. Denk jij dat Ik de mens
verlang te straffen? Nee, nee het geeft Me verdriet. Het is heel moeilijk voor
Mij om de mens te treffen. Maar het is de mens zelf die Mij dwingt hem te
kastijden. Bid dat de mensheid spijt krijgt en verandert, zodat de
rechtvaardigheid na de liefdestroom hersteld te hebben zich snel zal
terugtrekken”.
deel 14 – 13 april 1922
Ik bad mijn
gebruikelijke gebeden toen mijn altijd lieflijke Jezus me achter me verraste, mijn
naam riep en zei: “Luisa van mijn
Goddelijke Wil, wil jij altijd in mijn Goddelijke Wil leven?”
Ik antwoordde: “Ja,
oh Jezus” Hij zei: “Maar wil je werkelijk
in mijn Wil leven?” Ik antwoordde: “Echt waar, mijn Liefste. Bovendien, ik
zou geen andere wil erkennen noch accepteren”. En weer zei Jezus: “Maar – meen je dat echt?” Toen voelde
ik me verward en bijna angstig en ik voegde er aan toe: “Jezus, mijn Leven, U
maakt me bang met deze vragen. Verklaar U nader. Ik zeg het met zekerheid, maar
altijd met uw hulp en met de kracht van uw Wil die me zo omgeeft dat ik niet
anders zou kunnen dan in uw Wil leven”. Hij slaakte een zucht van verlichting
en vervolgde: “Wat maken jouw drie
bevestigende antwoorden Me gelukkig! Vrees niet, het zijn alleen maar opnieuw
bevestigingen om het drievoudige zegel aan te brengen van de Wil van de drie
goddelijke Personen. Weet dat ieder die leeft in mijn Goddelijke Wil tot zulke
hoogte moet stijgen dat zij leven in de schoot van de allerheiligste Drie-
eenheid. Jouw leven en het onze moeten als één zijn. Dat is noodzakelijk. Het
is juist dat je weet waar je staat en in wiens gezelschap en dat je je aanpast
aan alles wat Wij doen. Dus jij zult in onze schoot leven met volle bewustzijn,
uit vrije wil, zonder dwang en uit liefde. Ben je vertrouwd met ons goddelijk
Leven? Wij amuseren Ons door vanuit Onszelf nieuwe beelden van Onszelf voort te
brengen. Wij vormen voortdurend beelden van Onszelf, zo veel dat Hemel en aarde
er vol van zijn en hun schaduwen duiken overal op. De zon is ons beeld; haar
licht is een schaduw van ons Licht dat de hele aarde verlicht. Het hemelgewelf
is ons beeld. Het strekt zich overal uit als een schaduw van onze
onmetelijkheid. De mens is ons beeld. Hij draagt in zich onze macht, wijsheid
en liefde. Dus Wij doen niets anders dan voortdurend beelden scheppen naar onze
gelijkenis.
Wie in onze Goddelijke Wil leven en in onze schoot,
moeten net zoveel beelden van Onszelf vormen, moeten met Ons samen werken,
moeten vanuit zichzelf kopieën van Onszelf laten ontstaan om de hele aarde en
de Hemel ermee te vullen. Wij schiepen de eerste mens met onze handen en gaven
hem leven met onze adem. Na de schepping van die eerste mens kwamen alle andere
mensen uit hem voort naar zijn beeld. Onze macht die doorheen alle generaties
stroomt schept deze kopieën. Omdat jij bent aangesteld tot de eerstgeboren
dochter van mijn Wil, is het nodig dat jij met Ons leeft als het eerste beeld
van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft. Terwijl je met Ons samen leeft,
neem je onze zelfde ingesteldheid over. Je leert geleidelijk onze wijze van
handelen met onze kracht. Als Wij klaar zullen zijn met van jou de eerste kopie
te maken van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft, zullen andere kopieën
volgen.
De weg van onze Wil is lang. Hij sluit de hele
eeuwigheid in. Al lijkt het dat je de hele lengte hebt afgelegd, toch is er nog
veel grond over om te bedekken. Je moet nog veel van ons krijgen om onze
werkwijzen te leren en de eerste kopie van een ziel te vormen die in onze
Goddelijke Wil leeft. Het is het grootste werk dat Wij moeten doen. Daarom
moeten We je veel geven en het is absoluut nodig dat We je geschikt maken om te
ontvangen. Daarom herhaalde Ik mijn vragen. Het is om je geschiktheid voor te
bereiden, om je te laten groeien, om je te leren berusten in mijn plannen met
jou. Zo groot is mijn verlangen hiernaar dat ik alles opzij zet om mijn
bedoeling te realiseren. Wees daarom vol aandacht en trouw aan Mij.
deel 14 – 17 april 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand was ik buiten mezelf toen ik mijn lieve Jezus zag, mijn
Leven en mijn alles. Ontelbare zonnen van Licht gingen van Hem uit die hem
omgaven. Ik vloog naar de kern van dat Licht, wierp me in zijn armen en
omhelsde Hem zeer, zeer innig en zei: “Eindelijk heb ik U gevonden. Nu verlaat
ik U nooit meer. U laat me te lang wachten. Zonder U ben ik levenloos en ik kan
niet zonder u leven. Dus nu zal ik U nooit meer verlaten”. Ik omhelsde Hem nog
inniger uit angst dat Hij zou vluchten. En Jezus zei, alsof Hij vreugde schiep
in mijn omhelzingen: “Mijn dochter, wees
niet bang. Ik zal je niet meer verlaten. Zoals jij niet buiten Mij kunt, zo kan
Ik ook niet zonder jou. En om je te verzekeren dat Ik je niet zal verlaten zal
Ik je vastketenen en je vastbinden met mijn eigen Licht”. Ik bleef zo
opgenomen en verweven met Jezus Licht dat het leek of ik geen manier meer kon
vinden om weg te gaan. Hoe gelukkig voelde ik me en hoeveel begreep ik in dat
Licht.
Vol verlangen naar
woorden om me uit te drukken, herinner ik me alleen dat Hij me zei: “Dochter, van mijn Wil, dit Licht dat je
ziet is niets anders dan mijn Goddelijke Wil. Die wil jouw wil in zich op nemen
om van jou ons beeld te maken, dat van de drie goddelijke Personen. Onze Wil
verlangt jou geheel te transformeren in Onszelf. Die wil in jou onze Goddelijke
Wil achterlaten als goddelijke werken om te kopiëren wat Wij doen. Dus onze
beelden zullen van ons uitgaan. En onze Goddelijke Wil die in jou werkt zal
vele anderen in zich opnemen. Oh, wat zal het doel van de Schepping vervuld
worden. De echo van onze Wil zal de echo zijn van die zelfde Wil die jij bezit.
Er zal wederzijdse overeenkomst zijn, wederkerige liefde. Wij zullen volledig
in harmonie zijn en het schepsel zal één worden met zijn Schepper. Niets zal er
ontbreken aan onze vreugde en geluk om degenen die wij voortbrengen in de
Schepping. “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” zal tot volle
betekenis komen en zal zich realiseren. Onze wil, de enige werker in het
schepsel, zal allen tot zijn volheid brengen. En de Schepping zal Ons brengen
tot een goddelijk hoogtepunt. En We zullen het in onze schoot ontvangen als ons
werk, net zoals We het voortbrachten.
Als je niet zonder Mij kunt, komt dat door de echo van
mijn liefde die weerklinkt in jouw hart omdat die ook niet zonder jou kan. Als
weerklank zoek je naar Degene die jou zo liefheeft. En Ik zie dat Ik gezocht
word en voel Me genoodzaakt om je nieuwe liefdestromen te zenden opdat je Mij
meer zult zoeken”.
Ik zei: “Oh mijn
Liefde, hoewel ik U intens zoek, komt u soms niet. Daarom wil ik U, nu ik U heb
gevonden, niet meer loslaten. Ik wil niet terug naar mijn bed. Ik kan niet. Te
lang hebt U me laten wachten. Ik ben bang dat U, als ik U verlaat, me nog eens
van U wil beroven”. En ik omhelsde Hem inniger en zei telkens weer: “Ik wil U
niet meer loslaten. Ik wil U niet meer loslaten”. Jezus had plezier in mijn
houding en zei: “Mijn geliefde dochter,
je hebt gelijk dat je niet zonder Mij kunt, zonder je Leven, maar – wat betreft
mijn Wil, wat zullen we doen? Het is mijn Wil die wil dat je terug naar je bed
gaat. Wees niet bang, Ik zal je niet verlaten. Ik zal de lichtstroom van mijn
Wil tussen jou en Mij verlaten. Wanneer je naar Me verlangt, hoef je alleen
maar deze stroom aan te raken. En op de vleugels van mijn Wil zal Ik snel bij
je komen. Ga dan terug naar je bed, alleen maar omdat mijn Wil zijn plannen
voor jou kan afmaken zodat Die zijn weg in jou kan gaan. Ik zelf zal je
begeleiden om je de kracht te geven terug te gaan”. Maar oh, de
vriendelijkheid van Jezus. Het kwam mij voor dat Hij zonder mij niet zou
proberen me terug te laten gaan. Maar zo gauw ik Hem zei: “Jezus, doe wat U
maar wilt”, bevond ik me terug in mijzelf. Hierna trof ik mijzelf de hele dag
aan omgeven door Licht. Als ik het verlangde, raakte ik het Licht aan en Hij
kwam.
De volgende dag
bracht Hij me buiten mezelf en toonde me alle geschapen dingen. Jezus was niet
alleen Schepper en Beheerder, maar van Hem kwam ook het leven en de
instandhouding van alles. De stroom van de scheppende kracht stond voortdurend
in contact met de hele schepping. Als deze kracht één ogenblik zou ontbreken,
zou alles in het niets verdwijnen. Toen zei mijn lieve Jezus: “Aan de kinderen van mijn Wil wil Ik ’t
beheer geven over alles. Mijn beheer en het hunne moeten als één zijn. Als ik
Koning ben moeten zij koninginnen zijn. En als Ik jullie kennis geef van alles,
is dat voor jou niet louter om te weten, maar zo dat je met Mij kunt regeren en
deel hebben aan het behoud van alle geschapen dingen. Net zoals mijn Wil zich
uitstrekt vanuit Mij over alle schepselen, zo wil Ik dat het zich uitstrekt
vanuit jullie”.
Nadien wees Hij op
een plaats in de wereld waar zwarte rook opsteeg en hij zei: “Kijk, daar zijn politici
die willen beslissen over het lot van naties. Maar zij handelen zonder
Mij. En waar Ik niet ben, kan geen Licht zijn. Zij hebben alleen de rook van
hun begeerten die hen ten zeerste verblinden. Daarom komt er niets goeds uit
hen. Zij zullen er alleen in slagen elkaar te tergen waardoor zij zelfs ernstiger
gevolgen teweeg brengen. Arme volkeren, geleid door blinden vol eigenbelang.
Deze mensen zullen de geschiedenis ingaan als belachelijk – alleen in staat om
ondergang en wanorde te veroorzaken. Maar laat ons weggaan. Laten we hen alleen
laten met hun eigen listen zodat zij zullen leren van de gevolgen van hun
handelen zonder Mij”. Toen verdween Jezus en ik kwam weer tot mezelf.
deel 14 – 21 april 1922
Alles wat ik heb
geschreven en blijf schrijven wordt gedaan uit gehoorzaamheid, maar meer uit
angst dat mijn Jezus ontevreden wordt over mij en mij berooft van Zichzelf. Hij
weet hoe moeilijk dat is voor mij! Als ik één dag doorbreng zonder Jezus, oh,
mijn God, wat een verdriet. Ik zei bij mezelf: hoe snel brak Hij zijn belofte
om me niet te verlaten. Oh, heilige, eeuwige Wil, breng me mijn hoogste Goed,
mijn Alles. De pijn die ik voelde was zodanig dat ik dwars en verdrietig werd.
In deze toestand probeerde ik me te verenigen met zijn Goddelijke Wil. Toen
kwam Jezus en Hij leek te wenen, zijn hart gebroken in talrijke stukjes. Toen
ik Hem zag wenen, vergat ik mijn zorgen. Ik omhelsde Hem, droogde zijn tranen
en zei: “Waarom weent U? Zeg me eens, wat hebben ze U aangedaan?” Hij
antwoordde: “Oh, mijn dochter, zij zijn
vreselijk openlijk verzet aan ’t voorbereiden, een verzet door hun leiders
gestimuleerd. Zo groot is mijn verdriet dat Ik voel hoe mijn hart in stukken
breekt. Oh hoe terecht is het om mijn rechtvaardigheid over de schepselen uit
te storten. Kom daarom samen met Mij in mijn Wil. Laten we ons verheffen tussen
Hemel en aarde en samen de verheven majesteit aanbidden. Laten we Hem zegenen
en Hem eer betonen namens allen, zodat Hemel en aarde vol zullen zijn van
aanbidding, eerbetoon en zegeningen en dat allen hun weldadige uitwerking mogen
ontvangen”.
Toen bracht ik een
hele morgen met Jezus door, biddend in zijn Wil. Maar oh, wat een verrassing.
Ofschoon we telkens één gebed baden, verspreidde de Goddelijke Wil het over ’t
geschapene en het liet zijn sporen na op allen. Ons gebed steeg op in hemelse sferen
waar al de zaligen niet alleen het teken kregen, maar het was oorzaak van
nieuwe zaligheid. Het daalde af beneden de aarde, zelfs in het vagevuur. En
allen kregen zijn weldadige uitwerking. Wie kan zeggen hoe men bidt met Jezus
en alle uitwerking die het teweegbrengt.
Na dit gezamenlijk
gebed zei Jezus: “Mijn dochter, zag je
het effect van het bidden in mijn Wil. Omdat er geen plaats bestaat waar mijn
Wil niet is, circuleert Die in alles en allen. Die is Leven, de Werker en
Toeschouwer van alles. Dus acten gedaan in mijn Goddelijke Wil worden leven.
Zij handelen en zijn toeschouwer van alles, zelfs van de vreugde, de zaligheid
en het geluk van de heiligen. Zij brengen overal Licht en de geurige lucht van
degenen die vreugden en geluk uitstralen. Raak daarom nooit gescheiden van mijn
Wil. Hemel en aarde verwachten je om nieuwe glans te ontvangen”.
deel 14 – 25 april 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand was ik totaal opgenomen in de Goddelijke Wil, toen mijn
lieve Jezus zei: “De zon verlaat een
plant niet, maar liefkoost die eerder met zijn licht en maakt die vruchtbaar
met zijn warmte tot die bloemen en vruchten voortbrengt. Dan doet die hen vol
naijver rijpen, hij beschermt hen met zijn licht en doet alleen afstand van het
fruit wanneer het geplukt wordt door de boer als zijn voedsel. Zo gaat het met
acten gedaan in mijn Wil. Zo groot is mijn liefde en naijver ten opzichte van
hen dat mijn genade hen liefkoost. Mijn liefde ontvangt hen, maakt hen
vruchtbaar en doet hen rijpen. Ik laat duizend engelen waken over een enkele
act gedaan in mijn Wil. Omdat deze acten, gedaan in mijn Wil, zaden zijn om de
acten van mijn Wil op aarde zoals in de Hemel te laten ontkiemen, zijn allen
jaloers op deze acten. Ik geef hun mijn adem als dauw, mijn licht als schaduw.
En de engelen verrukt en vol eerbied, aanbidden hen omdat zij in deze acten de
eeuwige Wil zien die recht heeft op al hun aanbidding. Alleen wanneer zij
zielen vinden die hen willen nemen als goddelijk fruit, als hun eigen voeding,
wordt van deze acten afstand gedaan. Oh, de vruchtbaarheid en veelheid van deze
acten. Zelfs het schepsel dat die acten stelt kan hen niet tellen”.
Jezus omhelsde me
inniger en vervolgde: “Mijn dochter, deze
acten zijn zo groots dat als een ziel die stelt, er niets in de Hemel of op
aarde is dat er geen deel aan heeft. En de ziel wordt in relatie gebracht met
al het geschapene. Al het goede, de uitwerking en de waarde van de Hemel van de
zon, de sterren, het water, het vuur en al het overige, staan niet alleen
voortdurend in relatie met deze zielen maar komen eigenlijk in hun bezit. De
ziel is in harmonie met de hele schepping en de hele schepping is in harmonie
met haar.
Waarom is dit zo? Omdat zielen die in mijn Wil leven
schatkamers zijn, bewaarders, ondersteuning en verdediging van mijn Wil. Zij
lopen vooruit op wat Ik verlang en zonder dat Ik het opdraag, voeren zij mijn
verlangens uit. Zij verstaan de grootheid en heiligheid van mijn Wil en vol
naijver bewaken en verdedigen ze Die. Is het dan niet gepast voor allen die
verrukt zijn dat zij deze zielen beschouwen die hun God bevestigen door het
wonder van mijn Wil? Wie kan anders mijn rechten verdedigen dan degene die
leven in mijn Wil? Wie kan Mij beter lief hebben met liefde zonder eigenbelang,
gelijk aan mijn liefde, dan die zielen die in mijn Wil leven? Ik voel Me
sterker in deze zielen maar sterk met mijn eigen kracht. Ik ben als een koning
die zich sterker voelt, roemrijker, veiliger temidden van zijn trouwe dienaren
dan wanneer hij alleen is. Als hij alleen is, betreurt hij de afwezigheid van
zijn dienaren omdat hij niemand heeft aan wie hij zijn lasten kwijt kan,
niemand aan wie hij de schatten van zijn koninkrijk kan toevertrouwen. Ik ben
als zo’n koning. Wie kan trouwer zijn aan Mij dan degene die in mijn Wil leven?
Ik voel hoe mijn Wil wordt gekopieerd en daarom voel Ik Me roemrijker. Ik draag
mijn lasten aan hen over en stel mijn vertrouwen in hen”.
deel 14 – 29 april 1922
In mijn gebruikelijke
toestand zag ik mijn ziel en heel mijn innerlijk: gedachten, gevoelens,
hartslag, neigingen etc. veranderd in vele draden van licht. Deze werden langer
en zo veel langer dat zij uitgaande vanuit mijn binnenste, harmonieerden met de
zon. En nog hoger opstijgend raakten zij de hemelen en verspreiden zich over de
hele aarde. Terwijl ik hier naar keek, merkte ik op dat mijn lieve Jezus al die
lichtdraden in zijn hand hield en met schitterend meesterschap bestuurde Hij,
verlengde hen, vermenigvuldigde hen en breidde die uit zoveel Hij wilde.
Aangeraakt door het licht harmonieerden alle dingen met elkaar en zongen lof.
Toen zei mijn Jezus: “Mijn dochter, zie je hoe liefdevol Ik me
vermaak met acten gedaan in mijn Wil en hoe Ik die aanstuur. Mijn naijver is zo
groot dat Ik die aan niemand toevertrouw, zelfs niet aan de ziel zelf. Ik sta
niet toe dat ook maar één gedachte, één vezel nalaat om al de macht van mijn
Goddelijke Wil in te sluiten. Iedere act op zich bevat een goddelijk Leven.
Daarom voelt al het geschapene, als het geraakt wordt door deze acten, het
Leven van hun Schepper. Zij zingen lof als zij opnieuw dat almachtige Fiat
ervaren waaraan zij hun bestaan ontlenen. Deze mooie harmonie, deze draden van
licht komen uit jouw binnenste. Als jouw hart niet binnenin mijn Wil stroomt,
maar eerder in dat van iemand anders of in je eigen wil, zou jouw hart deze
vele kloppingen van goddelijke Leven missen. Menselijke hartslag zou in hun
plaats komen, zonder enig gevoel van goddelijk Leven, alleen menselijke vezels,
menselijke gevoelens enz. Omdat de mens niet in staat is licht te vormen maar
alleen duisternis, worden eerder draden van duisternis gevormd dan lichtdraden.
En mijn Wil wordt droevig omdat Die niet in staat is in jou alle macht van mijn
Goddelijke Wil te ontwikkelen”. Toen Jezus dit zei, wilde ik zien of er in
mijn ziel deze menselijke kloppingen bestonden die het Leven van de goddelijke
hartslag zouden onderbreken. Hoewel ik goed zocht, kon ik er geen vinden. Toen
vervolgde Jezus: “Tot nu toe is er niet
één “. Ik zeg je dat om je aandacht te vragen en je attent te maken op de
betekenis van het leven in mijn Wil. Het is leven met een eeuwige hartslag –
leven met de almachtige adem van mijn inspiratie”.
deel 14 – 8 mei 1922
In mijn gebruikelijke
toestand openbaarde de gezegende Jezus zich als een vluchtige lichtstraal maar
heel even. Nu eens toonde Hij de schaduw van zijn Licht, dan zijn hand enz. Ik
ondervond onbeschrijfelijk verdriet. Toen zei Hij, mijn gezicht strelend met
zijn hand: “Arme dochter, wat lijd je” en
vlug trok Hij zich terug. Toen dacht ik bij mezelf: “Jezus heeft me vele keren
gezegd dat Hij heel veel van me houdt en dat ook Hij lijdt als Hij mij ziet
lijden onder zijn afwezigheid. Wie weet hoeveel Hij nu lijdt als Hij ziet hoe
ik versteend ben door de pijn van zijn afwezigheid. Om zijn pijn te milderen
wil ik sterk worden. Ik wil proberen om gelukkiger te zijn, minder somber en
aandachtiger om mijn vlucht en mijn houding in zijn Wil vol te houden. Zo kan
ik Hem mijn kus van troost geven, niet gekwetst, maar vredig en vreugdevol, een
kus die Hem niet droevig maakt”.
“Mijn dochter, het is waar dat, wanneer Ik je beroof
van mijn aanwezigheid en Ik je meer zie lijden, hoe meer pijn Ik voel. Omdat
mijn afwezigheid de oorzaak is, is deze pijn niets dan het gevolg van de liefde
die je voor Me hebt. Als je gekwetst bent en overweldigd, echoën de kloppingen
van jouw hart zich in het mijne en veroorzaken bij Mij het gevoel van nood en
zwaarte. Oh, als je maar eens wist hoeveel pijn het Mij geeft als Ik je zie
lijden vanwege Mij. Je zou er altijd omzichtig en fijngevoelig mee omgaan. Je
zou altijd voorzichtig zijn om niets aan mijn verdriet toe te voegen. Want de
pijnen van degene die Mij het meest beminnen zijn die welke voortdurend mijn
hart binnenstromen. Kijk de wonde die je ziet in het centrum van mijn hart waar
een vlam uit komt, is van jou. Maar wees niet neerslachtig want ofschoon het
Mij veel pijn geeft, schenkt het Mij ook grootste Liefde. Wees in vrede. Ik zal
voortgaan met mijn rechtvaardigheid, maar Ik zal je niet verlaten. Ik zal
dikwijls terugkomen al is het maar een lichtflits. Ik zal niet ophouden met
mijn bezoekjes aan jou”.
deel 14 – 12 mei 1922
Ik dacht bij mezelf:
“Wie weet hoe ik Hem heb beledigd? Waarom komt mijn lieve Jezus niet zoals
gewoonlijk? Hoe kan het dat de vriendelijkheid van zijn allerheiligst Hart die
zo graag zwicht voor degene die Hem liefhebben, in staat is geweest om mijn
vele verzoeken te weerstaan?” Terwijl ik me bezig hield met deze en andere
soortgelijke gedachten kwam Hij uit mijn binnenste en hulde me in een prachtige
mantel van licht zo schitterend dat ik niets zag dan licht en toen zei Hij: “Mijn dochter, waar ben je bang voor? Kijk,
om je gerust te stellen en je beschermd te laten voelen, heb Ik je bedekt met
deze mantel van licht zodat geen schepsel of ding je kan schaden. Bovendien,
waarom wil je tijd verspillen met te overdenken hoe je Mij hebt beledigd? Het
vergif van de schuld komt niet binnen in degenen die leven in mijn Wil. Ach,
mijn dochter, de heiligheid in mijn Wil is nog niet bekend. Iedere soort heiligheid
heeft zijn specifieke kwaliteit. Velen zijn verbaasd te horen dat Ik zo
dikwijls bij je kom omdat Ik dit gewoonlijk niet doe met andere zielen. De
heiligheid van mijn Wil is niet te scheiden van Mij. Om een ziel te verheffen
tot het niveau van het goddelijke, moet Ik haar ofwel vereenzelvigen met mijn
Mensheid, of met het Licht van mijn Godheid. Ik kan in de ziel geen zienswijze
volhouden over acten in mijn Wil, als mijn acten en haar acten niet één enkele
act zouden zijn. Daarom neemt de ziel die in mijn Wil leeft al mijn
eigenschappen op en samen met Mij stroomt zij in ieder van mijn acten,
inclusief de acten van mijn rechtvaardigheid. Daarom verberg Ik, als Ik wil
straffen, mijn Mensheid voor jou. Mijn Mensheid is meer toegankelijk voor de
menselijke natuur. En jij die de weerspiegeling van mijn Mensheid ontvangt,
voelt de liefde en het medelijden dat Ik voor de zielen heb. Met deze
menselijke eigenschappen neem je Mij de plagen af die Ik wil gebruiken om hen
te straffen. Als zielen Mij aanzetten om hen te straffen, verberg Ik daarom
voor jou mijn Mensheid en verhef Ik je in het Licht van mijn Godheid. Geboeid
door mijn Godheid ben je daar gelukkig en ervaar je niet de weerspiegelingen
van mijn Mensheid. Dan ben Ik vrij om schepselen te straffen.
Ofwel Ik toon jou mijn Mensheid en laat jou delen in
mijn acten van barmhartigheid voor schepselen òf Ik neem jou op in het Licht
van mijn Godheid om je te laten delen in de acten van mijn rechtvaardigheid. Je
bent altijd met Mij, maar als Ik je opneem in het hart van mijn Godheid schenk
Ik je een grotere genade. Toch klaag je, als je mijn Mensheid niet ziet, dat Ik
je van Mij beroof en je beseft niet de grotere genade die je krijgt”.
Toen ik hoorde dat ik
deelnam in de acten van rechtvaardigheid vond ik ’t afschuwelijk en zei Hem:
“Mijn Liefde, betekent dit dat als U nu schepselen straft, door hun huizen te
vernietigen, ik hierin met U meewerk? Nee, nee. Moge de Hemel mij beletten om
mijn broeders te treffen. Als U wilt straffen, zal ik klein worden in uw Wil en
ik zal niet in U opgaan om niet deel te nemen aan wat U doet. Ik wil deelnemen
aan alles wat U doet, maar aan deze act, schepselen te straffen, nee, nooit”.
Jezus antwoordde: “Waarom ben je
geschokt? In mijn Wil kun je je niet uitsluiten van wat Ik doe. Dit is inherent aan het leven in mijn
Wil. Dit is nu juist de unieke kenmerkende hoedanigheid van de heiligheid van
het leven in mijn Wil: niets van uit jezelf doen, maar eerder doen wat God
doet. Bovendien houden mijn rechtvaardigheid, mijn heiligheid en mijn liefde de
rechten van het goddelijke in evenwicht. Als er geen rechtvaardigheid zou zijn,
zou Ik te kort schieten in de volheid van de volmaaktheid van mijn Godheid. Als
je in mijn Wil wilt leven, maar niet wilt delen in de acten van rechtvaardigheid,
kan de heiligheid geschapen in mijn Wil zijn volmaakte vervulling niet
bereiken. Als twee wateren samen zijn gaan stromen wordt de één gedwongen te
doen wat de ander doet. Als zij daarentegen gescheiden zijn, volgt ieder zijn
eigen weg. Mijn Wil en jouw wil zijn deze twee wateren die samengestroomd zijn
en wat de één doet moet ook gedaan worden door de ander. Daarom wil Ik dat je
altijd in mijn Wil bent”. Toen gaf ik me totaal over aan zijn Wil, hoewel
ik een sterk gevoel van tegenzin tegen rechtvaardigheid voelde. Mijn lieve
Jezus keerde terug en vervolgde: “Als je
eens wist hoeveel pijn ’t doet om mijn rechtvaardigheid te gebruiken en hoeveel
Ik schepselen bemin! De hele schepping is voor Mij wat het lichaam is voor de
ziel van een schepsel, wat de schil is voor de vrucht. Ik ben voortdurend in
actie samen met de mens, maar het geschapene verbergt Mij zoals het lichaam de
ziel verbergt. Toch zou het lichaam zonder de ziel geen leven hebben.
Op de zelfde manier benader Ik de mens doorheen al het
geschapene. Ik raak hem aan en geef hem leven. Ik ben verborgen in het vuur en
Ik benader hem met de warmte. Als Ik niet in het vuur zou zijn, zou het geen
warmte geven. Het zou zijn als geschilderd vuur zonder leven. Terwijl Ik de
mens benader in het vuur, herkent hij Me niet en hij groet Me niet. Ik ben in
het water en Ik benader hem door zijn dorst te lessen. Als Ik niet in ’t water
was, zou het de dorst niet lessen. Het zou dood water zijn. Toch als Ik de mens
bezoek, gaat hij Mij voorbij zonder een knikje. Ik ben verborgen in het
menselijk voedsel en Ik bezoek hem door hem substantie te geven, kracht en
geur. Als Ik niet aanwezig zou zijn in zijn voedsel, zou de mens afschoon hij
at, voortdurend vasten. Ondanks dit alles echter, keert de mens zijn rug naar Me
toe, terwijl hij zijn voedsel aan Mij ontleent. Ik ben verborgen in de zon en
Ik bezoek de mens met mijn licht op bijna ieder moment. Maar de ondankbare mens
beantwoordt dit met voortdurende beledigingen. Ik bezoek de mens in alles, in
de lucht die hij inademt en de bloemen die hem parfumeren, in de milde
verfrissende bries, in de rollende donder, in alles. Mijn bezoeken zijn niet te
tellen. Zie je hoe Ik de mens liefheb? En jij die in mijn Wil bent, bent mijn
deelgenoot als Ik de mens bezoek om hem leven te geven. Wees daarom niet
geschokt als je soms deelt in mijn rechtvaardigheid”.
deel 14 – 15 mei 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand voelde ik me overstelpt door het gemis van mijn lieve
Jezus. Ik was aan ’t bidden toen ik iemand achter me voelde. Niet beseffend dat
het Jezus was, overviel me angst en ik voelde een koude rilling. Toen toonde
Hij zich en stak zijn arm uit en mijn hand in de zijne nemend zei Hij: “Wees niet bang, Luisa, Ik ben het!” Verbijsterd
en moe van het wachten op Hem zei ik: “Het is duidelijk, Jezus, dat U me niet
langer liefhebt zoals eerst. U hebt alles van me weggenomen zelfs het lijden. U
was alles wat ik over had. Maar heel dikwijls verdween U en ik wist niet wat te
doen of waar U te vinden. Ach, het is waar. U houdt niet langer van mij”.
Jezus keek zeer
ernstig, zo vol waardigheid dat het ongerust maakte en vervolgde: “Je beledigt Me als je zegt dat Ik je niet
lief heb zoals eerst. Wees voorzichtig omdat louter de kleinste twijfel aan
mijn liefde een belediging voor Mij is van het grootste belang. Dus Ik houd
niet van jou? Dus, Ik houd niet van jou? Dus alle genaden die Ik je gegeven heb
en die Ik voor je voorbereid zijn je niets waard?”
Ik raakte in de war
en was echt bang als Ik naar Jezus ernstige gezicht keek. Maar diep in mijn
hart smeekte ik om vergeving en barmhartigheid. Toen werd zijn
gezichtsuitdrukking zachter en Hij zei: “Beloof
Me dat je dit nooit meer zult zeggen. Om je te tonen dat Ik je bemin, wil Ik je
laten lijden door je te laten delen in mijn smarten”. Na mij een beetje te
laten lijden ging Hij verder: “Nu wil Ik
je tonen hoe Ik je lief heb”. Toen toonde Hij me zijn geopende hart waaruit
onmetelijke zeeën stroomden van macht, wijsheid, goedheid, liefde, schoonheid
en heiligheid. In het centrum van elke zee stond geschreven: Luisa, dochter van
mijn onmetelijkheid, Luisa, dochter van mijn macht, Luisa, dochter van mijn
wijsheid, Luisa, dochter van mijn goedheid, Luisa, dochter van mijn liefde,
Luisa, dochter van mijn schoonheid, Luisa, dochter van mijn heiligheid”. Hoe
meer ik zag, hoe meer ik in de war raakte. En Jezus vervolgde: “Heb je gezien hoe Ik je lief heb en dat je
naam staat geschreven niet alleen in mijn hart, maar ook in al mijn
eigenschappen? Deze naam van jou, geschreven in Mij, opent voor jou nieuwe
stromen van genaden van licht, liefde enz. Toch zeg je ondanks dit alles, dat
Ik je niet bemin? Hoe kun je zoiets zelfs maar geloven”. Alleen Jezus weet
hoe verpletterd ik was bij de gedachte dat ik Hem had beledigd – vooral in zijn
aanwezigheid. Oh mijn God, wat een verdriet! Wat afschuwelijk is schuld!
deel 14 – 19 mei 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn altijd beminnelijke Jezus zich in mijn binnenste waar Hij
een kleine deur opende. Hij steunde op zijn armen en stak zijn hoofd naar
buiten om te zien wat andere schepselen aan ’t doen waren. Ik keek samen met
Jezus, maar wie kan al het kwaad beschrijven dat men zag, de beledigingen tegen
Hem en de straffen die op hen zouden neerkomen. Zulk een pijnlijk uitzicht was
afschuwelijk. Ik zag ook onze arme natie getroffen door de goddelijke geseling.
Toen zag ik Jezus blik vol tederheid, liefde en pijn en ik herinnerde me hoe ik
een paar dagen eerder niet in staat was geweest om zijn gezicht en zijn blik te
richten op de schepselen en ik zei: “Mijn Liefde en mijn Leven. Kijk hoe onze
dierbare broeders lijden. Zou U geen medelijden hebben? Hoe graag zou ik alles
willen lijden als dit zou voorkomen dat zij getroffen worden door de straffen.
Kom nu, dit is een plicht, mij opgelegd, door mijn toestand als slachtofferziel
in navolging van U. Leed U niet alles voor ons? Wilt U mij niet laten lijden om
hen te vrijwaren voor deze straffen. Wilt U niet dat ik U na doe, U, die zoveel
leed?”
Jezus onderbrak me: “Ach mijn dochter, de mens heeft zo’n niveau
van verdorvenheid bereikt dat Ik hem alleen met afschuw kan bezien. Als Ik naar
hem kijk, is dat alleen vanuit jouw binnenste. Omdat Ik in jou al de tederheid
vind van mijn Mensheid en al mijn gebeden, ben Ik tot medelijden bewogen en uit
liefde voor jou wil Ik levens sparen. De mens heeft meedogenloze zuiveringen
nodig. Anders zal hij de werkelijkheid niet zien en zal hij zijn dwaalwegen
niet verlaten. Daarom zal Ik alles door elkaar schudden om alle dingen te
vernieuwen. Ik zal het onverwachte doen, nieuwe straffen waarvan de mens de
bron niet zal kunnen ontdekken, om de mens te verwarren. Maar vrees niet,
vanwege jouw liefde zal Ik een deel van de Schepping vrijstellen en sparen want
Ik ervaar in jou, zoals in mijn Mensheid, de stroom van medeleven met alle
schepselen. En daarom is het heel moeilijk voor Mij om je niet iets toe te
staan of je niet in iets te behagen”.
Nadien bevond ik me
buiten mezelf op een zeer hoog punt, waar ik mijn hemelse Moeder aantrof, onze
overleden aartsbisschop, mijn ouders en mijn lieve Jezus in de armen van de
bisschop. Toen de bisschop me zag, gaf hij me Jezus in mijn armen en zei: “Neem
Hem, mijn dochter en schep vreugde in Hem”. En Jezus, genietend in mijn armen
zei: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil,
Ik wil de banden vernieuwen van het grote geschenk om je in mijn Wil te laten
leven. Daarom wilde Ik als getuigen van dit gebeuren: mijn lieve Moeder, de
bisschop die betrokken was bij jouw spirituele begeleiding toen hij op aarde
was en je ouders. Aldus zul je sterker in mijn Wil bevestigd worden. Je zult al
de stroming ontvangen en al het goede dat mijn Wil insluit en zij zullen als
eersten de glorie ontvangen van de uitwerking van jouw leven in mijn Wil.
Je bent slechts een atoom binnen mijn Wil, maar in dit
atoom leg Ik de hele substantie en kracht van mijn Wil, zodat als jij beweegt
de onmetelijke zee van mijn Wil deze beweging zal ontvangen en het water ervan
zal schuimen. Deze beweging zal zorgen dat haar water haar frisheid uitademt,
haar geuren. En zij zullen over stromen voor het heil van Hemel en aarde. Een
atoom is klein, heel licht en niet in staat de hele onmetelijke zee van mijn
Wil in beroering te brengen. Maar wanneer het de hele substantie van mijn Wil
bevat, kan het alles en jij zult ruimte voor Mij maken opdat Ik andere
goddelijke acten vanuit Mijzelf kan geven. Je zult zijn als een steen die in
een fontein wordt gegooid. Als die valt, ontstaan er golven in het water, het
wordt bewogen en geeft zijn frisheid en geur af.
De steen kan de bron niet laten overstromen omdat die
niet de substantie en kracht van mijn Wil bevat. Maar omdat jouw atoom de
substantie van mijn Wil bevat, beweegt en beroert het niet alleen mijn hele
zee, maar stroomt ook over Hemel en aarde. In één adem zul je mijn Wil opnemen
en al de zegeningen die Die bevat en met de volgende zul je het uitademen.
Iedere keer als je dit doet, zul je mijn leven en mijn geschenken
vermenigvuldigen. In de Hemel genieten de zaligen van alle zaligheid die mijn
Wil bevat en zij leven als in zijn eigen centrum. Maar zij kunnen mijn Wil niet
vermenigvuldigen want in hen zijn hun verdiensten vastgelegd. Daarom ben jij
gelukkiger dan zij, omdat jij mijn leven kan vermenigvuldigen in mijn Wil en
alle weldaden daarin. Mijn Wil die vreugde schept in jou is in actie en mijn
Wil heeft jouw acten nodig om Mij te vermenigvuldigen. Daarom verlang Ik, als
jij in actie komt, om te zien dat je in actie komt in mijn wil, zodat Ik
Mijzelf vermenigvuldigd kan zien in jouw act. Hoe alert moet je zijn zodat
niets je ontsnapt.
deel 14 – 27 mei 1922
Ik dacht bij mezelf:
Als een act in zijn Wil zo belangrijk is, hoeveel laat ik er dan tot mijn
schande ontsnappen. Toen bewoog Jezus zich in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, er is zowel een voorafgaande
als een feitelijke act. Er is sprake van een voorafgaande act als de ziel, bij
het aanbreken van de dag haar wil plaatst in de Mijne en besluit en bevestigt
dat zij enkel in mijn Wil wil leven en handelen. Met deze act bereidt zij al
haar acten voor en laat die stromen in mijn Wil. Met deze voorbereidende
toestemming komt mijn Zon op en mijn leven wordt gekopieerd in al je acten als
in één enkele act. Maar de voorafgaande act kan verduisterd en bewolkt raken
door bepaalde menselijke handelswijzen: door eigen-wil, door gerichtheid op
zichzelf, door onvoorzichtigheid, door veronachtzaming enz. Al deze dingen zijn
als wolken die de zon belemmeren en het licht minder levendig maken als het op
’t aardoppervlak neerkomt. De actuele act daarentegen is niet onderhevig aan
mogelijke hinder van wolken, maar verwijdert eerder wolken die er zouden kunnen
bestaan. Die doet andere zonnen opkomen waarin mijn leven wordt gekopieerd met
steeds intenser licht en warmte, zelfs mooier dan de andere. Beide acten zijn
noodzakelijk. De voorafgaande act helpt, maakt geschikt en schept ruimte voor
de eigenlijke act. De actuele act beschermt en versterkt de neiging van de
voorafgaande act”.
deel 14 – 1 juni 1922
In mijn gebruikelijke
toestand mediteerde ik over de Uren van de Passie van mijn lieve Jezus, vooral
over het moment dat Hij werd voorgeleid bij Pilatus die Hem ondervroeg over
zijn koninkrijk. Toen zei mijn lieflijke Jezus: “Mijn dochter, dit was de eerste keer in mijn leven op aarde dat Ik te
doen had met een heidense heerser. Hij vroeg Me over mijn Koninkrijk en Ik
antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als het van deze wereld
was zouden duizenden engelen Mij verdedigen. Met deze woorden opende Ik mijn
Koninkrijk voor de heidenen en bracht hun mijn hemelse leer over. Zo waar was
dit dat Pilatus Me vroeg: ‘Wat, zijt Gij Koning?’ Ik antwoordde direct: ‘Ja, Ik
ben Koning. En Ik ben naar de wereld gekomen om de Waarheid te openbaren’. Met
deze woorden wilde Ik in zijn brein een weg banen om Mij te leren kennen.
Geraakt door mijn antwoord vroeg hij: “En, wat is waarheid?” maar hij wachtte
niet op mijn antwoord. En dus had Ik geen gelegenheid om hem de weldaden te
verlenen die mijn uitleg had kunnen brengen. Ik zou hem gezegd hebben: Ik ben
de Waarheid. Alles in Mij is Waarheid. Waarheid is mijn geduld te midden van
zoveel beledigingen. Waarheid is mijn vriendelijke blik te midden van zoveel
spotternij, laster en minachting. Waarheid is mijn innemende en aansprekende
manier van doen te midden van zoveel vijanden die Ik liefheb, zelfs als ze Mij
haten. Ofschoon ze Mij willen vermoorden heb Ik hen lief en Ik wil hen omhelzen
en hun leven geven. Mijn plechtige woorden, vol hemelse wijsheid, zijn
waarheid, alles in Mij is Waarheid. Deze Waarheid is meer dan een majestueuze
zon die prachtig en schitterend opkomt, zijn vijanden te schande maakt die
proberen zijn leven te vertrappen en hij doet hen aan zijn voeten op de grond
vallen.
Pilatus vroeg ’t Mij vanuit een ernstige mentaliteit
en Ik antwoordde direct. Herodes daarentegen stelde vragen uit kwaadwilligheid
en nieuwsgierigheid, dus antwoordde Ik niet. Ik openbaar Mezelf aan wie serieus
verlangt heilige dingen te weten. Ik openbaar meer dan zij willen weten. Ik
verberg Me daarentegen voor degenen die nieuwsgierig zijn of kwaad willen. Als
zij proberen met Mij te spotten verberg Ik Mezelf voor hen en breng hen in
verwarring. Dus Ik spot met hen. Maar omdat mijn Persoon de Waarheid in zich
draagt, openbaart mijn Persoon zich ook aan Herodes: de stilte voor zijn
stormachtige vragen, mijn bescheiden blikken, mijn gezichtuitdrukking vol
vriendelijkheid en de waardigheid en adel van mijn Persoon, alles was waarheid,
waarheden in actie”.
deel 14 – 6 juni 1922
Ik dacht bij mezelf:
“Mijn goede Jezus is veranderd tegenover mij. Hij was gewend vreugde te
scheppen in mij te laten lijden door deelname aan zijn nagels, doornen en
kruis. Maar nu is dat alles verdwenen. Hij heeft geen vreugde meer in mij te
laten lijden en als ik soms toch te lijden heb, kijkt Hij onverschillig naar me
en toont Hij niet langer zijn gebruikelijke belangstelling. Terwijl ik dit
dacht bewoog mijn Jezus in mijn binnenste, zuchtte en zei: “Mijn dochter, als men hogere interesse heeft, verliezen de lagere hun
vreugde en hun aantrekkingskracht. Daarom beschouwt men die met onverschilligheid.
Het kruis verbindt met genade, maar wie voedt het, wie bevordert de groei naar
de juiste gestalte? Dat doet mijn Wil. Alleen mijn Wil brengt mijn hoogste
doeleinden in een ziel tot volmaaktheid en vervulling. Als het niet door Mijn
Wil was, zou zelfs het kruis zelf, vol macht en grootsheid als het is, de
zielen doen stranden halverwege hun pad. Oh, hoe velen lijden – maar hoe velen
missen de voortdurende voeding van mijn Wil. Zij bereiken hun doel niet
namelijk versterven aan hun eigen menselijke wil. De Goddelijke Wil, niet in
staat om er de laatste hand aan te leggen, kan de laatste penseelstreek van de
goddelijke heiligheid niet aanbrengen.
Je zei daarentegen dat de nagels, doornen en het kruis
zijn verdwenen. Maar dat is niet waar, mijn dochter, dat is onjuist. In feite
was je kruis gewoonlijk klein en onvolledig. Welnu, mijn Wil verheft je tot in
mijn Wil en vergroot je kruis. Iedere act die je in mijn Wil doet is een nagel
die in je eigen wil wordt gedreven. Als jouw wil in mijn Wil leeft, wordt die
zo ver uitgebreid dat jij uitstraalt tot in ieder schepsel en je geeft Mij, ten
gunste van iedereen, het leven dat Ik hun heb gegeven. Jij stuurt Mij de eer,
de glorie en het doel terug waarvoor Ik hen schiep. Zoals jouw wil wordt
uitgebreid, zo ook jouw kruis. Het is niet langer een kruis voor jou alleen,
maar voor ieder schepsel. Dus zie Ik jouw kruis overal, niet zoals eerst, toen
Ik het alleen in jou zag, maar nu zie Ik het in iedereen. Jouw opgaan in mijn
Wil, vrij van alle persoonlijk eigenbelang, heeft als enig doel Mij te geven
wat alle schepselen Mij verschuldigd zijn. Het heeft als doel alle schepselen
alle goeds te geven dat mijn Wil bevat. Dit is uitsluitend goddelijk leven,
geen menselijk leven. En het is alleen mijn Wil die deze goddelijke heiligheid
in de ziel vormt. Je vroegere kruizen bestonden uit menselijke heiligheid. De
mens, hoe heilig ook, kan geen grote dingen doen, maar alleen kleine dingen.
Nog minder kan hij zijn ziel verheffen naar het niveau van de heiligheid van zijn
Schepper, noch delen in de acten van zijn Schepper. De mens is altijd
ondergeschikt aan de begrenzingen van een schepsel. Maar mijn Wil kan alle
grenzen tussen het menselijke en het goddelijke afbreken en de ziel storten in
de onmetelijkheid van het goddelijke. En dan wordt alles erin onmetelijk: het
kruis, de nagels de heiligheid, liefde, eerherstel... Mijn doel voor jou was
niet menselijke heiligheid, hoeveel Ik eerst de kleine dingen in jou moest
bewerken. Ik had er zo veel vreugde in om dit te doen. Maar nu heb Ik je veel
verder laten gaan dan dat: leven in mijn wil. Ik verheug me zo als Ik je
kleinheid zie, je niets-zijn, je omhelzing van de onmetelijkheid om eer en
glorie te brengen namens iedereen. Dit veroorzaakt bij Mij dat alle rechten van
de Schepping teruggaan. Dit verheugt Me zo, dat Ik niet langer enige vreugde
ontleen aan iets anders. Dus jouw kruis en jouw nagels zullen mijn Wil zijn die
door jouw eigen wil te kruisigen de ware kruisiging in jou zullen voltooien,
niet met onderbrekingen, maar volkomen, totaal zoals die van Mij. Ik werd
gekruisigd ontvangen. Ik leefde gekruisigd en Ik stierf gekruisigd. Ik voedde
voortdurend mijn kruis door uitsluitend de Goddelijke Wil te doen. Dus werd Ik
gekruisigd voor iedereen en voor ieder schepsel en mijn kruis plaatste haar
zegel op allen.
deel 14 – 9 juni 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus dikwijls. Toen Hij deze
keer kwam legde Hij zijn hoofd tegen het mijne en zei: “Mijn dochter, ik heb rust nodig. De ongeschapen intelligentie wil zich
te ruste leggen in de geschapen intelligentie. Maar om volledige rust te vinden
moet Ik in jouw intelligentie al de glorie en al de voldoening vinden die alle
andere intelligenties Mij verschuldigd zijn. Daarom wil mijn Wil jouw
capaciteit uitbreiden zodat mijn intelligentie deze rust kan vinden. Nee, nee,
Ik zal niet tevreden zijn tot mijn Wil in jou alles kan plaatsen wat anderen
Mij moeten geven”. Toen leek het of Hij mij intelligentie opblies en die
werd verbonden met al de geschapen breinen die uit de hand van onze Schepper op
borrelden door even zovele draden van licht. En iedere lichtdraad zei: “Glorie, aanbidding, eer, liefde en
dank aan mijn driewerf heilige God”. En
Jezus zei: “Ach ja! Nu kan Ik rust vinden
omdat Ik erkenning en wederkerigheid vind van de intelligentie van de
schepping. Het geschapen brein verenigt zich met het ongeschapen brein”.
Terwijl Hij met zijn
hoofd op mijn hart rustte leek het of Hij geen totale rust vond. Toen zette Hij
zijn mond op mijn hart en ademde uit. Bij iedere ademteug zette mijn hart uit.
Toen vervolgde Hij: “Mijn dochter, ik ben
vastbesloten om rust te vinden, dus wil Ik in jouw hart mijn adem inbrengen om
er al de liefde in te leggen die de rest van de schepping Mij verschuldigd is.
Mijn rust kan niet volkomen zijn tot Ik net zo veel liefde ontvang als van Mij
is uitgegaan. Daarom wil Ik in jouw hart de liefde vinden die allen Mij behoren
te geven. Mijn Wil zal dit wonder in jou voltooien en je hart zal zingen namens
iedereen. En deze zang zal zijn: “Liefde”. Toen legde Hij weer zijn hoofd
op mijn hart en liet het daar rusten. Hoe mooi was het Jezus te zien rusten.
Dan verdween hij en kwam weer terug – deze keer wilde Hij rust vinden in mijn
handen, dan op mijn schouders. Het leek of Hij wilde testen of mijn hele
persoon Hem rust wilde en kon geven.
Toen zei Hij: “Mijn geliefde, hoeveel liefde voel Ik voor
jou! Ik concentreer in jouw alle liefde die bestemd was voor alle anderen, maar
die zij weigeren. Ik ervaar in jou de echo van mijn scheppende woorden: “laat
Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” en Ik zie die vervuld. Ach,
alleen onze Wil kan de mens doen terugkeren naar zijn oorsprong. Onze Wil zal
op de menselijke wil een afdruk maken van al de goddelijke indrukken en één wil
verenigen met de andere en die als op vleugels dragen in de armen van zijn
Schepper. Bovendien zal deze menselijke wil niet misvormd worden, als door
schuld, maar eerder zuiver, mooi en gelijkend op zijn Schepper. Ik wil dat jij
in jouw wil al de afdrukken krijgt van mijn Wil, zodat noch de Hemel, noch de
aarde in jou een andere wil zal zien dan de Goddelijke Wil. En zij zullen zich
erdoor overweldigd voelen. Dan zullen allen het heil ontvangen dat ontleend
wordt aan het goddelijk werk in schepselen. Stel je daarom beschikbaar om alles
te aanvaarden en wees Mij trouw”.
Nadien kwam Jezus
terug heel droevig en hij zei: “Ik vind
het zo pijnlijk als zij denken dat Ik streng ben en dat Ik meer rechtvaardig
wil zijn dan barmhartig. Zij verwachten van Mij dat zij gestraft worden voor de
kleinste misstap. Oh, wat voel Ik Me onteerd door hen omdat dit veroorzaakt dat
ze op grote afstand van Mij blijven. En wie op afstand blijven van Mij kunnen
niet al de liefde van Mij ontvangen. Omdat zij het zijn die Mij niet
liefhebben, denken ze dat Ik streng ben en bijna angst oproep. Als ze maar één
blik op mijn leven zouden werpen, zouden zij constateren dat Ik maar één enkele
act van rechtvaardigheid stelde. Om mijn Vaders huis te verdedigen nam Ik een
handvol touw en verdreef Ik, rechts en links om Me heen slaand, degenen die de
tempel ontwijden. Al het andere in mijn leven was niets dan barmhartigheid.
Mijn ontvangenis was barmhartigheid, mijn geboorte was barmhartigheid, mijn
woorden waren barmhartigheid, mijn acten waren barmhartigheid, mijn stappen
waren barmhartigheid. Barmhartigheid was het bloed dat Ik vergoot,
barmhartigheid was mijn lijden – alles werd gedaan vanuit de barmhartigheid van
mijn liefde. Toch zijn er die Mij vrezen. Terwijl zij zichzelf veel meer moeten
vrezen dan dat zij Mij vrezen”.
deel 14 – 11 juni 1922
Ik dacht bij mezelf:
“Waarom houdt het spirituele leven zo veel wisselvalligheden in. Het ene moment
is men overtuigd dat men op de juiste weg zit en dan, als je het het minst
verwacht ben je overgestapt naar de andere kant. Hier lijdt men van talloze
kwellingen, zo pijnlijk dat het je hart doet bloeden. Je zou kunnen zeggen dat
deze vele wisselvalligheden een voortdurend martelaarschap worden”. Toen bewoog
mijn lieve Jezus in mij en zei: “Mijn
dochter, het is waar dat het spiritueel leven een voortdurend martelaarschap
moet zijn. Het moet lijken op dat van de eerste en grootste martelaar – Ikzelf.
Als dit niet zo was zou het niet echt spiritueel leven genoemd kunnen worden,
maar een beeld of een schaduw van het spiritueel leven. Bovendien is het nodig
om te lijden onder deze veel veranderingen om het leven van de geest zijn ware
gestalte te laten aannemen, om het edel, mooi en volmaakt te maken. Als de
menselijke natuur, die minder belangrijk is, talloze veranderingen doormaakt om
tot zijn volledige gestalte te geraken, hoe veel passender is het voor het
leven van de geest te moeten lijden onder zulke veranderingen. Het spirituele
leven is niet alleen van groter belang en verheven boven het natuurlijk leven,
maar in feite symboliseert het natuurlijk leven het spiritueel leven.
Kijk eens even naar de vele veranderingen die worden
ervaren in het natuurlijk leven. Het wordt ontvangen in de moederschoot en
blijft daar negen maanden lang om een klein lichaam te vormen. Als dit lichaam
is gevormd wordt het gedwongen om naar buiten te komen. Als het in de schoot
zou willen blijven zou het sterven omdat het bij gebrek aan ruimte om te
groeien zou stikken, en daardoor zijn eigen en zijn moeders leven in gevaar
brengen. Als het leven ontvangen zou worden buiten een moederschoot, wie zou er
zorgen voor het bloed en de warmte nodig om een lichaampje te vormen? Bovendien
als het zelfs mogelijk was, zou de lucht zijn kwetsbare ledematen vernietigen.
Welnu, kijk eens hoeveel zorg er moet besteed worden aan een klein pasgeboren
baby-tje in het volgende stadium. Hitte, koude of onvoldoende toevoer van de
moederlijke borsten kan de dood veroorzaken. Daarom zijn luiers, wieg en melk
noodzakelijk. Zou het iets anders gegeven worden dan melk dan zou het kindje
niet weten hoe het te kauwen. En zulk voedsel zou zijn leven in gevaar brengen.
Dan komt de tijd dat het kind ander voedsel kan eten, het zonder luiers kan en
zijn eerste stappen begint te zetten. Zie je? We zijn nog steeds in de jeugd
van het natuurlijk leven en het heeft talloze veranderingen meegemaakt. Wat zou
men zeggen als dit kind, overgeleverd aan angst, als het verwijderd wordt van
de steun van ouderlijke handen, uit zijn hum zou raken als het op de grond
wordt gezet om zijn eerste stapjes te zetten en zou wenen en niets van dit
alles zou willen? Het zou beklagenswaardig zijn, omdat het kind geen mens kan
worden zolang het in zijn moeders armen ligt. Het kind zou de vereiste oefening
missen, zou geen kracht op doen en zich niet ontwikkelen.
Laat ons nu eens kijken naar het werkelijke spirituele
leven. Het is ontvangen in mijn borst. Het wordt gevormd door mijn bloed, door
mijn liefde en door mijn adem. Dan voed Ik het aan mijn boezem en omsluit het
met mijn genade. Vervolgens laat Ik het lopen met de ondersteuning van mijn
waarheden. Toch is het niet mijn doel om er een speelpop van te maken, maar om
er een beeld van Mijzelf van te maken. Daar begint de verandering. Zijn enige
doel is dit meisje te laten rijpen en haar alle voorrechten te schenken van het
werkelijke spirituele leven. Anders zou zij in de luiers blijven steken en in
plaats van Mij eer en glorie te brengen, brengt ze Mij smart en schande.
Hoeveel zielen zijn er die pasgeboren baby’s blijven of op zijn best groeien
naar het luier stadium. Er zijn maar buitengewoon weinig zielen die met Mij
samen werken om van Zichzelf een beeld te maken van Mij”.
deel 14 – 15 juni 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand dacht ik na over de heilige Wil van God. En terwijl Ik
me ermee verenigde zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn dochter, mijn eeuwige Wil was het centrale punt van mijn leven.
Vanaf het eerste ogenblik van mijn conceptie tot mijn laatste adem ging het aan
Mij vooraf, ging het met Mij mee en maakte zich tot leven van ieder van mijn
acten. Het volgde Mij en sloot ieder van mijn acten binnen de eeuwige grenzen
van mijn Wil van waaruit deze acten geen uitgang konden vinden. Vanwege zijn
onmetelijkheid is er niets waar mijn eeuwige Wil niet in stroomt en geen
generatie waarin die niet regeert. Het was natuurlijk voor mijn Wil mijn acten
te vormen en die voor allen te kopiëren alsof ze enkel werden gedaan voor ieder
schepsel persoonlijk. Men kan alleen geven wat men bezit. Zonder te letten op
iemands macht kan men niet meer geven dan men bezit.
Mijn Wil bezat de onmetelijkheid en de macht om mijn
acten zo dikwijls te vermenigvuldigen als Die verlangde. Die bezat eeuwigheid
waarbinnen Die alle dingen insloot – alle dingen die voor schepselen bestonden
in hun verschillende tegenwoordige tijden, vanaf het begin tot het einde van de
tijd. Daarom vormde de macht van mijn Wil vanaf het eerste ogenblik van mijn
conceptie net zo veel concepties van Mij als er schepselen zouden zijn. Het
kopieerde mijn woorden, gedachten, werken en stappen. En het hield hen van de
eerste tot de laatste mens in ’t bestaan. De macht van de eeuwige Wil zette
mijn bloed en mijn smarten om in onmetelijke oceanen waarin allen konden delen.
Als het niet was door het wonder van de allerheiligste Wil, zou mijn Verlossing
slechts een enkele gebeurtenis zijn geweest, beperkt tot en een weldaad voor
slechts één generatie. Mijn Wil is niet veranderd. Zoals Die er toen was, is
Die nu en zal er altijd zijn. Maar er is veel meer.
Want toen Ik op aarde kwam, verenigde Ik de Goddelijke
Wil met de menselijke wil. Als een ziel deze band niet verwerpt, maar zich
eerder overgeeft aan de barmhartigheid van mijn Goddelijke Wil en mijn
Goddelijke Wil toestaat om haar vooraf te gaan, haar te begeleiden en te volgen
en de acten in staat stelt omsloten te worden door mijn Wil, dan gebeurt er met
die ziel wat met Mij gebeurde. Terwijl jij je gedachten, woorden, acten,
eerherstel en je geringe liefde met mijn Wil verenigde, breidde Ik die uit en vermenigvuldigde
die. En zij werden een tegengif en medicijn voor iedere gedachte, voor ieder
woord en voor iedere act. Zij werden eerherstel voor iedere belediging en zij
werden liefde voor iedere liefde die Mij toekomt. Als dit niet gebeurt, is het
alleen omdat de gebrekkige menselijke wil zich niet helemaal stort in de armen
van de Goddelijke Wil en dientengevolge niet alles opneemt. Die kan daarom niet
aan iedereen geven. Die ervaart menselijke gewaarwordingen, die het ellendig
maken, die het beperken, het verarmen en het bevooroordeeld maken in zijn
beslissingen. Daarom ben Ik zo geïnteresseerd dat jouw wil zijn leven zal
vestigen in mijn Wil. Daarom ben ik zo geïnteresseerd dat jij begrijpt wat het
betekent in mijn Wil te leven in zoverre het mogelijk is voor een schepsel om
het te begrijpen. Als je in mijn Wil leeft zul je alles in je bezit hebben en
je zult Me alles geven”. Toen
Hij dit gezegd had, verdween Hij.
Later keerde Hij
terug en verscheen vol scheuren en elk daarvan vormde een kleine kluis waarin
Jezus zielen riep om hen daarbinnen in te sluiten en hen in veiligheid te
brengen. Toen zei ik: “Mijn Liefde, toon mij mijn kluis, dat ik me erin op kan
sluiten om er nooit meer uit te komen”. Jezus antwoordde: “Mijn dochter, er zijn geen kluisjes voor jou in mijn lichaam omdat wie
in mijn Wil leeft, niet kan leven in een enkel gedeelte van Mij, maar eerder
moet leven in mijn harteklop. De harteklop is het centrum en het leven van het
menselijk lichaam. Als het hart ophoudt met kloppen eindigt het leven. De
harteklop doet het bloed circuleren. Het verschaft warmte, onderhoudt de
ademhaling en dientengevolge handhaaft het de kracht en de beweeglijkheid van
de ledematen. Als de hartslag onregelmatig is zal alle menselijke activiteit in
de war raken. Zelfs de intelligentie verliest zijn vitaliteit, vernuft en de
volheid van zijn verstandelijk licht. Dat komt omdat Ik, toen Ik de mens schiep
een speciale klank in het hart van de mens inbracht die is afgestemd op de
eeuwige harmonie zodat als de hartslag gezond is, alles in een schepsel in
harmonie is. Zo ook is mijn Wil als de hartslag in het lichaam van het
schepsel. Als mijn Wil klopt, harmoniseert mijn Wil heiligheid en deugden. Die
schept harmonie tussen Hemel en aarde, een harmonie die zich uitstrekt tot in
de heilige Drie-eenheid. Daarom biedt mijn hartslag zichzelf aan jou aan als
het vertrek waarin je jezelf opsluit. Eén hartslag met de mijne zal met je
harteklop harmonie scheppen tussen Hemel en aarde. Je zult stromen in het
verleden, het heden en de toekomst en je zult jezelf overal aantreffen, totaal
circulerend in Mij en Ik in jou”.
deel 14 – 19 juni 1922
In mijn toestand
zoals gewoonlijk raakte ik verloren in de verheven Wil van mijn lieve Jezus. En
het leek of iedere kleine act van mij gedaan in de Goddelijke Wil nieuwe
vreugden bezorgde die van binnenuit de verheven Majesteit opkwamen. Toen zei
mijn lieflijke Jezus: “Mijn dochter, Ik
bezit zoveel en zo’n grote vreugde, geluk en zegeningen dat Ik ieder moment
steeds nieuwe vreugden en zegen zou kunnen schenken. Iedere keer als een ziel
handelt in mijn Wil wordt een ruimte geopend waarin Ik nieuwe zegeningen en
nieuwe vreugden kan storten die ik bezit. En omdat mijn wil onmetelijk is en
doordringt in alle schepselen en alle dingen, stromen die, als mijn zegen
opborrelt, eerst in de ziel die handelt in mijn wil omdat zulk een ziel de
primaire reden is waarom ik mijn zegen kan schenken. Daarom veroorzaak jij
ieder keer als je handelt in mijn Wil dat ik even zo veel nieuwe zegen en
vreugden schenk. En Ik voel het geluk om alle schepselen te laten delen in de
zegen die Ik bezit. Omdat mijn Wil wil uitzenden wat Ik bezit, ga Ik op zoek
naar wie die gelegenheid kan geven, naar wie geschikt is om die te ontvangen,
naar wie in zijn ziel zelfs de kleinste ruimte klaar maakt voor Mij om deze
nieuwe vreugden aan te brengen. Als zij verlangt mijn Wil te doen, opent de
ziel de deuren voor mijn Wil, ontledigt zich van haar eigen wil en bereidt een
plekje voor Mij om mijn bezittingen onder te brengen. Als zij begint te
handelen in mijn Wil, geeft ze Mij de gelegenheid om nieuwe zegeningen vanuit
Mijzelf weg te schenken. Daarom wacht Ik vol verlangen op zielen die handelen
in mijn eeuwige Wil zodat Ik vanuit Mezelf nieuwe vreugde kan loslaten en
daardoor de ziel kan laten weten dat ik de God ben wiens rijkdom nooit uitgeput
raakt en die altijd iets te geven heeft aan een ziel die mijn Wil doet.
deel 14 – 23 juni 1922
Ik dacht bij mezelf:
“Jezus spreekt zoveel over zijn allerheiligste Wil, toch komt het mij voor dat
Hij niet wordt begrepen, zelfs niet door mijn eigen biechtvaders. Zij lijken te
twijfelen en in de tegenwoordigheid van zulk een immens Licht worden zij noch
verlicht noch aangezet om zulk een beminnenswaardige Wil lief te hebben”.
Terwijl ik deze gedachten overwoog, legde mijn altijd lieflijke Jezus een arm
om mijn schouder en zei: “Mijn dochter,
laat dit je niet verbazen. Tenzij men vrij is van zijn eigen wil, kan men zelfs
geen stukje begrijpen van mijn Wil. De menselijke wil vormt wolken tussen mijn Wil
en haar zelf. Deze wolken weerhouden hun menselijke wil om de waarde en de
effecten te kennen die mijn Wil inhouden, ofschoon zij, ondanks deze wolken
niet kunnen ontkennen dat mijn Wil Licht is.
Maar zelfs aardse dingen worden niet begrepen door de
mens. Wie kan zeggen hoe Ik de zon schiep of hoeveel licht en warmte die bevat?
Toch zien de mensen het en genieten van de uitwerking. Zo gaat het de hele dag
met de mensheid. De warmte en het licht volgt de mens overal. Niettemin kan de
mens de hoogte niet bepalen, noch het licht en de warmte die hij bezit. En als
iemand zou proberen op te stijgen naar de zon om deze dingen te bepalen zou het
licht hem verblinden en de warmte zou hem verpulveren. De mens is genoodzaakt
van het licht te genieten terwijl hij naar beneden kijkt. Zonder in staat te
zijn het te onderzoeken moet de mens zich tevreden stellen met te zeggen: “Het
is een zon”.
Als dit voorvalt met de zichtbare zon die ik schiep
voor het natuurlijk heil van de mens, hoe meer waarschijnlijk gebeurt dit met
de waarheden die bevatten, oh – zo veel meer licht en warmte bevatten dan de
zon zelf, vooral die waarheden die verwijzen naar mijn Wil en die effecten,
heil en waarde bevatten die eeuwig zijn. Wie kan alles meten wat mijn Wil
bevat? Men moet zich terugtrekken. Het is beter zijn hoofd te buigen en te
genieten van het licht dat mijn waarheid brengt. Het is beter mijn waarheid
lief te hebben en zich het klein beetje licht toe te eigenen dat de menselijke
intelligentie kan verstaan dan dat het gebrek aan volledig begrip moet dienen
als argument om mijn waarheid helemaal terzijde te stellen alsof het iets is
dat de mensheid niet aan gaat. Men moet net zo tegenover mijn waarheid staan
als men staat tegenover de onbegrepen zon. Men probeert van het licht te
genieten zoveel men kan, men gebruikt het om te werken, te lopen, te zien en
oh, hoe verlangt men naar de dageraad zodat men kan leven met het daglicht als
metgezel.
Mijn waarheden zijn meer dan licht. Zij maken het dat
menselijk brein mogelijk om de aardse zon te zien. Toch worden die ontkend, zij
worden niet bemind, er wordt niet naar verlangd, maar ze worden louter
beschouwd als onbeduidend. Wat een verdriet! Als Ik zie hoe zielen mijn
waarheden terzijde schuiven, schuif Ik zulke zielen terzijde en ik laat mijn
waarheden stromen in degenen die hen beminnen, ernaar verlangen, hun leven
inrichten volgens hun licht en er één mee worden. Denk je dat Ik alles over
mijn waarheden, over hun uitwerking, over de waarde die ze bezitten heb
geopenbaard. Nee, geen sprake van! Oh, hoeveel meer zonnen moet ik nog laten
opgaan! Voel je niet teneergedrukt als je niet alles begrijpt. Wees tevreden
met het leven in het licht van mijn waarheid. Dat is Mij genoeg”.
deel 14 – 26 juni 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand kwam mijn altijd beminnelijke Jezus. Maar omdat het nu
verschillende dagen is dat ik me vastgebonden heb gevoeld, zelfs zo erg dat ik
niet in staat was om te bewegen, nam hij mijn handen in de zijne en zei: “Mijn dochter, sta mijn toe je te bevrijden”.
Toen, heel dicht bij mij, legde Hij mijn armen om zijn schouders en zei: “Nu ben je vrij. Omhels Me want Ik ben
gekomen om je gezelschap te houden en van jou gezelschap te krijgen. Kijk, Ik
ben de God die wordt geïsoleerd van de schepselen. Ik leef te midden van hen,
Ik ben het leven van ieder van hun acten. Toch beschouwen ze Mij als niet
terzake. Oh, hoe ween Ik om mijn eenzaamheid. Ik onderga hetzelfde lot als de
zon. Ieder moment van zijn leven leeft de zon onder de schepselen door zijn
licht en warmte. Er is geen vruchtbaarheid die niet van de zon komt. Met zijn
warmte zuivert hij de aarde van zoveel vuil. Zijn weldaden zijn niet te tellen
zoals ze die grootmoedig uitstort over allen. Toch leeft die op eenzame hoogte,
altijd alleen. En de mens geeft Me nooit zelfs een “dank u”, noch een ander
teken van dankbaarheid voor deze zon.
Dus ben Ik ook altijd alleen. Toch ben Ik onder de
mensen. Ik ben het licht van ieder van hun gedachten, de klank van ieder van
hun woorden, de beweging van iedere act, de voetstappen van iedere wandeling,
het kloppen van ieder hart. Niettemin laat de ondankbare mens Mij alleen en
geeft me nooit een dank U wel, noch een “Ik heb U lief”. Ik word in de steek
gelaten in de intelligentie van de mens omdat de mens het licht dat Ik hem geef
gebruikt voor zijn eigen doeleinden, misschien zelfs om Mij te beledigen. Ik
word in de steek gelaten in de woorden van de mens waarvan de klanken Me
dikwijls vervloeken. Ik word in de steek gelaten in zijn voetstappen. En Ik
word in de steek gelaten in zijn hart – een hart gewijd aan ongehoorzaamheid en
aan liefde voor wat Mij niet toebehoort. Oh, hoe zwaar weegt deze eenzaamheid
op Mij! Maar zo groot zijn mijn liefde en mijn grootmoedigheid dat Ik ofschoon
veel meer dan een zon, mijn baan vervolg – altijd op zoek naar iemand die Mij
wil vergezellen te midden van zo’n eenzaamheid. Als Ik zo’n ziel vind, vergezel
Ik haar voortdurend en vul haar zo met mijn genaden dat ze overstroomt. Daarom
ben Ik naar je toegekomen. Ik had zo genoeg van zoveel eenzaamheid. Laat Mij
nooit alleen, mijn dochter”.
Ik mediteerde en toen
ging ik met Jezus mee tijdens de ‘Uren van de Passie’ toen Hij naar de
goddelijke Moeder ging om haar heilige zegen te vragen. Toen zei mijn liefste
Jezus mij in mijn binnenste: “Mijn
dochter, voor de Passie wilde Ik mijn Moeder zegenen en door Haar gezegend
worden. Maar het was niet alleen mijn Moeder die Ik zegende maar eerder alle
schepselen, zowel de bezielde als de onbezielde. Ik zag zwakke schepselen,
bedekt met kwetsuren. Zij waren arm en mijn hart sloeg met smart en teder
medelijden, toen Ik haar zei: Arme mensheid, hoe zijt ge gevallen. Ik wil je
zegenen zodat je opstaat uit je tegenwoordige toestand. Moge mijn zegen het
drievoudige zegel aanbrengen van macht, wijsheid en liefde van de drie
goddelijke Personen. Moge die je kracht herstellen, je genezen en verrijken. En
om je te omgeven met bescherming zegen Ik alle dingen door Mij geschapen zodat
je die met mijn zegen terug zult krijgen. Ik zegen voor jou het licht, de lucht,
het water en het voedsel zodat je op deze wijze gehuld zult zijn in mijn zegen
en erdoor beschermd. Maar omdat jullie, gevallen schepselen, zo’n zegen niet
verdienen, wil Ik mijn Moeder gebruiken zodat Zij, als Ik Haar zegen zal dienen
als een kanaal voor mijn zegen voor jullie. Daarom wil Ik schepselen die
antwoorden en de zegen uitwisselen. Maar arme Ik! In plaats van mijn zegen te
beantwoorden reageren zij met beledigingen en vloeken. Om deze reden, mijn
dochter, kom in mijn Wil en zwevend op de vleugels van alle geschapen dingen,
geef hun allen het zegel van de zegen die allen Mij verschuldigd zijn en breng
al hun zegen naar mijn gewonde en tedere hart”. Nadat ik dit deed, zei
Jezus als beloning; “Mijn lieve dochter,
Ik zegen je op een bijzondere wijze. Ik zegen je hart. Ik zegen je brein, je
beweging, je woorden, je ademhaling. Ik zegen alles van jou en alles wat je
toebehoort”.
deel 14 – 6 juli 1922
Hierna ging ik door
met de Uren van de Passie en overwoog het Laatste Avondmaal toen mijn lieve Jezus
in mij bewoog en me aanraakte met de top van zijn vinger. Toen riep Hij me
hardop van binnenuit - zo hard dat ik Hem met mijn oren hoorde en ik zei bij
mezelf: “Wat zou Jezus willen dat Hij zo hard roept?” En Hij zei: “Ik kon je aandacht niet trekken. Ik moest
hard roepen om je te laten luisteren. Luister, mijn dochter, toen Ik het
Laatste Avondmaal instelde, zag Ik en riep Ik allen om naar Me toe te komen –
alle generaties, van de eerste tot de laatste mens, zodat Ik iedereen het
sacramenteel leven kon geven en niet één keer maar net zo dikwijls als de mens
lichamelijk voedsel nodig heeft. Ik wilde Mijzelf tot voedsel van hun zielen
maken. Maar Ik voelde Me misbruikt toen Ik besefte dat dit, mijn sacramenteel
leven, werd ingesloten door onverschilligheid, onachtzaamheid en zelfs door
meedogenloze dood. Ik voelde al de wreedheid van de dood van mijn sacramenteel
leven en wel zo pijnlijk, zo herhaaldelijk. Maar dan keek Ik er beter naar en
gebruikt makend van de kracht van mijn Wil, riep Ik alle zielen rondom Mij die
zouden leven in mijn Wil en oh, hoe gelukkig voelde Ik Me. Ik voelde Me omgeven
door deze zielen die de kracht van mijn Wil hadden opgenomen en voor wie mijn
Wil het centrum van hun leven was. Ik zag in hen mijn eigen onmetelijkheid.
Binnen in hen voelde Ik Mezelf beschermd tegen alle schepselen en Ik vertrouwde
hun mijn sacramenteel leven toe. Ik bracht mijn sacramenteel leven in hen
onder, niet alleen om hen dat te laten koesteren, maar ook om hen Mij te laten
uitwisselen met een leven van hun zelf voor iedere geconsecreerde Hostie. Dit
is voor hen natuurlijk om te doen omdat mijn sacramenteel leven haar leven
ontleent aan mijn eeuwige Wil die deze zielen hebben als hun levenscentrum.
Daarom, als mijn sacramenteel leven binnen hen wordt gevormd, handelt dezelfde
Wil die binnen in Mij handelt ook binnen in hen. Terwijl Ik hun levens binnen
in mijn sacramenteel leven ervaar, worden hun levens in iedere hostie
vermenigvuldigd. En Ik ervaar dat zij Mij wederkerig leven voor leven schenken.
Oh, hoe jubel Ik als Ik jou zie als de eerste ziel die
Ik op een bijzondere manier riep om in mijn Wil te leven. Ik vestigde in jou
het eerste van mijn sacramentele levens en Ik vertrouw je toe aan de kracht en
onmetelijkheid van mijn verheven Wil zodat Die je geschikt zal maken om deze
uitstorting te ontvangen. Vanaf dat moment was jij voor Mij aanwezig. En Ik
maakte je tot de schatkamer van mijn sacramenteel leven en in jou al degenen
die zouden leven in mijn Wil. Ik gaf jou het beheer over alles, en juist daarom
omdat mijn Wil boven alles gaat, zelfs boven de apostelen en de priester. Het
is waar dat ze Mij consecreren, maar hun levens blijven niet verenigd met het
mijne. Sterker nog, zij verlaten Mij, zij vergeten Mij en dragen geen zorg voor
mijn tegenwoordigheid. De zielen die in mijn Wil leven zijn daarentegen leven
binnenin mijn eigen leven en daarom onafscheidelijk van Mij. Daarom heb Ik je
zo lief. Het is mijn eigen Wil in jou die Ik liefheb”.
deel 14 – 10 juli 1922
In mijn gebruikelijke
toestand voelde ik mijn lieflijke Jezus binnen in me, maar zo werkelijk dat ik
voelde hoe Hij mijn hart zo vast greep dat het pijn deed. Toen omklemde Hij
mijn nek in een verstikkende omhelzing. Vervolgens nam Hij plaats op mijn hart
met een gebiedende en bevelende uitdrukking. Ik voelde me tot niets terug
gebracht en toen kwam ik weer tot nieuw leven onder zijn bevel. Maar wie kan
zeggen wat Hij teweeg bracht in mijn innerlijk wezen en hoe ik dat ervaarde.
Het is beter daar niet over te spreken. Toen ik zijn werkelijke tegenwoordigheid
binnen in mij bleef ervaren zei Hij: “Mijn
dochter, stijg op, stijg op, hoger en hoger... zo hoog dat je de schoot van de
Godheid bereikt. Jouw leven zal zijn temidden van de goddelijke Personen. Kijk,
om je dit te laten bereiken heb Ik mijn leven in jou gevormd en Ik heb mijn
eeuwige Wil ingesloten in alles wat je doet zodat die stroomt in alles op een
prachtige en verrassende wijze. Mijn Wil handelt in jou in één voortdurende en
actuele act. Omdat Ik mijn leven in jou heb gevormd en mijn Wil handelt in jou
en in jouw acten, is jouw wil door de Mijne ingeprent en overgebracht in de
Mijne. Zo heeft mijn Wil leven op aarde.
Nu is het nodig voor jou om jezelf te verheffen en
mijn leven, mijn Wil met je mee te nemen, zodat mijn Wil op aarde en mijn Wil
in de Hemel zich kunnen vermenigvuldigen. Daar in de schoot van de Godheid zal
je enige tijd leven en je wil zal samen met de Mijne handelen om jouw wil uit
te breiden zoveel als mogelijk voor een schepsel. Dan zul je opnieuw afdalen
naar de aarde en je neemt de kracht en de wonderen van mijn Wil met je mee. Hun
tegenwoordigheid in jou zal schepselen schokken, zal hun ogen openen en velen
zullen de betekenis van het leven in mijn Wil leren kennen. Zij zullen weten
wat het betekent leven in gelijkenis met hun Schepper. Dit zal het begin zijn
van de komst van mijn Rijk op aarde en de uiteindelijke vervulling van mijn
Wil.
Denk je dat het iets kleins is om te leven in mijn
Wil. Niets lijkt daarop en er is geen heiligheid die het benadert. Het is werkelijk
leven, geen illusie, niet een verzinsel van de verbeelding. Dit leven van Mij
leeft niet alleen in de ziel maar ook in het lichaam. Weet je hoe dit leven van
Mij wordt gevormd? Eerst wordt mijn eeuwige Wil de wil van de ziel. En dan
bevatten de hartkloppingen binnenin mijn hart mijn leven. De liefde van de
ziel, haar verdriet en al haar acten gedaan in mijn Wil vormen mijn Mensheid.
Deze doen Mij zo veel groeien binnenin de ziel dat Ik niet verborgen kan
blijven en de ziel moet wel mijn tegenwoordigheid ervaren. Voel je Mij niet
leven binnenin jou? Daarom heb Ik je verteld dat er niets bij benadering lijkt
op de heiligheid van leven in mijn Wil. Alle andere heiligheid zijn maar kleine
lichtjes, maar deze nieuwe heiligheid zal een grote zon zijn overgebracht in de
Schepper”.
Alleen uit
gehoorzaamheid en met grote weerzin wil ik zeggen hoe ik Jezus binnenin mij
waarneem. Ik zie Hem bijna zichtbaar, op de plaats waar mijn hart moet zijn.
Soms ervaar ik dat Hij bidt en dikwijls hoor ik Hem met mijn oren als ik samen
met Hem bid. Als Hij lijdt voel ik zijn moeizame ademhaling en ik ervaar Hem in
mijn eigen ademhaling, zo sterk dat ik me genoodzaakt voel om met Hem op
dezelfde wijze te ademen. Dan, omdat alle schepselen zich binnenin Hem
bevinden, ervaar ik hoe zijn adem zich uitbreidt als leven naar al de
bewegingen en de adem van mensen en ik verspreid mezelf samen met Hem. Soms
voel ik Hem kreunen in doodsangst en andere keren ervaar ik hoe Hij zijn armen
beweegt als Hij die uitstrekt in de mijne. Op andere momenten slaapt Hij en
laat Hij binnenin mij een diepe stilte achter. Maar wie kan dit alles
verwoorden? Jezus alleen kan zeggen wat Hij binnenin mij teweeg brengt. Ik kan
het niet in woorden omzetten. Alleen uit gehoorzaamheid heb ik dit geschreven,
met grote zielepijn en bang mijn Jezus te mishagen. Hij is verdraagzaam als ik
niet onder gehoorzaamheid sta. Maar als gehoorzaamheid het eist moet mijn enige
antwoord Fiat zijn. Anders zou Hij me tot niets terugbrengen.
deel 14 – 14 juli 1922
In mijn gebruikelijke
toestand bracht mijn lieve Jezus me buiten mezelf zelfs naar de boezem van de
Eeuwige. Bij gebrek aan woorden ben ik niet in staat om te zeggen wat ik
ervaarde en verstond terwijl ik daar rond zweefde.
Toen zei mijn altijd
lieflijke Jezus: “Geliefde dochter, van
mijn Wil, Ik heb je naar de boezem van onze Godheid gebracht zodat jouw wil
meer zou opgaan in onze Wil en zodat die zal delen in onze wijze van handelen.
Onze Godheid neigt van nature naar de schepping. Zij doet niets anders dan
voortdurend scheppen. Alles wat Wij scheppen heeft ook van binnenuit het
vermogen om te scheppen. De zon brengt licht voort in het menselijke oog. In
iedere act en in iedere stap lijkt die zich te vermenigvuldigen voor iedere
mens, voor iedere plant en voor ieder punt van de aarde. Als die dit vermogen
niet had, deze band met zijn Schepper als voortbrenger, kon de zon nooit licht
geven aan allen en nooit beschikbaar zijn voor allen. Een bloem brengt andere
bloemen voort, gelijk aan zichzelf. Een zaadje brengt ander zaadjes voort.
Mensen brengen andere mensen voort. Alles draagt in zich het vermogen tot
voortplanting van hun Schepper zoals Wij (de goddelijke Personen) van nature
geneigd zijn Ons voort te planten en wezens voort te brengen gelijk aan
Onszelf.
Daarom heb Ik jou naar onze boezem geroepen: zodat als
je met Ons leeft, je wil zich in de Onze kan verspreiden kan groeien en samen
met Ons heiligheid, licht, liefde kan voortbrengen zodat je wil, als die zich
samen met Ons in alle schepselen vermenigvuldigt, in anderen kan voortbrengen
wat die van Ons heeft gekregen. Het enige wat Ons te doen staat in de Schepping
heeft te maken met onze Wil: namelijk dat die in schepselen handelt zoals die
handelt in Ons. Onze liefde wil onze Wil vanuit onze boezem verplaatsen in
schepselen. Zij gaat op zoek naar iemand die geschikt is om die te ontvangen,
die die wil erkennen en koesteren. Jij bent zo iemand. Daarom heb je zoveel
genaden gekregen, zo veel uitingen betreffende mijn Wil. De heiligheid van mijn
Wil vereist dat, voor die wordt geplaatst binnen een ziel, die ziel haar leert
kennen, lief heeft en vereert. Dan kan die binnen de ziel al zijn vermogen en
kracht ontwikkelen en de ziel zal in de gunst proberen te komen door onze eigen
genaden. Alles wat Ik met je doe is alleen de woning voor mijn Wil voorbereiden
en tooien. Wees daarom aandachtig. Hier in onze boezem zul je onze wegen beter
leren kennen en je zult al de voorrechten krijgen die bestemd zijn voor de
plannen die We met jou hebben”.
deel 14 – 16 juli 1922
Mijn biechtvader zei
me alles van mijn geschriften te kopiëren wat de gezegende Jezus me had
gevraagd op te schrijven over de verschillende vermogens en Ik leed eronder.
Het was een martelaarschap te denken dat zij zouden publiceren wat Jezus me had
gezegd. Dus toen de gezegende Jezus kwam, zei ik: “Mijn liefde, dit
martelaarschap is alleen voor mij: dat ik het instrument moet zijn om bekend te
maken wat U me duidelijk hebt gemaakt. Nog erger, bij het bekend maken wat U me
hebt gezegd moet ik met bepaalde dingen mezelf bloot geven. Ach, mijn Jezus,
wat een martelaarschap! En toch, hoewel met grote zielepijn ben ik genoodzaakt
te gehoorzamen. Geef me kracht. Help me! Alleen voor mij is dit martelaarschap!
U hebt zo veel tegen anderen gezegd, U hebt hun zoveel genaden geschonken, maar
niemand heeft daar iets van geweten. En als er iets bekend is geworden is het
na hun dood geweest. Al het andere werd meegenomen in hun graf. Ach, alleen ik
moet dit martelaarschap ondergaan!”
Een en al goedheid
zei Jezus: “Mijn dochter, schep moed,
raak niet overmand. Ook hierin zal Ik met je zijn. In tegenwoordigheid van mijn
Wil, moet jouw wil verdwijnen. Bovendien, de reden hierdoor is dat de
heiligheid van mijn Wil bekend wil worden. De heiligheid van het leven in mijn
Wil heeft geen pad, geen sleutel of kamers. Het doordringt alles. Het is als de
lucht die men inademt – een lucht die allen kunnen en moeten inademen. Het is
voldoende voor een ziel om het te verlangen en zijn eigen menselijke wil opzij
te zetten voor de Goddelijke Wil, om zichzelf toe te staan ingeademd te worden
door de ziel, om de ziel leven te geven, het de effecten te geven en al de
weldaden van het leven in mijn Wil. Maar als Die niet bekend is, hoe kunnen
zielen zulk een heilige wijze van leven dan liefhebben en verlangen. Leven in
mijn Wil is de grootste glorie die schepselen Mij kunnen geven.
De heiligheid van de ander deugden is tamelijk bekend
in de Kerk en wie het wil kan deze heiligheid overnemen. Daarom voel Ik Me niet
gedwongen om die meer bekend te maken. De heiligheid van het leven in mijn Wil,
de uitwerking, de waarde die het bevat, deze laatste penseelstreek die mijn
scheppende hand schepselen wil geven om hen om te vormen in zijn gelijkenis is
nog steeds niet bekend. Dat is de reden dat Ik het zo dringend vind om alles
bekend te maken wat Ik je heb verteld. Als je dit niet zou doen, zou je mijn
Wil inperken. Je zou de vlammen in Mij die Mij verteren uitdoven, je zou de
volmaakte glorie voor Mij uitstellen die de hele schepping Mij verschuldigd is.
Maar Ik wil dat alles ordelijk verloopt. Eén woord of
komma die ontbreekt, één verwijzing, één half afgemaakt hoofdstuk, zou eerder
de kennis van het leven in mijn Wil vertroebelen, dan schepselen verlichten. In
plaats van Mij glorie en liefde te schenken zouden schepselen onverschillig
blijven. Wees daarom aandachtig. Ik wil dat wat Ik je heb verteld volledig
bekend wordt gemaakt”. Toen
zei ik: “Maar om uw aandeel helemaal over te brengen, ben ik genoodzaakt iets
van mijn aandeel te vernoemen”. Jezus antwoordde: “Wat bedoel je daarmee? Als we deze weg samen hebben gedaan waarom wil
je dan dat Ik alleen naar voren kom? Bovendien, wie moet Ik aanwijzen, wie moet
Ik tot voorbeeld maken om te volgen als zij die Ik heb getraind en die de weg
kent om te leven in mijn Wil, niet bekend wil worden? Mijn dochter, dit is
absurd”. Ach Jezus, in wat voor labyrint plaatst U mij! Ik voel de dood
naderen, maar ik hoop dat uw Fiat me kracht zal geven! “Precies, zet je eigen wil opzij en mijn Fiat doet alles”.
deel 14 – 20 juli 1922
Terwijl ik voortging
in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd beminnelijke Jezus en stortte
me zo diep in zijn Wil dat ik, hoe ik ’t ook probeerde, er niet uit kon komen.
Ik voelde me als iemand die zich vrijwillig vanuit een kleine beperkte ruimte
begeeft in een die oneindig is. Hij ziet de enorme afstand en ziet zelfs niet
waar die eindigt. Niettemin acht die zichzelf gelukkig en laat het idee varen
om terug te keren naar haar kleine plek. Terwijl ik zwom in de onmetelijke zee
van de Goddelijke Wil, zei mijn lieve Jezus: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil, Ik wil je maken tot iemand die
mijn leven herhaalt. Leven in mijn Wil moet in de ziel alles overplanten wat
mijn Wil deed en wat die Me liet lijden in mijn Mensheid. Mijn Willen verdraagt
geen ongelijkheid. Mijn eeuwige Wil liet mijn Mensheid net zo dikwijls sterven
als er schepselen het levenslicht zagen en mijn Mensheid aanvaardde al die
keren met zoveel liefde dat het eeuwige Willen voor ieder van die keren dat Ik
stierf, een merkteken aan bracht op mijn Mensheid. Wil je dat Ik al deze
merktekens afdruk op jouw wil in zoverre dit mogelijk is, zodat jij die zult
ondergaan en mijn sterven zult navolgen. Ik antwoordde:’Fiat’ (Het zij zo). Toen
gebruikte Jezus op meesterlijke wijze zijn Wil om ontelbare merktekens van de
dood op mijn mensheid aan te brengen en tegelijkertijd zei Hij: “Wees aandachtig en sterk terwijl je dit
sterven dikwijls ondergaat en nog veel meer, omdat vanuit dit sterven telkens
leven zal opborrelen voor zo veel andere schepselen”.
Terwijl Hij dit zei,
raakte Hij me aan met zijn eigen scheppende handen en door dit te doen ontstond
er zo’n beangstigende smart in mij dat ik dodelijke pijnen voelde. Hij
ontwortelde mijn hart en verwondde het op talloze wijzen, soms met vurige
pijlen, dan met pijnen van ijs die me deden klappertanden van de kou. Dan
kneedde Hij het zo hard als om het onbeweeglijk te maken. Wie kan verwoorden
wat Hij deed. Alleen Hij kan zeggen wat Hij deed. Ik voelde me verpletterd en
vernietigd en ik was bang dat ik niet genoeg kracht had om het te verdragen.
Dan, als om rust te zoeken van de smarten die Hij me had aangedaan zei Jezus: “Waar ben je bang voor? Kan het zijn dat je
bang bent dat mijn Wil onvoldoende zal zijn om je te ondersteunen in de smarten
die Ik je op wil leggen? Of vrees je dat je buiten de grenzen van mijn Wil zult
gaan? Dat zal nooit gebeuren. Zie je niet hoe veel uitgestrekte zeeën mijn Wil
om je heen heeft verspreid? Jij zelf kunt geen weg vinden om eruit te raken. Al
de waarheden, de effecten, de waarde en de kennis die Ik jou heb geopenbaard
zijn even zo veel zeeën geweest rondom jou.
Wees moedig, mijn dochter, dat is nodig om te leven in
de heiligheid van mijn Wil, een heiligheid die gebaseerd is op het scheppen van
gelijkenis tussen Mij en de ziel. Ik deed dit met mijn Moeder. Ik sloot Haar
niet uit van deelname aan zelfs de minste smart, ook niet van een act of iets
goeds wat Ik deed. Eén Wil verenigde Ons, zodat wanneer Ik de dood onderging,
de smarten of handelde, Zij stierf, leed en handelde samen met Mij. Haar ziel
moest een getrouwe kopie zijn van Mijzelf zodat Ik, als Ik naar Haar keek, een
ander Ik zag. Welnu, Ik wil met jou doen wat Ik met mijn Moeder deed in zoverre
jij daartoe in staat bent.
Het is nodig dat mijn Wil door middel van een ellendig
schepsel kan leven en handelen op aarde. Maar hoe zou mijn Wil dit werkzame
leven kunnen leven als Die niet zou geven wat Die bevat en wat mijn Mensheid
deed lijden? Mijn Wil vond waarlijk werkzaam leven in Mij en in mijn onafscheidelijke
Moeder. Nu wil Ik dat mijn Wil dat werkzame leven in jou heeft. Ik heb absoluut
een schepsel nodig – dat is zo bepaald door mijn Wil”.
Ik voelde me verward
over dit alles, maar ik begreep wat Jezus me zei en ik voelde steeds meer hoe
mijn arme wezentje tot niets werd teruggebracht en vernietigd. Ik voelde me zo
onwaardig dat ik bij mezelf dacht: “Wat maakt Jezus een grote fout... er zijn
zoveel goede zielen die Hij zou kunnen kiezen!” Terwijl ik dit dacht bij
mezelf, vervolgde Hij: “Arme dochter, je
kleinheid loopt verloren naast Mij, maar zo heb Ik ’t beslist. Ik zou een ander
schepsel kunnen kiezen, maar omdat je erg klein bent, heb Ik je laten opgroeien
op mijn schoot als het ware. Ik heb je gevoed aan mijn boezem als een baby’tje.
Zo ervaar Ik in jou mijn eigen leven. Ik heb mijn blik op je gevestigd, Ik heb
steeds maar weer naar je gekeken en tevreden met wat Ik zag riep Ik de Vader en
de heilige Geest om hetzelfde te doen. We hebben jou éénstemming uitgekozen.
Daarom heb je geen andere keuze dan trouw te zijn aan Mij en om trouw te zijn
aan Mij en met liefde het lijden, het leven, de effecten en al het andere te
omarmen wat onze Wil verlangt”.
deel 14 – 24 juli 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus majestueus en met
verrukkelijke liefde en Hij openbaarde mij alle generaties van de eerste tot de
laatste mens, en ieder van hen was verbonden en gehecht aan mijn lieve Jezus.
De band was zo sterk dat het leek of Jezus Zichzelf voor ieder schepsel ten
leven riep, zodat ieder schepsel Jezus voor zichzelf alleen had. Jezus bood
zijn leven aan om ieder lijden te ondergaan en iedere pijn die ieder schepsel
ervaren had zodat Hij tot de hemelse Vader kon zeggen: “Mijn Vader, in ieder schepsel zult Gij een ander Ik vinden. Ik zal U
voor iedereen geven wat U toekomt”. Terwijl ik dit overwoog zei mijn lieve
Jezus: “Mijn dochter wil ook jij deze
band aanvaarden met ieder wezen zodat je zult zijn zoals Ik?” Ik weet niet
hoe, maar het voelde of het gewicht van alle schepselen op mijn schouders
rustte en zich daar ontlaadde. Ik zag mijn onwaardigheid en mijn zwakte en ik
voelde zo’n afkeer die me a.h.w. vernietigde. Uit medelijden nam Jezus me in
zijn armen, bracht me dicht aan zijn hart en terwijl Hij mijn mond bij de wonde
bracht die Hem doorboorde zei Hij: “Baby,
mijn dochter, het bloed dat komt uit deze wond moet jou de kracht geven die jou
ontbreekt. Houd moed, wees niet bang. Ik zal met je zijn. Wij zullen samen de
last, het werk, de smarten en het sterven delen. Daarom raad Ik je aan
aandachtig te zijn en trouw, omdat mijn genade wederzijds wil zijn. Als er geen
wederkerigheid is, is er geen noodzaak om af te dalen. Wat heeft het voor zin
om je ogen open of dicht te doen? Geen zin.
Concentreer je op het grote goed ze open te houden en
op de schade als je ze sluit. Als ze open zijn, vullen je ogen zich met licht
en met zon. Dit licht maakt het mogelijk dat je handen werken en je voeten
lopen, veilig zonder te struikelen, de goede dingen makkelijk te onderscheiden
zijn van de slechte. Je kunt de dingen ordenen, je kunt lezen, schrijven en wat
heeft het voor zin om al deze goede dingen te verliezen? Simpel weg door je
ogen te sluiten. Dan kunnen je handen niet langer in actie komen, je voeten
kunnen niet mee lopen. En als ze dat doen, lopen ze het risico te struikelen
omdat de mens de dingen niet langer kan onderscheiden. En hij wordt
teruggebracht tot een staat van onvermogen. Dat bedoel Ik met wederkerigheid:
eenvoudigweg de ogen van de ziel openen. Wanneer de mens die opent, kan licht
zijn brein binnendringen. En mijn beeld wordt geprojecteerd op al wat hij doet,
door een trouwe kopie van Mij te maken. Zo iemand ontvangt voortdurend licht
van Mij en dat verandert heel zijn wezen in licht. Als er daarentegen geen wederkerigheid
is brengt de mens zijn ziel in duisternis en zij is tot niets in staat!”
deel 14 – 28 juli 1922
Ik voelde me helemaal
opgenomen in zijn allerheiligste Wil, toen mijn lieve Jezus bij me kwam en zei:
“Mijn dochter, verenig je intellect met het
mijne zodat jouw intellect kan stromen in het intellect van alle schepselen en
zodat het verbonden kan worden met ieder van hun gedachten. Aldus zullen zij in
staat zijn hun gedachten te vervangen door een zelfde aantal gedachten in mijn
Wil en Ik zal de glorie krijgen alsof al de gedachten op een goddelijke wijze
worden gevormd. Breid je wil uit in de mijne. Niets moet ontsnappen uit het net
van jouw wil en mijn Wil. Mijn Wil in Mij en mijn Wil in jou moeten zich
verenigen en zich verheugen in dezelfde grenzeloosheid. Maar Ik heb jouw wil
nodig die Mij toestaat om zich uit te breiden om verspreid te worden in mijn
Wil zodat geen geschapen ding zal ontsnappen. Dus in alle dingen wil Ik de echo
horen van de Goddelijke Wil binnen de menselijke wil en daardoor mijn
gelijkenis in jou teweeg brengen.
Mijn dochter, Ik onderging een tweevoudige dood voor
ieder sterven dat schepselen door maakten: een sterven uit liefde en één uit
verdriet. Toen Ik schepselen schiep, schiep Ik in hen een structuur van liefde
zodat niets dan liefde van hen uit zou gaan. Dit is in zoverre terecht dat mijn
liefde en hun liefde bestemd waren verweven te raken in voortdurende stromen.
De mens schoot niet alleen tekort in liefde voor Mij maar, ondankbaar als hij
is, beledigde hij Mij. Daarom moest Ik een dood van liefde aanvaarden voor
ieder schepsel om bij mijn Vader hun gebrek aan liefde goed te maken, als
aanvulling op een sterven van verdriet om de beledigingen van schepselen goed
te maken”.
Toen Hij dit tegen me
zei, zag ik mijn lieve Jezus in vuur en vlam met een liefde die Hem verteerde
en Hem bracht tot het punt van sterven voor ieder schepsel. Bovendien zag ik
dat iedere gedachte, woord, beweging act en stap als vlammen waren die Jezus
verteerde maar tezelfdertijd gaven zij Hem leven. Toen vervolgde Jezus: “Zou je niet op Mij willen lijken? Zou je
niet sterven uit liefde willen aanvaarden zoals je het sterven van verdriet
accepteerde?” Ik antwoordde: “Ach, mijn Jezus, ik weet niet wat er is
gebeurd. Ik voel nog steeds een grote weerzin dat ik het sterven van verdriet
heb aanvaard. Hoe zou ik het sterven uit liefde kunnen aanvaarden wat me zelfs
nog erger lijkt? Ik beef al louter bij de gedachte. Mijn arme natuur moet meer
vernietigd worden, meer te niet gedaan. Help me. Geef me kracht, want ik voel
dat ik niet verder kan.
Toen vervolde Jezus,
één en al goedheid: “Het is al beslist.
Mijn arme dochter, wees moedig, vrees niet, word zelfs niet verontrust over de
weerzin die je ervaart. Bovendien, om je in vertrouwen te nemen, Ik zeg je dat
zelfs dat een deel is van mijn gelijkenis. Weet dat mijn Mensheid heilig en
bereid om te lijden, deze zelfde afkeer ondervond. Maar het was niet mijn
afkeer. Het was de weerzin die alle schepselen voelden om het goede te doen en
het lijden te aanvaarden wat zij verdienden. Ik moest dit lijden aanvaarden dat
Me zo kwelde om in schepselen de neiging in te druppelen om het goede te doen
en hun lijden te milderen. Zo groot was die afkeer dat Ik in de hof van olijven
uitriep tot de Vader: ‘Als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij
voorbijgaan’. Maar denk je dat Ik dat uitriep? Oh, nee! Je hebt het mis als je
dat denkt. Ik hield van het lijden tot dwaasheid toe. Ik wilde graag sterven om
leven te geven aan mijn kinderen.
Dat was de kreet van de hele mensenfamilie die
gezamenlijk echoode in mijn Mensheid. Samen met hen riep Ik tot driemaal toe
uit: ‘Als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan’. Ik riep dat uit
namens de hele mensheid in zoverre de hele mensheid deel uitmaakte van Mij en
Ik voelde Me bedrukt en verpletterd. Dus de afkeer die jij ervaart is niet van
jou. Het is de echo van mijn afkeer. Als het jouw afkeer was, zou Ik al afstand
van je genomen hebben. Daarom mijn dochter, wil van Mij een ander beeld van
Mijzelf scheppen en aanvaard... Ikzelf wil jouw wil vergroten en die verteren
in de mijne om dit sterven uit liefde erin af te drukken”.
Terwijl Hij dit zei,
drukte Jezus met zijn heilige hand dit sterven uit liefde af in mijn ziel en
toen verdween Hij. Moge alles zijn voor de glorie van God.
deel 14 - 30 juni 1922
Zij gingen door met
mijn geschriften te kopiëren in gehoorzaamheid mij opgelegd door mijn
biechtvader, inclusief alles wat Jezus me zei over de deugden en wat ik wilde
weglaten uit de kopieën. Toen kwam Hij en zei op een afkeurende toon: “Mijn dochter, waarom wil je Mij verbergen?
Ben Ik het niet waard om vernoemd te worden? Als iemand iets goeds verteld, een
gezegde, een act of een waarheid over een ander en de persoon niet wil
vernoemen om het respect, de glorie of ’t prestige dat deze acten genieten niet
te verliezen dan is dat omdat de bron als verachtelijk wordt beschouwd. Als de
persoon daarentegen een goede reputatie heeft, respectabel en goed bekend
staat, dan noemt men de naam van die persoon eerst om wat is gezegd of gedaan
op te laten vallen en te versterken en alleen nadien vernoemt men het gezegde
of de act zelf. Daarom, verdien Ik ’t niet om genoemd te worden vóór mijn
woorden worden verteld? Oh, hoe armzalig behandel je Mij! Ik had deze
geringschatting nooit van jou verwacht, nadat Ik zo grootmoedig voor jou was.
Ik heb je zo veel dingen geopenbaard over Mijzelf. Ik heb zo veel van mijn
intieme dingen verteld – nieuwe openbaringen over mijn Wil die Ik nooit aan
iemand bekend heb gemaakt. Je zou meer bereid moeten zijn om Mij bekend te
maken, maar je bent daarentegen zo gesloten. Andere zielen, vol ijver om Mij
bekend en geliefd te maken zouden met trompetgeschal alles willen verkondigen
wat Ik hun had geopenbaard, zodat Ik bekend en geliefd zou worden. Jij daarentegen
wil Mij verbergen. Dit behaagt Mij echt niet”.
Verward en tot ’t
uiterste vernederd zei ik: “Mijn Jezus, vergeef me. U hebt gelijk, maar ik voel
zo’n weerzin. Mijn wil forceren om dat verbergen van mij af te leren, kwelt me.
Heb medelijden met mij! Geef me kracht, geef me meer genade en geef me meer
hartelijkheid zodat ik U nooit meer zo’n verdriet aan doe”. Jezus zei: “Ik zegen je zodat je hart meer genade moge
krijgen en meer open mag zijn om Mij bekend en geliefd te maken”.
deel 14 - 2 augustus 1922
In mijn gebruikelijke
toestand voelde ik me zo verward en gescheiden van mijn lieve Jezus dat ik zei
toen Hij kwam: “Mijn liefde, hoe zijn de dingen veranderd voor mij. Voordien
voelde ik me zo verenigd met U dat ik geen enkele scheiding tussen U en mij kon
ontdekken. Zelfs in de kwellingen waaronder ik leed was U met me. Maar nu is
alles juist het tegenovergestelde. Als ik lijd voel ik me van U gescheiden en
wanneer ik U voor me zie of binnenin me, ziet U er uit als een rechter die me
veroordeelt tot lijden en dood – en U deelt niet langer in de kwellingen die U
zelf me gaf. Integendeel U zegt: Verhef je steeds meer en toch zak ik nog
steeds weg.
Jezus onderbrak me en
zei: “Mijn dochter, hoe misleid je
jezelf. Dit gebeurt omdat je hebt geaccepteerd en Ik je heb getekend met het
sterven en de kwellingen die Ik onderging voor ieder schepsel. Mijn Mensheid
bevond zich ook in pijnlijke omstandigheden. Mijn Mensheid was niet te scheiden
van mijn Godheid, maar mijn Godheid kon niet geraakt worden door verdriet en
was niet in staat zelfs een schaduw van pijn te ervaren. Dus mijn Mensheid was
alleen in zijn lijden. Mijn Godheid was louter toeschouwer bij de smarten en
het sterven dat Ik ondervond. Integendeel, mijn Godheid was een onverbiddelijke
rechter die betaling eist voor iedere ellende van ieder schepsel. Oh hoe beefde
mijn Mensheid! Toen Ik zag hoe Ik bedekt was met de schuld van allen en met de
kwellingen en het sterven dat ieder schepsel verdiende, werd Ik verpletterd
voor dat Licht en die verheven Majesteit. Het was de grootste kwelling van mijn
leven: in onafscheidelijke eenheid met de Godheid was Ik in mijn kwellingen
alleen en als vervreemd van de Godheid. Als Ik je geroepen heb tot gelijkenis
met Mij, waarom verwonder je je dan, dat je je tegelijkertijd binnen in Me
voelt? Je ziet Me ook als een toeschouwer bij de kwellingen die Ik zelf je heb
opgelegd en je voelt je gescheiden van Mij. Deze kwelling van jou is niets
anders dan de schaduw van mijn kwelling. Net zoals mijn Mensheid in feite nooit
werd gescheiden van mijn Godheid, zo verzeker Ik je ook dat je nooit gescheiden
wordt van Mij. Je voelt alleen de uitwerking van de scheiding, maar op die
momenten, meer dan op ieder ander moment wordt Ik een enkel wezen met jou. Wees
daarom moedig, wees trouw en vrees niet”.
deel 14 – 6 augustus 1922
Ik was totaal
opgenomen in de heilige Wil van God. Toen mijn lieve Jezus kwam en zei: “Mijn dochter, alle dingen zijn voor Mij in
balans: de Hemel zowel als de aarde. Mijn Wil bewaart een volmaakt evenwicht.
Mijn evenwicht draagt in zich orde, beheer, eendracht en harmonie. Alles
harmoniseert met elkaar als één geheel. Orde geeft evenwicht en evenwicht
brengt gelijkenis. Daarom is er zo veel harmonie, orde en gelijkenis in de drie
goddelijke Personen. Alle geschapen dingen zijn in harmonie: het ene handelt
als voeding, kracht en leven van het andere. Als maar één geschapen ding in
gebreke blijft in het bewaren van deze harmonie, dan geraken alle andere van
hun plaats en worden verwoest. Alleen de mens ging van Ons weg – uit het
evenwicht van onze Wil. Oh, hoe is de mens afgedwaald: van zijn plaats in den
hoge viel hij in de afgrond. Zelfs met heel de Verlossing is de hele
mensenfamilie er niet in geslaagd om terug te keren naar zijn oorspronkelijke
toestand. Dit geeft aan dat het ergste wat bestaat is zich terug te trekken uit
het evenwicht van onze Wil: het komt erop neer je zelf te storten in chaos,
wanorde en in een oceaan van alle ellenden.
Welnu, mijn dochter, daarom heb Ik jou op een
bijzondere wijze geroepen tot dit evenwicht van mijn Wil zodat jouw leven
daarin het begin zal zijn van het leven waarin al de acten van een ontregelde
mensheid weer zullen terugkeren naar haar evenwicht. Door te leven in mijn Wil
zul jijzelf evenwicht vinden. Je zult in een geordende staat leven en in
volmaakte harmonie met Ons en met al het geschapene. Als alles op elkaar wordt
afgestemd zullen Wij in jou – en in ieder ander die leeft en handelt in onze
Wil – de orde en harmonie ervaren van alle intelligenties, alle woorden, alle
acten en alle stappen van degenen die zich bewegen binnen de grenzen van onze
Wil. Wij willen jouw acten in onze Wil aanstellen tot bestuurders van de acten
van al de anderen en tot herstel van de chaos van de ongelukkige mensheid.
Zoals een zegel de afzender van een boodschap aangeeft, zo zal iedere act
gedaan in onze Wil een zegel zijn die de orde en het evenwicht aangeeft dat Wij
willen ontvangen van al de rest. Je hebt veel te doen in onze Wil. Je zult Ons
al de overwinningen en al de harmonie bezorgen. Onze Wil zal voorzien in alles
wat schepselen nodig hebben om deze veroveringen tot bij Ons te brengen en in
alles wat zij nodig hebben om het evenwicht te herstellen in de menselijke wil
die zo geschonden is doordat zij zich teruggetrokken heeft uit onze Wil”.
deel 14 – 12 augustus 1922
Ik voelde me bedrukt
en vol verdriet. Alleen mijn lieve Jezus weet hoeveel, want Hij onderzoekt
iedere vezel van mijn arme hart en ziet daar de intensiteit van mijn kwelling.
Uit medelijden met mij kwam Hij dan en hield me in zijn armen en zei: “Mijn dochter, houd moed. Ik ben bij je.
Waar ben je bang voor? Heb Ik je ooit in de steek gelaten? Als je een hekel
hebt aan de geringste scheiding van mijn Wil. Ik heb nog veel meer een hekel
aan niet met jou te zijn en niet het leven te zijn van elk van jouw acten en
kwellingen.
Weet dat mijn Wil van het zuiverste goud is. Voordat
de draad van je menselijke wil zo intiem kan verweven worden met mijn Wil dat
zij niet van elkaar onderscheiden worden, moet die omgezet worden in het
zuiverste goud. Dit kan alleen door offers en lijden wat de draad van de
menselijke wil verteert en verandert in een draad van goddelijk goud. Dan zal
deze draad van je menselijke wil zich verenigen met Mijn Wil in het grote wiel
van de eeuwigheid. Het zal alle plaatsen bereiken en overal ontmoetingen
hebben. Maar als mijn Wil van goud is en die van jou van ijzer, zal je beneden
blijven en mijn Wil zal niet afdalen om zich met de jouwe te verenigen. Als je
twee gouden voorwerpen neemt met ieder zijn eigen vorm en die smelt, zul je één
enkel voorwerp kunnen scheppen waarbij het onmogelijk zal zijn om het goud van
het ene te onderscheiden van het goud van het andere. Maar als één voorwerp
wordt gemaakt van goud en het andere van ijzer zullen de twee metalen niet één
worden. Het zal onmogelijk zijn om van hen één enkel voorwerp van goud te
maken. Alleen het offer verandert de natuur van de menselijke wil.
Een offer is als een brandend vuur dat doet smelten en
wegteren. Het offer is heilig en heeft de kracht de Goddelijke Wil in te wijden
in de menselijke wil. Het offer is genade en drukt met zijn bekwaam penseel de
vorm en de goddelijke trekken in. Daarom neemt jouw verdriet toe: het zijn de
laatste penseelstreken die nodig zijn voor de laatste uitbreiding en het
verweven van jouw wil met de Mijne”.
Toen zei ik Hem: “Oh
mijn Jezus, al mijn kwellingen die me lijken te vernietigen, verpletteren me
niet, hoe pijnlijk ze ook zijn. Als U het wilt, laat ze toenemen. Maar U weet
goed welke kwelling me echt verscheurt. En ik vraag om uw medelijden, alleen
vanwege die kwelling want het komt mij voor dat ik die niet langer kan
verdragen. Ach, help mij uit medelijden om me daarvan te bevrijden als het U
behaagt. Jezus antwoordde: “Mijn dochter,
Ik wil ook bij jou zijn temidden van deze kwelling. Ik wil je steun zijn en je
mijn kracht geven zodat je het zult kunnen verdragen. Ik zou je kunnen behagen
door het te verwijderen maar dat zou onjuist zijn. Het zou een wanklank zijn
als een zo verheven werk, een zending zo subliem en uniek, om jou te roepen tot
een leven in mijn Wil niet zou klinken doorheen het centrum van mijn Kerk.
Bovendien breng Ik jou in deze toestand met mijn Wil, en door middel van jouw
gehoorzaamheid aan één van mijn priesters. Maar als hij niet door wil gaan kan
hij jou de gehoorzaamheid geven zodat je, uit gehoorzaamheid, met Mij
overeenstemming zult bereiken. Maar als je vanuit jezelf handelt, vanuit je
eigen wil, zullen wij, jij en Ik, ’t niet alleen niet eens zijn met elkaar maar
je zult jezelf ook te schande maken. Zij moeten weten dat de wereld op een
tijdbom zit. Als ze willen dat er vuur gespuwd wordt en dat alles in de as
ligt, laat ze dan doen wat ze willen”.
Ik stond verstomd en
was zelfs meer van streek dan voordien, maar ik had het voornemen om zijn
allerheiligste Wil te doen en niet de mijne.
deel 14 – 15 augustus 1922
In mijn gebruikelijke
toestand gaf ik me over in de armen van de allerheiligste Wil van God, toen
mijn lieve Jezus zei: “Mijn dochter, je
zult niet alleen al de acten van mijn Mensheid in mijn Wil vinden, acten die
verweven zijn met alle schepselen, maar je zult ook alles vinden wat mijn lieve
Moeder deed. Verweven met Mij, waren haar acten als één act met de mijne. Zo
gauw Ik werd ontvangen in haar schoot, begon mijn Moeder zich te verweven met
mijn acten. Omdat mijn Mensheid geen ander leven, voedsel of doel had dan de
Wil van mijn Vader, had ook Zij geen ander doel dan mijn Vader’s Wil. De Wil
van de Vader vloeide door alles heen en stelde Mij aan zoals een act van ieder
schepsel om zijn rechten als Schepper voor de Vader te herstellen namens alle
schepselen en om Mij aan alle schepselen te schenken als hun leven. Dus ook
mijn Moeder herstelde voor de Vader zijn rechten als Schepper ten bate van alle
schepselen. Zij gaf van Zich zelf aan de schepselen zodat allen, samen met mijn
acten, als hun leven die van Haarzelf zouden ontvangen.
Welnu, in de Hemel omhelst Zij al de glorie van ieder
schepsel. En mijn Wil geeft Haar zoveel glorie ten bate van ieder schepsel dat
er geen glorie is die zij niet bevat, noch is er glorie die niet van Haar komt.
Omdat Zij haar acten, haar liefde en haar smarten verstrengelde met Mij in mijn
Wil, droeg ieder van deze acten bij tot haar stralende glorie. Daarom omhelsde
Zij allen en stroomde door allen heen. Dit betekent leven in mijn Wil. Mijn
geliefde Moeder zou nooit zoveel glorie hebben kunnen ontvangen als niet al
haar acten in mijn Wil waren gevloeid. Deze acten maken Haar tot Koningin en
Kroon van allen. Welnu, Ik wil jou in mijn Wil, zodat de verstrengeling niet
zal plaats vinden met twee maar liever met drie. Mijn Wil wil jou zo uitbreiden
dat het mogelijk zal zijn in één schepsel alle schepselen samen aan te treffen.
Zie je het grote goed dat je zal overkomen, hoeveel glorie je Mij zal schenken
en hoeveel heil je zult brengen aan allen?”
deel 14 – 19 augustus 1922
In mijn gebruikelijke
toestand liet de lieve Jezus me wat van het verdriet en de dood doorstaan wat
Hij leed voor iedereen en elk schepsel. Te oordelen naar de pijnen veroorzaakt
door mijn geringe smarten, stelde ik me voor hoe gruwelijk en dodelijk zijn
smarten moeten zijn geweest, toen Jezus me zei: “Mijn dochter, mijn smarten zijn onbegrijpelijk voor de menselijke
natuur. Bovendien, zelfs de uiterlijke, fysieke pijnen van mijn Passie waren
maar schaduwen en benaderingen van mijn inwendige pijnen. Mijn innerlijke
pijnen werden toegebracht door een almachtige God en zelfs het minste vezeltje
van mijn Wezen kan er aan ontsnappen. De pijnen van mijn Passie werden
toegebracht door mensen die zonder almacht en alwetendheid niet in staat waren
te doen wat zij wilden. Zij konden niet doordringen in al mijn inwendige
vezels. Mijn inwendige pijnen werden zo geïncarneerd dat mijn Mensheid werd
omgezet in doornen, spijkers slagen, wonden en martelaarschap, zo wreed dat ze
Mij continu lieten sterven. Deze pijnen waren niet los te maken van Mij. Zij
vormden mijn eigen leven.
De pijnen van mijn Passie daarentegen waren voor Mij
uitwendig. Het waren doornen en spijkers die er in geslagen konden worden maar
die ook, indien gewenst, konden worden verwijderd. Alleen al de gedachte dat
een bron van pijn kan weggenomen worden geeft al verlichting. Maar mijn
inwendige pijnen en smarten werden gevormd door mijn eigen vlees. De scherpte
van een doorn of het binnen dringen van de nagels kon zelfs met een beetje
verminderd worden. Mijn inwendige pijnen waren zo talrijk en zo groot dat Ik
zou kunnen zeggen dat de fysieke pijnen van mijn Passie een bron van
verlichting waren, kussen die werden gegeven op mijn inwendige pijnen, die
samen genomen, uiteindelijk getuigden van mijn liefde – een liefde zo groot dat
die over stroomde voor de redding van zielen. Mijn uitwendige pijnen waren als
stemmen die allen uitnodigden binnen te gaan in de oceaan van mijn inwendige
pijnen om hen te laten begrijpen tegen welke prijs Ik hun redding betaalde.
Welnu, nu je de interne pijnen lijdt die Ik in jou
overbracht kun je misschien een beetje de voortdurende intensiteit van de mijne
verstaan. Wees daarom moedig. Het is de liefde die Me aanzet om dit te doen”.
deel 14 – 23 augustus 1922
Ik leed en voelde me
bedrukt en van binnen voelde het of mijn lichaam voortdurend opnieuw
vernietiging onderging en ik vroeg Jezus me kracht te geven. En toen Hij kwam,
nam Hij me in zijn armen om me nieuw leven te geven. Maar dit leven diende om
me de gelegenheid te geven om opnieuw de dood te ondergaan en daarna weer een
nieuw leven te beginnen. Toen zei Hij: “Mijn
Wil omhelst alles en sluit in Zichzelf iedere pijn in, ieder martelaarschap en
ieder smart door de eeuwen heen. Daarom omhelst mijn Mensheid alles, iedere
pijn en ieder martelaarschap van het schepsel, omdat mijn leven niets anders
was dan het leven van de Goddelijke Wil. Dit was noodzakelijk niet alleen om
het werk van de Verlossing te voltooien, maar ook om Mij aan te stellen tot
Koning van alle verdriet en pijn en tot hulp en kracht van alle martelaren. Als
het martelaarschap, de pijnen en ’t verdriet niet in Mij zouden zijn, hoe zou
Ik Mijzelf dan Koning van allen kunnen noemen en de bron van alle hulp,
bijstand, kracht en genade die nodig zijn bij ieder verdriet van de schepselen?
Om te geven is het nodig dat je bezit.
Daarom heb Ik je zo dikwijls verteld dat de zending om
in mijn Wil te leven de grootste, de hoogste en de meest verheven zending is.
Er is geen andere roeping die ook maar bij benadering vergelijkbaar is. De
onmetelijkheid van mijn Wil zal ieder martelaarschap, iedere pijn en iedere
smart tot voltooiing brengen. En mijn Goddelijke Wil zal de goddelijke kracht
zijn die hen zal ondersteunen. De ziel die in mijn Wil leeft zal de bron vormen
van martelaarschap, pijn en smart en zij zal aangesteld worden tot hun
koningin. Zie je wat het betekent in mijn Wil te leven? Het betekent niet één
martelaarschap maar alle martelaarschap, niet slechts één pijn of smart, maar
alle pijn en smart. Daarom zal mijn Wil het leven van zo’n ziel zijn. Wie zou
haar anders kracht schenken in zo veel lijden? En als het niet zo was, hoe zou
je kunnen zeggen dat leven in mijn Wil de kracht is van de martelaren? Als de
werkelijkheid van de pijn er niet zou zijn, hoe zou deze ziel de kracht kunnen
zijn van iemand anders? Het zou alleen bij wijze van spreken zijn maar niet in
werkelijkheid. Ik zie dat je bang bent om dit te horen. Nee wees niet bang. Zo
veel martelaarschap, verdriet en pijn zal vergezeld gaan van ontelbare vreugden
en genaden waarvan mijn Wil een onuitputtelijke bron zal vormen. Het is juist.
Als Ik de bron van smart ben in de ziel die in mijn Wil leeft om zo de hulp te
zijn voor de hele mensenfamilie is het ook juist dat Ik in haar het geluk vorm,
de vreugden en de genaden. Maar er is een verschil: het lijden zal een einde
kennen omdat hier op aarde alles eindig is. Hoe groot het lijden ook is, het is
beperkt van duur. Maar de bron van geluk die van boven komt en goddelijk is, is
bijgevolg zonder einde. Wees daarom moedig in mijn Wil te leven”.
deel 14 – 26 augustus 1922
Ik bekeek mijn
geschriften nog eens die vanwege de gehoorzaamheid gekopieerd moesten worden.
En deze gedachte kwam bij me op. Waarvoor dienen al deze offers? Wat voor goeds
zal er uit voortkomen? En terwijl ik dit zei nam mijn goede Jezus mijn hand
tussen de zijne en die stevig vasthoudend zei Hij: “Mijn dochter, zoals bloemen heviger hun geur afgeven als men ze
aanraakt, zo geldt ook dat ze, als ze niet worden aangeraakt zij geen geur
lijken te bevatten en de lucht niet wordt verrijkt door hun geur. Zo gaat het
ook met mijn waarheden. Hoe meer mijn waarheden worden overwogen, gelezen,
opgeschreven, besproken en overdacht des te meer geur geven ze af die iedereen
bereikt, zelfs de Hemel. Ik ervaar de geur van mijn waarheden en Ik voel Me
genoodzaakt er steeds meer te openbaren, als Ik zie hoe de al geopenbaarde
waarheden al het licht en de geur verspreiden die zij bevatten. Als mijn
waarheden niet worden verspreid, blijft hun geur en licht a.h.w. onderdrukt.
Zij verspreiden zich niet en de waarde en het heil dat ze bevatten blijft
zonder uitwerking. Ik voel Me bedrogen aangaande mijn doel waarmee Ik die openbaar.
En dus, al zou je geen andere reden hebben dan Mij tevreden te stellen dat Ik
de geur van mijn woorden zal ervaren, dan zou je gelukkig moeten zijn om het
offer te brengen”.
deel 14 – 29 augustus 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand overwoog ik alles wat mijn lieve Jezus deed en leed om
zielen te redden. En toen Hij kwam zei Hij: “Mijn
lieve dochter, al wat mijn Mensheid deed – gebeden, woorden, werken, stappen en
pijn – zijn er om aan de mens gegeven te worden. Maar wie ontvangt die? Wie
krijgt de toevoeging van mijn werk. Hij die Mij benadert en bidt terwijl hij
zich met Mij verenigt, ontvangt de toevoeging van mijn gebeden en het goede wat
zij bevatten. Hij die spreekt en onderricht, verenigd met Mij, krijgt de
toevoeging en de vruchten van mijn woorden. En op dezelfde wijze ontvangt
degene die bidt en lijdt, terwijl hij met Mij verenigd is de toevoeging en het
goede dat mijn werk en pijn inhoudt. En als dat niet zo zou zijn, dan zou al
het goede dat Ik verkreeg voor het schepsel tijdelijk opgeschort blijven. En
niet op Mij geënt, zou het schepsel niet gevoed worden door al het goede van
mijn Mensheid dat Ik met zoveel liefde wil geven. Als er geen eenheid is blijft
het goede van de een als dood voor de ander.
Stel je een wiel voor: het middelpunt ervan is mijn
Mensheid. De spaken zijn alles wat Ik deed en leed. De cirkel waar al de spaken
zich verenigen is de mensenfamilie die draait om het centrum heen. Als de
omtrek ronddraait en geen steun krijgt van de spaken, kan het wiel niet het goede
krijgen wat het centrum heeft. Oh, wat lijd Ik veel als Ik zie hoe al mijn
goede dingen opgeschort worden en de ondankbare mensenfamilie die niet alleen
niet ontvangt maar ze veracht en vertrappelt. Met zulk een enthousiasme ga Ik
dan op zoek naar zielen die in mijn Wil willen leven om in hen de spaken van
mijn wiel vast te maken. Mijn Wil zal hun de genade geven om de omtrek van het
wiel te vormen en zij zullen het goede ontvangen dat door de anderen is
verworpen en veracht”.
deel 14 – 1 september 1922
In mijn gebruikelijke
toestand verscheen mijn altijd lieflijke Jezus moeizaam en bedrukt, maar wat
Hem het meest bedrukte waren de vlammen van zijn liefde. Deze vlammen schoten
uit Hem te voorschijn en overweldigden Hem, maar werden gedwongen om zich terug
te trekken vanwege menselijke ondankbaarheid. Oh, hoe benauwd was zijn
allerheiligste Hart en hoe verstikkend waren zijn eigen vlammen. Hij vroeg om
troost. En dan zei Hij: “Mijn dochter,
geef Mij verlichting want Ik kan niet meer verdragen. Mijn eigen vlammen
verblinden Mij. Laat Mij je hart verwijden om daar mijn liefde onder te brengen
en de smart van mijn liefde die afgestoten is. Ach, het lijden van mijn liefde
overtreft al mijn ander lijden tezamen”.
En terwijl Hij dit
zei, zette Hij zijn mond op mijn hart en blies zo krachtig dat ik het voelde
uit zetten. Nadien raakte Hij het aan met zijn handen alsof Hij het nog meer
wilde vergroten en Hij blies nog eens. Ik had het gevoel alsof het zou
ontploffen maar Jezus bleef blazen. Nadat Hij het volledig gevuld had, sloot
Hij het met zijn handen alsof Hij het verzegelde zodat er geen enkele hoop
bestond dat ik wat zou ontlast worden en Hij zei: “Dochter van mijn hart, Ik wilde in jou mijn liefde en smart verzegelen
zodat je zou kunnen ervaren hoe vreselijk de pijn is van in bedwang gehouden
liefde, van afgesloten liefde. Mijn dochter, wees geduldig, je zult veel
lijden. Het is zeer ernstig lijden, maar het is jouw Jezus, jouw Leven die deze
troost bij jou zoekt”. Alleen Jezus weet wat ik leed en gewaar werd en
daarom vind ik het ’t best er niet over te schrijven. Na de hele dag ’t gevoel
te hebben gehad dat ik ging sterven, wilde mijn lieve Jezus, toen Hij ’s-avonds
terug kwam, doorgaan met in mijn hart te blazen. Toen zei ik Hem: “Jezus, ik kan niet meer verdragen. Ik
kan niet eens verdragen wat ik al heb. Hoe kunt U er nog meer in willen
brengen? En Hij nam me in zijn armen om mij kracht te geven en zei: “Mijn dochter, wees moedig, laat me
doorgaan, het is nodig. Als dat niet zo was, zou Ik je zo’n lijden niet geven.
Het kwaad is zo duidelijk geworden dat het voor jou noodzakelijk is om erop
gebrand te zijn om mijn pijnen te lijden als of Ik weer op aarde leefde. De
aarde staat op ’t punt vlammen voort te brengen om het schepsel te corrigeren.
Mijn liefde snelt toe om hem met de genade te bedekken. Maar omdat die
verworpen is, is die veranderd in vuur om hem te corrigeren. Daarom bevindt de
mensheid zich tussen twee vuren: vuur van de Hemel en vuur van de aarde. Het
kwaad is zo onbeheerst dat deze twee vuren op ’t punt staan één te worden. En
de pijn die Ik je moet laten lijden, stroomt er tussen in om die éénwording te
stoppen. Anders zou de arme mensheid aan haar einde komen. Laat Mij daarom
doorgaan. Ik zal bij je zijn om je kracht te schenken”.
En terwijl Hij dit
zei, ging Hij verder met blazen. En niet in staat meer te verdragen, vroeg ik
Hem mij te ondersteunen met zijn handen en me kracht te geven. Toen raakte
Jezus me aan, nam mijn hart in zijn handen en rekte het zo fel op dat Hij
alleen weet wat een lijden Hij veroorzaakte. En hiermee niet tevreden, kneep
Hij in mijn keel met zijn handen zodat ik de botten en zenuwen in mijn keel
gewaar werd en ik voelde me stikken. Hij liet me even in deze toestand en toen
zei Hij vol tederheid: “Wees moedig; de
huidige generatie is in deze toestand. De begeerten die overheersen zijn zo
talrijk en veelvuldig en van dien aard dat schepselen erdoor gewurgd worden en
door ondeugden nog walgelijker en vreselijker zijn. De verrotting en ’t slijk
staat op zo’n niveau dat het hen gaat overweldigen. Daarom heb Ik jou de pijnen
van verstikking in je keel laten ondergaan omdat dit ’t lijden is van de
slotmomenten. Ik heb dit eerherstel van jou gevraagd omdat Ik niet langer aan
kon zien hoe de mensheid stikt in zijn eigen zonden.
Maar weet dat Ik dit lijden ook onderging. Toen ze Mij
kruisigden, strekten ze Mij zo krachtig uit op het kruis dat Ik voelde hoe al
mijn zenuwen werden verwrongen en verscheurd. Maar die in mijn keel leden nog
meer en werden zo uitgerekt dat Ik Me voelde stikken. Het was de kreet van de
hele mensheid, ondergedompeld in begeerten die mijn keel dicht knepen, en Mij
deden stikken in de pijn. Dit lijden was vreselijk en afschuwelijk. Ik voelde
het uitstrekken van de botten en spieren van mijn nek met zo’n kracht dat Ik
voelde hoe die werden vernietigd tezamen met die van mijn hoofd, mond en ogen.
De aard en de hevigheid van de spanning was zo intens dat de kleinste beweging
Me dodelijke pijn bezorgde. Nu eens bleef Ik onbeweeglijk, dan weer verkrampte
mijn lichaam zo erg dat Ik schokte op het kruis dat zelfs mijn vijanden ervan
schrokken. Daarom herhaal Ik: schep moed. Het is mijn Wil die je in alles
kracht zal geven”.
deel 14 – 11 september 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand gaf ik me helemaal over aan de heilige Wil van mijn
lieve Jezus. En in mijn behoefte aan rust zei ik bij mezelf: Zelfs slapend in
uw Wil wil ik niets anders dan tot rust komen in de armen van Uw Wil”. En
Jezus: “Mijn dochter, breid je rust uit
over alle schepselen als een mantel om hen te bedekken omdat alleen in mijn Wil
ware rust te vinden is. En omdat Die alles omvat, zul je, rustend in mijn Wil,
je uitbreiden over iedereen om ware rust te verspreiden over allen. Wat is het
mooi om één van mijn schepselen te zien rusten in de armen van onze Wil. Maar
om ware rust te vinden is het nodig dat men begint met al zijn acten, woorden,
liefde en verlangens in onze Wil te leggen zodat zij tot rust komen als zij hun
plaats innemen in mijn Wil. En Ik rust in hen. Alle werken geven rust als ze
voltooid zijn. Maar als ze niet voltooid zijn, doen ze altijd denken aan wat
nog gedaan moet worden en verstoren ware rust.
Welnu, de voltooiing van het werk van de Schepping was
dat de mens onze Wil in alles zou vervullen. Dit was het leven, het voedsel, de
kroon van het schepsel. Maar omdat dit nog niet het geval is, is het werk van
de Schepping nog niet voltooid, en dan kan Ik er niet in rusten en zij niet in
mij. Het geeft Me altijd zorgen en Ik verlang naar deze voltooiing en rust. Daarom
verlang Ik vurig dat deze manier om in mijn Wil te leven bekend wordt. En Ik
zal nooit kunnen zeggen dat het werk van de Schepping en de Verlossing kompleet
is, als Ik niet alle acten van het schepsel bezit die zich als een bed
uitstrekken in mijn Wil om Mij rust te geven. En wat een serene rust zal Ik
geven als Ik zie hoe zij op de vleugels van onze Wil zal terugkeren met het
zegel van de voltooiing van de Schepping! Mijn boezem zal haar bed zijn.
Daarom is er niets wat Ik heb gedaan dat niet als
primair doel had dat de mens bezit neemt van mijn Wil en Ik van zijn wil. In de
Schepping was dit mijn primaire doel. Voor de Verlossing hetzelfde. De
sacramenten die Ik instelde, de zovele genaden aan mijn heiligen gegeven, waren
zaden en middelen om in het bezit van mijn Wil te geraken. Dus zondig niet
tegen alles wat Ik wens in mijn Wil, hetzij in geschriften, woorden of werken.
Van hieruit alleen kun je weten, door de vele voorbereidingen die eraan vooraf
zijn gegaan, dat het leven in mijn Wil het grootste, het belangrijkste is en
dat dat Mij het meest interesseert.
En wil je weten waar dit zaad van mijn Wil werd
gezaaid? In mijn Mensheid. Daar ontkiemde het, werd het geboren en groeide het.
In mijn wonden, in mijn bloed is dit zaad te zien dat zich wil voortplanten in
het schepsel zodat dit schepsel mijn Wil in bezit zal nemen en Ik neem bezit
van zijn wil. Op deze wijze zal het werk van de Schepping terugkeren naar zijn
oorsprong waar het vandaan kwam, niet alleen door middel van mijn Mensheid maar
ook door het schepsel. Het zullen er weinigen zijn, al is het er zelfs maar
één. En was het niet één persoon die, door mijn Wil te verlaten, mijn plannen
misvormde en kapot maakte en het doel van de Schepping vernietigde? Dus ook één
enkel iemand kan het mooier maken en zijn doel weer doen oplichten. Maar mijn
werken staan nooit op zichzelf. Dus zal Ik een leger zielen hebben die willen
leven in zijn Wil en in hen zal Ik de Schepping weer volledig maken, geheel
schoon en juist zoals die voortkwam uit mijn handen. Anders zou Ik niet zo’n
belang stellen in het bekend maken van deze wetenschap van mijn Goddelijke
Wil”.
deel 14 – 15 september 1922
Ik schreef over van
mijn geschriften wat Jezus me had gezegd over de deugden en ik voelde zo’n
weerzin dat ik dacht dat ik ging sterven. En ik zei bij mezelf: “Nadat mensen
sterven spreekt iemand over de gebeurtenissen van hun leven, maar alleen ik heb
de pech dat ik het moet doen terwijl ik nog leef. Och Heer, geef me de kracht
om dit offer te brengen”. Nadien vertelde mijn biechtvader hoe de geschriften
bekend zouden worden. Oh God, wat een lijden! Ik voelde me van streek tot in de
diepte van mijn wezen. Toen de goede Jezus kwam en zag hoe van streek ik was
zei Hij: “Mijn dochter, wat is er
verkeerd? Waarom voel je je zo gekweld? Het is mijn glorie en eer die vereisen
dat de geschriften bekend worden. En jij moet daar tevreden mee zijn. Geloof je
dat de schepselen dit verlangen, voorbereiden of bevelen? Nee, nee, het is
Ikzelf die alles regelt, die uitnodigt, die hen verlicht... en dikwijls horen
schepselen Mij niet. Ik voel Me verplicht om hen krachtiger aan te pakken opdat
mijn Wil vervuld zal worden. Jij zou liever willen dat Ik wachtte tot na je
dood maar mijn Wil wil niet wachten. Het is ook zeker dat jij de tussenpersoon
bent, de ent van mijn Wil. Bovendien gaat dit niet over jou maar over Mij. Dit
gaat over het bekend maken van de uitwerking, de rijkdommen de waarde van mijn
Wil die in het schepsel werkt en wanneer het schepsel leeft in mijn Wil. En als
je geen interesse wil tonen, jij die weet hoe veel en hoe vurig Ik verlang naar
de effecten van mijn Wil die bekend moet worden, waaruit de complete glorie van
de Schepping en de voltooiing van de Verlossing zelf zal voortkomen.
Oh hoeveel uitwerking wordt nog steeds tegengehouden,
net zoveel in de Schepping als in de Verlossing, omdat mijn Wil niet bekend is
en niet werkelijk regeert in het schepsel. En, omdat die niet regeert, zullen
schepselen altijd slaven blijven. Denk je dan, dat zij geïnteresseerd zouden
zijn in deze gebeurtenissen na jouw dood? Oh, hoe veel dingen worden begraven
die Ik aan zielen bekend heb gemaakt omdat iemand tekort schoot in
belangstelling voor mijn werken. Maar als Ik dit getolereerd heb bij anderen,
Ik kan dit niet tolereren met betrekking tot mijn Wil. Ik zal zulke genaden
schenken aan degenen die dit werk doen, dat zij Mij niet zullen kunnen
weerstaan. Maar wat het belangrijkste is en wezenlijk is dat Ik het van jou
verlang”.
deel 14 – 20 september 1922
Ik zei tot mijn
beminnenswaardige Jezus: “Ach, mijn liefde zorg toch dat niets van mijn wezen
uitgaat dan liefde, lofprijzing, eerherstel en zegening naar U toe. Terwijl ik
dit zei, kwam de gezegende Jezus. Ik zag mezelf volledig bedekt met ogen en er
was geen stukje van mij waar je geen oog kon zien. En uit ieder oog kwam een
straal licht dat de persoon van onze Heer verwondde en Hij zei: “Mijn dochter, het is juist zowel voor jou
als voor Mij dat er niets van jou uitgaat dan liefde, heiligheid en glorie –
alles voor Mij. Het zou vernederend zijn als er iemand zou leven in mijn Wil
die geen echte weerkaatsing zou zijn van de bron van al het goede dat
overvloeit vanuit mijn Wil. En als de ziel geen basis heeft van wat goed is,
zou zij niet het goede kunnen ontvangen dat mijn Wil bevat. En als er een ziel
zou zijn met zaad dat niet goed was, zou zij een indringer zijn zonder adel en
zuiverheid. En daarom zou zijzelf in verlegenheid geraken en vertrekken. Zij
zou er geen voldoening of geluk aan ontlenen omdat zij iets bezat dat vreemd
was aan mijn Wil. Daarom heb Ik je merktekens gegeven, zelfs aan je
bloeddruppels, je beenderen, je hartslag, wat ogen van licht zijn om zeker te
zijn dat er absoluut niets van jou uitgaat dat niet heilig is of niet gericht
op Mij”.
Nadien bracht Hij me
buiten mezelf en liet me de chaos zien en de vele plannen voor oorlogen en
revoluties. Jezus deed alles om die plannen van de gebeurtenissen tegen te
houden. Maar toen Hij hun koppigheid zag, verliet Hij hen. Mijn God, wat een
droevige tijden. Ik had nooit gedacht dat de mens tot zulk een verloedering zou
komen, werkend aan de vernietiging van zijn eigen wezen. Ik was ook bang dat
mijn lieve Jezus niet terug zou komen en nog meer dan dat, omdat ik voelde dat
mijn lijden was afgenomen, alsof ik gevoelloos was en hierom zei ik bij mezelf:
“Als het zeker is wat ik gezien heb en Hij, net zoals andere keren, misschien
uiting geeft aan zijn rechtvaardigheid, komt Hij misschien niet en staat Hij me
niet toe te delen in zijn lijden”.
En Jezus kwam terug
en zag mij heel gekweld en zei: “Mijn
dochter, wees niet bang. Weet je nog dat je twee rollen hebt: de ene als
slachtoffer en de ander veel groter: leven in mijn Wil om Me weer de volmaakte
glorie te schenken van de hele schepping. En als je niet met Mij in de ene rol
bent, zal Ik je in de zijn. Op zijn best zal er een pauze zijn in ’t lijden wat
betreft je rol als slachtoffer. Wees daarom niet bang en blijf kalm”.
deel 14 – 24 september 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn lieve Jezus zich bijna naakt en bevend van de kou en Hij
zei: “Mijn dochter, bedek Mij en verwarm
Me want Ik heb het koud. Kijk hoe de schepselen vanwege de zonde zichzelf
ontdaan hebben van alle goeds. En Ik wilde hen zo mooi kleden, hun kleed weven
met mijn lijden, het kleur geven met mijn bloed en het versieren met mijn
wonden. Maar hoe fel is mijn pijn als Ik zie dat zij desondanks dit kleed
weigeren dat zo mooi is? En zij nemen genoegen met naakt te leven. Ik voel Me
naakt te midden van hen. En als Ik hun onverschilligheid zie, heb Ik er
behoefte aan door jou bekleed te worden”.
En ik: “Hoe kan ik U
kleden als ik geen kleren heb? En Hij: “Jawel
dat kun je. Je hebt mijn hele Wil in je macht. Neem die op in jezelf en laat
die van je uit gaan. En je zult voor Mij het mooiste kleed maken. Helemaal
goddelijk en hemels. Oh, hoe heerlijk warm zal Ik ’t hebben. En Ik zal jou het
kleed van mijn Wil schenken; dus zullen we bekleed zijn met hetzelfde gewaad.
Daarom wil Ik dat je het doet en dan kleed Ik jou. Als je Mij bekleedt, is het
terecht dat Ik jou kleed om je te vergoeden wat je voor Mij deed. Al het kwaad
in de mens komt omdat hij het zaad van mijn Wil heeft verloren. En
dientengevolge doet hij niets anders dan zich bedekken met de grootste misdaden
die hem verlagen en hem dwingen te functioneren als een demente mens. Oh, wat
een krankzinnigheid gaat er ontstaan. Het lijden is terecht en wel omdat
schepselen hun eigen ego willen als God”.
deel 14 – 27 september 1922
Ik voelde me
verschrikkelijk van streek vanwege de afwezigheid van mijn lieve Jezus en het
lijden was zo groot dat ik belachelijke dingen begon te zeggen, zelfs zei ik
dat Jezus niet van me hield, dat Ik Hem meer liefhad dan Hij mij, zelfs
ofschoon ik er zeker van was dat mijn liefde maar gering was, nauwelijks een
schaduw, een druppeltje, een waardeloze munt. Maar hoewel klein en beperkt, het
was om Hem te beminnen... Wie kan zeggen wat voor belachelijke dingen ik zei.
Het was zijn afwezigheid die mij koorts bezorgde, die op haar beurt mij een
delirium bezorgde en de oorzaak was dat ik deze dingen zei. Toen na een lange
tijd wachten, kwam mijn lieve Jezus en zei: “Mijn
dochter, Ik wil zien of het waar is dat jij Mij meer lief hebt”. En terwijl
Hij dit zei, vermenigvuldigde de Persoon Jezus zich zodanig dat ik hem links en
rechts zag, in mijn hart. En er was geen deel van mij of geen enkele plek waar
ik Jezus niet zag. En allen zeiden samen: Ik heb je lief. Ik heb je lief. Maar
dit was nog niets. De hele schepping herhaalde als één geheel. “Ik heb je
lief”. Hemel en aarde, pelgrims en gelukzaligen, allen zongen in koor als één
enkele echo: Ik heb je lief met de liefde waarmee Jezus je liefheeft. Ik bleef
verward achter bij zoveel liefde en Jezus vervolgde: “laat ons eens zien, zeg Me eens, herhaal voor Mij dat je Me meer
lief hebt. Vermenigvuldig jezelf om Mij net zoveel liefde te geven als Ik jou
geef”.
Ik antwoordde: “Mijn
Jezus, vergeef me, ik weet niet hoe ik me moet vermenigvuldigen omdat ik geen
scheppende macht bezit. En daarom ben ik tot niets in staat. Daarom, hoe kan ik
U net zoveel liefde geven als U mij geeft? Ik weet ook dat mijn liefde niets
voorstelt vergeleken bij de uwe, maar de pijn van uw afwezigheid doet me ijlen
en laat me dwaas spreken. Laat me niet meer alleen, als U wilt dat ik niet meer
zulke absurde dingen zeg”. En Jezus liet me ophouden met spreken en vervolgde: “Ach mijn dochter, je weet niet in wat voor
conflict Ik me bevind, mijn liefde doet Me zelfs angsten uitstaan om te komen.
Maar mijn rechtvaardigheid verbiedt het Me bijna omdat de mens op het punt
gekomen is van de extremen van het kwaad en hij verdient geen barmhartigheid
die over hem komt als Ik kom en Ik laat jou delen in het lijden dat ze Mij aan
doen. Weet dat degenen die de naties regeren krachten verzamelen om het volk te
vernietigen en ongenade plannen voor mijn Kerk en om hun plannen uit te voeren
roepen zij de hulp in van vreemde machten. De wereld beleeft een vreselijk
moment.
Bid daarom en heb geduld”.
deel 14 – 3 oktober 1922
In mijn gebruikelijke
toestand voelde ik me gekweld omdat de goede Jezus dikwijls toestond dat ik
leed terwijl mijn biechtvader aanwezig is. Ik klaagde en zei: “Mijn Liefde, ik
vraag U, ik smeek U dat U niet toestaat dat ik lijd in tegenwoordigheid van wie
dan ook. Sta toch toe dat alles gebeurt tussen U en mij en dat U de enige bent
die weet van mijn lijden. Ach Jezus, maak mij gelukkig. Geef mij uw woord dat U
het niet meer doet. U kunt me zelfs twee keer zoveel laten lijden. Ik zal
altijd tevreden zijn, als alles maar verborgen blijft tussen U en mij”.
En Jezus onderbrak me
en zei: “Mijn dochter, wees niet
bedroefd. Als mijn Wil het verlangt, moet je toegeven. En bovendien, dit is
niets anders dan een deel van mijn eigen leven. Mijn verborgen leven, mijn
innerlijk lijden en alles wat Ik deed, had altijd tenminste één of twee
toeschouwers. Dat was billijk en nodig om het doel van mijn lijden te bewerken.
De eerste toeschouwer was mijn hemelse Vader aan Wie niets kon ontgaan en Hij
was Degene die Mij mijn lijden toebracht. Hij bracht het toe en was toeschouwer.
Als mijn Vader niets had gezien of geweten, hoe kon Ik Hem dan eerherstel en
glorie schenken? En hoe kon Ik Hem voorbereiden om mededogen te hebben met de
mensheid, behalve wanneer Hij Mij zag lijden. Als dat niet zo was, zou Ik het
doel van mijn lijden niet bereikt hebben.
Vervolgens was mijn Moeder een toeschouwer van al het
lijden van mijn verborgen leven. En dit was ook nodig. Als Ik van de Hemel naar
de aarde was gekomen om te lijden, niet voor Mij maar voor het heil van de
mensheid, dan zou er toch minstens één schepsel moeten zijn die het goede dat
mijn lijden bevatte weergaf. Dit lijden bracht Haar er toe Mij te danken,
prijzen, lief hebben en zegenen en was de oorzaak dat Zij het buitengewone van
mijn goedheid bewonderde. Dit ging zo ver dat zij, geraakt en verrukt bij het
zien van mijn pijn smeekte dat Zij niet vrijgesteld zou worden van zich te
verenigen met dit zelfde lijden. Zo dat Zij die ook kon verdragen om mij
eerherstel te geven en Mij zo volmaakt na te volgen. Als mijn Moeder niets zou
hebben gezien, zou er niemand geweest zijn die Mij het eerst zou navolgen of
Mij zou danken of prijzen. Mijn lijden en het grote goed dat het bevatte zou
zonder uitwerking gebleven zijn omdat Ik, als niemand er iets van geweten had,
nooit in staat was geweest om, van het begin af aan, alles te verdragen.
Dientengevolge zou het doel van het grote goed voor het schepsel verloren zijn
gegaan. Zie je nu hoe noodzakelijk het was dat minstens één schepsel erbij was
en volledig bewust was van mijn lijden? Als dit voor Mij gold, wil Ik dat
hetzelfde is voor jou. Bovendien moet Ik je zeggen dat Ik de biechtvader wil
als een tussenpersoon naast Mij, de toeschouwer en bewaarder van het lijden dat
Ik je gaf, met de bedoeling dat hij deelt in het heil. Als Ik hem dicht bij Me
heb, kan Ik hem meer bezielen in het geloof en licht en liefde in hem storten
en zo zal hij de waarheden verstaan die Ik je wil openbaren”.
Toen ik dat hoorde
was ik nog meer belast dan ooit. Toen ik mededogen verwachtte, vond ik
rechtvaardigheid en een niet te vermurwen Jezus. Oh God, wat een lijden. Toen
Hij me zo gekweld zag, vervolgde Hij: “Mijn
dochter, is dat de manier waarop je Mij lief hebt? De tijden zijn zo triest
maar het kwaad dat zal komen zal de mensen doen beven. En ook al kun jij de stroom
van rechtvaardigheid niet langer stoppen, jij en Ik samen kunnen dit wel. En
jij zult Mij zelf vragen om je te laten lijden. Berust daarom hierin en heb
geduld. Jouw Jezus verlangt het en dat is genoeg!”
deel 14 – 6 oktober 1922
Ik was aan ’t bidden
toen mijn altijd beminnelijke Jezus kwam. Hij legde zijn arm om mijn schouder
en zei: “Mijn dochter, laat ons samen
bidden. Laten we de onmetelijke zee van mijn Wil binnen gaan zodat niets van
jou uit mag gaan wat niet is ondergedompeld in mijn Wil. Gedachten, woorden,
stappen, werken en hartslag – alles moet zijn plaats hebben in mijn Wil. En
alles wat je doet in mijn Wil, zal je nog een bezit geven en je zult een groter
recht verkrijgen. Het was de bedoeling van de Schepping dat iedere menselijke
act zijn Leven heeft in mijn Wil en het plan is dat alle menselijke acten
goddelijke acten worden met de zegel van adel, heiligheid en verheven wijsheid.
Het was niet onze Wil dat de mens van Ons scheidt maar dat hij leeft met Ons en
groeit in gelijkenis met Ons en werkt zoals Wij. Wij wilden daarom dat al zijn
acten worden gedaan in onze Wil zodat die hun plaats konden hebben en hun
stroom vormen in mijn onmetelijke zee. Ik deed als een vader die, in ’t bezit
van uitgestrekte stukken land, tegen zijn zoons zegt: “Ik geef je het centrum
van mijn eigendommen zodat je mijn land nooit zult verlaten en je zult groeien
in mijn rijkdommen met mijn zelfde adel en dezelfde grootheid van mijn werken.
Zo zal iedereen weten dat je mijn zoon bent”. Wat zou je zeggen van zo’n zoon
als hij het grote geschenk van zijn vader zou weigeren en zijn uitgestrekte
landerijen zou verlaten om te leven in ellende, zichzelf zou verlagen door een
leven in genadeloze slavernij van wrede vijanden. Dit deed de mens!
Welnu, Ik wil dit plan, dit stroompje van jou in mijn
Wil. Laat iedere gedachte van jou daarin vloeien, zodat de weerkaatsing van
onze intelligentie, die de bron is van alle gedachten, oprijst boven iedere
menselijke intelligentie en ons de eer geeft van iedere gedachte op een goddelijke
wijze. Laat jouw woorden en werken in onze Wil vloeien zodat die weerkaatsingen
worden van de heiligheid van ons woord Fiat.
Dit is het Fiat dat schiep en alle dingen in stand
houdt en het is de bron van alle leven en beweging en de woorden van ieder
schepsel. Laat ieder werk en act zich verenigen met ons zelfde woord Fiat en
met dezelfde heiligheid van onze werken om Ons glorie te schenken. Mijn
dochter, als alles wat menselijk is, zelfs een enkele gedachte – niet wordt
gedaan in mijn Wil kan de mens zijn eigen plaats niet innemen. De stroom wordt
niet gevormd en mijn Wil is niet in staat af te dalen naar de aarde om bekend
te worden en te regeren”.
Toen ik dit hoorde
zei ik hem: “Mijn liefde, mijn Jezus, is het mogelijk dat na zo vele eeuwen van
leven van de Kerk, de vele heiligen die Hemel en aarde verrast hebben door hun
deugd en wonderen, niets deden in uw Goddelijke Wil om het plan te realiseren
waarvan U spreekt. Het lijkt me ongelooflijk dat U dit plan van mij verwacht
die de meest onbekwame ben, de slechtste en de meest onwetende”. En Jezus zei: “Luister mijn dochter, mijn wijsheid heeft
middelen en manieren van doen die de mens ontkent en Hij noodzaakt hem zijn
hoofd te buigen en hem te aanbidden in woordeloze stilte. En het is niet aan
hem om Mij de wet voor te schrijven of Mij te zeggen wie Ik moet kiezen of het
beste ogenblik dat mijn goedheid beschikt. Bovendien, Ik moest eerst heiligen
vormen die op Mij moeten lijken en op de meest volmaakte wijze mijn Mensheid
moeten navolgen, in zoverre dat mogelijk was voor hen. En Ik heb dit al
voltooid. Nu wil mijn Godheid nog verder gaan en de grootste excessen van
liefde bereiken. Daarom verlang Ik dat mijn kinderen binnen gaan in mijn
Mensheid en hetzelfde doen wat de ziel van mijn Mensheid deed in de Goddelijke
Wil. Als degenen die het eerste waren, samenwerkten met mijn Verlossing om de
zielen te redden, de wet te onderwijzen en de zonde te overwinnen tijdens de
eeuwen waarin zij leefden, degenen die daarna komen kunnen daar bovenuit gaan
en hetzelfde doen wat de ziel van mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Door
dit te doen zullen zij alle eeuwen en alle mensen omvatten. Uitgaand boven
ieder schepsel, zullen zij de rechten van de schepping herstellen, zowel mijn
eigen rechten als die van de schepselen. Zij zullen alles terugbrengen naar de
prille oorsprong van de Schepping en naar het doel waarvoor de schepping
ontstond.
Alles heeft zijn orde in Mij. Als de schepping uit Mij
voortkwam met orde, moet die naar Mij terugkeren met dezelfde orde als waarmee
die uit mijn handen kwam. Nu heb Ik het eerste plan van de menselijke acten al
omgevormd in goddelijke acten in mijn Wil. Ik verliet deze acten alsof die
opgeschort zijn en het schepsel wist hier niets van, uitgezonderd mijn lieve en
onafscheidelijke Moeder. En dit was nodig. En als de mens de weg, de deur en de
ruimte van mijn Mensheid niet wist, hoe kon hij dan binnengaan om te doen wat
Ik deed. Maar nu is de tijd gekomen voor het schepsel om binnen te gaan in dit
plan en zijn acten in de mijne te doen. Waarom ben je verwonderd dat Ik jou heb
geroepen om de eerste te zijn? Het is vooral waar dat Ik je geroepen heb om de
eerste te zijn. En hoeveel Ik hen ook liefheb, aan geen andere schepselen, heb
Ik getoond hoe te leven in mijn Wil, de uitwerking, de wonderen en het goede
dat het schepsel krijgt, dat werkzaam is, in mijn verheven Wil. Zoek maar in de
levens van zoveel heiligen als je maar wilt of in alle leerboeken en je zult
niet de wonderen van mijn Wil vinden zoals die werkzaam zijn in het schepsel en
het schepsel werkzaam in de mijne. Hoogstens vind je berusting, overgave en
doen wat God wil, maar niet mijn Goddelijke Wil die werkzaam is in het schepsel
en het schepsel op zijn beurt werkzaam in de Goddelijke Wil. Dit betekent dat
de tijd nog niet gekomen is waarin mijn goedheid het schepsel zal roepen om te
leven in deze sublieme toestand. Zelfs de wijze van bidden die Ik vraag, wordt
niet gevonden in welk schepsel dan ook. Wees daarom aandachtig. En omdat mijn
rechtvaardigheid erop aandringt en mijn liefde er vurig naar zoekt, bereidt
mijn wijsheid alles voor om dit te verkrijgen. Wat Wij van je verlangen zijn de
rechten en de glorie van de Schepping”.
deel 14 – 9 oktober 1922
Nog steeds in mijn
gebruikelijke toestand komt mijn beminnelijke Jezus vol tederheid. En terwijl
Hij me stevig in zijn armen houdt, kust Hij me en Hij zegt me zo veel keer: “Mijn dochter, dochter van mijn Wil, hoeveel
heb Ik je lief. Kijk, net zo dikwijls als jouw wil in de mijne binnengaat, zo
dikwijls ontledigt die zich van jou. En mijn Wil komt binnen om in jou zijn
acten te stellen. En telkens als jouw wil acten stelt in de mijne, ontvangt die
de kracht van de scheppende macht en blijft zijn acten stellen in Mij. En omdat
Ik één enkel punt ben, bevat Ik alles, omarm Ik alles en doe Ik alles. Ik zie
jouw wil in de mijne werken met dezelfde scheppende macht die Mij alles wil
geven en voor iedereen alles goed wil maken. En met de grootste tevredenheid
zie Ik jou in mijn tegenwoordigheid vanaf het eerste ogenblik van de schepping.
En iedereen achter je latend, ga jij voorop alsof jij het eerste schepsel was
dat Ik schiep en waarin geen scheiding van willen bestaat tussen jou en Mij.
Zo wilde Ik de eerste mens. Jij geeft Mij de eer de
glorie en de liefde alsof de Schepping mijn Wil nooit verlaten heeft. Wat een
vreugde, wat een tevredenheid voel Ik. Je kunt het niet begrijpen. De orde van
de Schepping komt hersteld naar Mij toe. Harmonieën en vreugden volgen elkaar
zonder onderbreking. Ik zie jouw menselijke wil in Mij werken in het licht van
de zon, in de golven van de zee, in het twinkelen van de sterren, in alles. En
je geeft glorie aan mijn naam voor al het goede van al het geschapene. Wat een
geluk! In alles word Ik weerkaatst maar met één verschil: Ik ben één enkel punt
en jij neemt stukje voor stukje meer ruimte in als je werkt, denkt, spreekt en
lief hebt in mijn Wil en daar vorm jij goddelijke ruimten”.
deel 14 – 19 oktober 1922
Mijn overgave in
Jezus armen duurt voort. Ik voel me opgaan in zijn allerheiligste Wil, in zijn
diepste centrum, terwijl Hij zei: “Dochter
van Mij, mijn Mensheid leefde als in het centrum van de zon van mijn Goddelijke
Wil waarvan stralen uitgaan die mijn onmetelijkheid in zich dragen en alle
dingen en alle schepselen omvatten. Mijn werken, uitgaande vanuit dit centrum,
werden in actie aangetroffen voor iedere act van de schepselen. Mijn woorden
kwamen in actie voor ieder menselijk woord. Elk van mijn woorden kwam in actie
voor iedere menselijke gedachte en zo met al het andere. Na afdaling in de
mensheid keerden al mijn acten terug als één enkele act, waarin alle acten die
Ik zou herdoen met de Wil van mijn Vader. Alleen omdat mijn Mensheid in het
centrum van de Goddelijke Wil leefde, was Ik in staat alles te omvatten in één
enkele act. Ik was zo in staat het werk van de Verlossing te voltooien op en
wijze die Ikzelf gepast vond. Als het anders geweest was, zou het werk van de
Verlossing niet compleet geweest zijn en Mijzelf niet waardig. Net zoals de
breuk tussen de menselijke en de Goddelijke Wil het wezen uitmaakt van de
ellende van de mens, zo was de eenheid van mijn menselijke Wil met de
Goddelijke Wil bestemd om de bron te zijn van heel het heil van de mens. Deze
eenheid vond in Mij plaats als een wezenlijk en natuurlijk deel van mijn Wezen.
Kijk naar de zon en zie wat het is. Een bol van licht,
uitstralend naar alle kanten, niet te onderscheiden, naar links, rechts,
voorwaarts, achterwaarts, naar boven, naar beneden. Deze eeuwenoude lichtbron
is vandaag hetzelfde. Niets is veranderd, het licht noch de warmte en zo zal
het blijven tot het einde van de tijd. Als het als een redelijk wezen, had
kunnen delen in mijn Goddelijke Wil, zou deze lichtbron alle menselijke acten
navertellen, nog sterker, die zou die bezitten als eigendom omdat die het leven
zou geweest zijn, de oorzaak en uitwerking van iedere act als een wezenlijk
deel van zijn wezen. Op dezelfde manier omhelst de ziel die in mijn Wil leeft
iedereen; niets ontsnapt haar. Zij handelt ten gunste van allen en verzuimt
niets. Samen met Mij verspreidt ze zich rechts en links, voorwaarts en
achterwaarts met uiterste eenvoud alsof dit vermogen deel uitmaakt van haar
natuurlijke zelf. Als deze ziel handelt in mijn Wil reist zij doorheen alle
eeuwen en voor iedere menselijke act verheft zij haar eigen act op goddelijke
wijze krachtens mijn Wil.
Luister, oh dochter van Mij, wat Ik van jou wil maken,
jij die al herboren bent geworden in mijn Goddelijke Wil. In jou wil Ik een
kopie maken van wat mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Ik wil jouw wil
verenigd met de mijne zodat die kan herhalen wat Ik deed en nog steeds doe. In
mijn Wil zul je alle acten vinden van mijn Mensheid, zowel inwendig als
uitwendig. Mijn uitwendige acten zijn min of meer bekend, en als zij willen,
kunnen schepselen met hun menselijke wil deel hebben aan het goede dat Ik deed.
Dit behaagt Mij omdat Ik zie hoe het goede dat Ik doe wordt vermenigvuldigd
onder de schepselen vanwege de eenheid met Mij. Het is alsof mijn acten op de
bank gezet werden en Ik er interest van kreeg. Maar er is weinig bekend over de
inwendige acten uit liefde voor allen gesteld door mijn Mensheid in de
Goddelijke Wil. Omdat schepselen zich niet bewust zijn van de macht van deze
Wil, van hoe mijn ziel handelde in mijn Wil en wat Ik deed, hoe kunnen zij zich
dan met Mij verenigen om deel te krijgen aan al dit goede? Kennis van zo iets
goeds brengt met zich mee de waarde, de uitwerking en het leven van dat goede.
Hoe beter men iets kent, hoe nuttiger het kan zijn. Wanneer twee mensen twee
objecten van dezelfde waarde verkopen, kan degene die het object goed kent, het
voor een hogere prijs verkopen en er meer aan verdienen. Terwijl het ander
object dat de eigenaar niet goed kent, voor minder wordt verkocht en minder
opbrengt. Hoe veel kan gewonnen worden door kennis. Velen worden rijk omdat zij
nauwkeurig kennen wat zij verkopen. Andere in gelijke omstandigheden zijn arm
omdat zij niet weten wat zij verkopen.
Welnu, omdat Ik jou wil verenigen met Mij in de
inwendige acten van mijn Mensheid, is het alleen eerlijk dat Ik je informeer
over hun waarde, hun uitwerking, hun macht en over de wijze waarop mijn Wil
handelt. Als Ik deze dingen aan jou toon, open Ik ook de mogelijkheid om met
Mij te delen in wat Ik jou openbaar. Waarom zou Ik anders deze dingen aan jou
openbaren? Louter om wat nieuws te verkondigen? Nee, nee! Als Ik iets openbaar
is het omdat Ik wil geven! Dus hoe meer je de waarde van de Goddelijke Wil komt
te weten en de uitwerking ervan, des te meer heb Ik je willen geven. Besteed
daarom aandacht aan het grote goed dat Ik wil geven, niet alleen aan jou maar
ook aan anderen. Als kennis van het leven in mijn Wil meer en meer wordt
uitgezaaid, des te meer zal het geliefd worden. En degenen die mijn wil
liefhebben, hun liefde zal al het goede absorberen wat hun kennis van mijn Wil,
als een vruchtbare moeder, in hen zal hebben teweeggebracht.
Ik ben geen God van isolatie. Nee, Ik verlang
schepselen verenigd met Mij. De echo van mijn Wil moet weerklinken in hun wil
en de echo van hun wil in de mijne om hen één te maken. Ik heb zoveel eeuwen
gewacht om mijn Wil te openbaren die handelt in schepselen en de hunne in de
mijne, omdat Ik hen zodoende bijna tot mijn zelfde niveau zou verheffen. Dus
was het nodig om schepselen voor te bereiden en hen geschikt te maken om
vooruit te gaan van minder naar meer kennis. Ik ging te werk als een leraar die
de studenten eerst de klinkers en medeklinkers moet leren alvorens voort te
gaan met het schrijven van opstellen. Zo wil Ik leven in mijn Wil ontvouwen! Nu
verlang Ik jouw eerste opstel en als je oplet zul je het goed samenstellen. Je
zult Me de eer geven om te schrijven over een onderwerp dat Jezus je aanreikt,
het meest indrukwekkende van alle onderwerpen: de eeuwige Wil. Dit zal Me de
grootste glorie geven terwijl het de kloof overbrugt tussen schepselen en
Mijzelf en hun nieuwe horizon openbaart, nieuwe hemelen en nieuwe
buitensporigheden van mijn liefde.
Kijk! In mijn verheven Wil hebben al de interne acten,
gedaan door mijn Mensheid hun onderkomen, alleen maar wachtend om als
boodschappers op pad te gaan. Deze acten werden gesteld voor de schepselen en
willen zichzelf bekend maken om van zichzelf weg te schenken. Omdat zij niet
van zichzelf kunnen geven, voelen zij zich gevangen. En zij vragen, nee zij smeken,
mijn wil om hem bekend te maken zodat zij het goede kunnen weggeven wat zij
bevatten. Ik ben als een moeder die haar kind lange tijd in haar schoot heeft
gedragen. Als zij het kind niet geboren kan laten worden wanneer het ogenblik
van de geboorte daar is, wil zij iets doen, zelfs ten koste van haar leven, om
haar kind geboren te laten worden. Iedere uitstel, uren of dagen, van de
geboorte, lijken haar jaren of eeuwen omdat zij verlangt naar haar kind. Zij
heeft haar kind in haar al gevoed en zij heeft alles gedaan wat nodig is voor
het ogenblik van de geboorte. Alleen de werkelijke geboorte is haar verlangen.
Zo is nu mijn toestand, erger dan die van een moeder omdat Ik dit kind eeuwen
in Mij heb gedragen; meer dan een bevalling omdat het de bevalling inhoudt van
al mijn menselijke acten gedaan in de heiligheid van de eeuwige Wil als
geschenken voor schepselen. Terwijl zij worden gegeven, zullen mijn acten de
menselijke acten van schepselen omzetten in goddelijke acten. Deze zullen
schepselen versieren met de meest schitterende en veelzijdige schoonheid. Zij
zullen schepselen in staat stellen om te leven met het leven van mij Wil. Zij
zullen schepselen de waarde geven, de uitwerking en het goede dat mijn Wil
bezit. Daarom lijd ik, zelfs meer dan een moeder, aan krampen en pijnen van een
inwendige bevalling. Ik brand van verlangen om mijn Wil over te dragen. De tijd
is gekomen en Ik zoek iemand om de eerste geboorte mee te maken zodat Ik nadien
kan doorgaan om mijn Wil te laten geboren worden in andere schepselen. Daarom
zeg Ik je, wees aandachtig! Breid je uit zodat je al de waarde, de uitwerking
en de kennis die mijn Wil bevat kan ontvangen, zodat jij het eerste schepsel
kunt zijn aan wie Ik mijn Wil overdraag. Hoeveel vreugde zul je Mij geven! Je
zult de dageraad zijn van mijn geluk op aarde! Je zou kunnen zeggen dat de
menselijke wil Mij zo verdrietig heeft gemaakt temidden van de schepselen. Maar
mijn Wil, actief in schepselen, zal voor Mij mijn geluk herstellen”.
deel 14 – 24 oktober 1922
Mijn altijd
beminnenswaardige Jezus blijft me spreken van zijn allerheiligste Wil. Hij
lijkt echt op een meester die ogenschijnlijk al zijn onderwerpen heeft
verbruikt die Hij wilde onderwijzen aan zijn leerling maar in feite alleen een
rustpauze inlast. Hij gaat dan door met nog meer sublieme lessen die de
leerling verrukken en die in hem grotere liefde en verering opwekken. Zo was
het toen Jezus kwam en zei: “Mijn
dochter, hoeveel wonderen bevat mijn verheven Wil tijdens acten in schepselen!
Als een ziel mijn Wil in zichzelf binnen roept en zij op haar beurt binnen gaat
in mijn Wil en mijn Wil acten laat stellen in al haar acten, zelfs de meest
onbetekenende, wordt er een stroom gestart tussen de Wil in de drie goddelijke
Personen en hun zelfde Wil die acten stelt in schepselen.
Dus als de goddelijke Personen lief hebben of liefde
willen geven, weten Zij waar die liefde onder te brengen, omdat er een plaats
op aarde is waar Zij hun eigen wil vinden die acten stelt in schepselen die
deze liefde kunnen ontvangen. Deze Wil stijgt opnieuw op naar de boezem van de
Godheid. Het lijkt of die in tweeën is verdeeld, zowel in het schepsel als in
de Godheid, en toch zijn die altijd één. Zij draagt op een goddelijke wijze de
wederkerige liefde van het schepsel terug naar de Godheid. Op deze wijze wordt
de eeuwige liefde een vloeiende stroom tussen Hemel en aarde, naar beneden
stromend en terugkerend zonder hindernissen en op aarde is er iemand om die te
ontvangen waarin de eigen Wil van de liefde woont om haar jaloers te bewaren als
een schat en die te beschermen. Dan, als mijn Godheid zijn schoonheid toe wil
staan waarheden, macht en oneindige genaden voort te brengen... dan hebben zij
ergens een onderkomen. Zij wonen in hun eigen Wil, handelend in schepselen. De
liefdestroom stroomt vrij en mijn Wil neemt verantwoording voor het jaloers
bewaken van mijn schoonheid, mijn waarheden en mijn kracht en om Mij de dank te
brengen die Ik verdien met het oog op de oneindige genaden die Ik heb gegeven.
Vandaar zal Ik niet langer opgelicht worden. Ik zal in volmaakte harmonie zijn
binnenin mijn Wil als de acten op aarde in de schepselen en in de goddelijke
Personen in de Hemel. Hoeveel zal Ik openbaren over Mij zelf! Als Ik mijn
waarborg ervoor op aarde heb gevormd zal mijn gevangen liefde bevrijd worden.
En de stromen tussen Hemel en aarde zullen dan vrij zijn om onafgebroken te
stromen”.
deel 14 – 27 oktober 1922
Ik overwoog wat er de
laatste dagen was opgeschreven en zei bij mezelf: “Hoe is ’t mogelijk dat mijn
lieve Jezus zo lang heeft gewacht om te openbaren wat zijn Mensheid uit liefde
voor de schepselen tot stand bracht in de Goddelijke Wil”. Terwijl ik hierover
nadacht zei mijn altijd lieflijke Jezus, zich tonend met ontbloot Hart: “Dochter van mijn Wil waarom ben je zo aan
’t peinzen? Hetzelfde gebeurde met de Schepping, hoeveel keren vormde Ik die
niet in mijn boezem? Alleen als het Mij behaagde bracht Ik het naar buiten. Hoe
ging dat met de Verlossing? Hoeveel langer hield Ik die binnen Mij?
Ik zou kunnen zeggen dat Die binnenin Mij was van alle
eeuwigheid (“ab enterno”) Niettemin wilde Ik een lange periode uit de Hemel
neerdalen om Die te voltooien. Het is mijn werkwijze om eerst mijn werk
binnenin Mij tot stand te brengen en het dan, op het gunstige moment, naar
buiten te brengen.
Bovendien moet je weten dat mijn Mensheid twee
generaties in zichzelf insloot: de kinderen van de duisternis en de kinderen
van het licht. Ik kwam om de eerste te redden en met dit doel vergoot Ik mijn
bloed. Mijn Mensheid was heilig. Die had niets geërfd van de ellende van de
eerste mens. Ofschoon het waar is dat mijn Mensheid eigenschappen had en
natuurlijke trekken gelijk aan die van de mens. Het is ook waar dat het een
volmaakte Mensheid was zonder het minste vlekje dat heiligheid zou kunnen verdoezelen.
Mijn erfdeel was de unieke Wil van mijn Vader, waarin Ik al mijn menselijke
acten moest stellen om in mij de generatie van de kinderen van het licht te
vormen. Deze generatie moest Ik vormen in de boezem van de Wil van mijn hemelse
Vader. Ik bespaarde mezelf de vermoeidheid noch acten noch smarten of gebeden
om dit werk te realiseren. In feite was deze generatie van het licht de
verheven motivatie voor alles wat Ik deed en leed. Ik verwekte, voedde en
vormde deze generatie binnen in Mij. Het waren deze kinderen van het licht die
de goddelijke Vader Mij met zoveel liefde had toevertrouwd. Dit was mijn
gekoesterde erfdeel, aan Mij geschonken binnen de allerheiligste verheven Wil.
Welnu, na het goede van de Verlossing bekend gemaakt te hebben en hoe Ik verlang
dat iedereen word gered door hun al de nodige middelen te schenken, ga Ik
verder bekend maken dat er nog een generatie binnenin Mij is die Ik moet tonen:
de generatie van mijn kinderen die bestemd zijn om te leven in de Goddelijke
Wil. In mijn eigen Hart heb Ik al de genaden voorbereid, al mijn inwendige
acten voor hen gedaan, nauw verbonden met de eeuwige Wil. Zij verwachten
slechts de kus van de acten van deze generatie en de eenheid met deze generatie
om aan hen het erfdeel van de verheven Wil over te dragen. Ik heb dit erfdeel
al ontvangen en Ik wil het hun schenken om de tweede generatie van de kinderen
van ’t licht te vormen om zich te vertonen vanuit mijn binnenste.
Als mijn Mensheid de Goddelijke Wil niet zou schenken,
wat het enige doel is van mijn liefde en waar al het goede vandaan komt, dan
zou mijn afdalen naar de aarde niet compleet zijn geweest. Ik zou niet alleen
niet kunnen zeggen dat Ik alles had gegeven, maar integendeel, Ik zou voor Mij
zelf gehouden hebben wat het grootste en edelste en het goddelijkste is.
Zie je nu waarom het zo nodig is dat mijn Wil bekend
wordt in al haar aspecten, haar wonderen, effecten en waarde? Zie je nu waarom
het zo nodig is om alles bekend te maken wat Ik deed voor de schepselen en wat
schepselen zelf moeten doen. Kennis van deze dingen zal een krachtige magneet
zijn om schepselen aan te trekken om het erfdeel van mijn Wil te laten
ontvangen en deze generatie van de kinderen van het licht aan ’t licht te
brengen. Wees aandachtig, mijn dochter. Jij zult de spreekbuis zijn en de
trompet om deze generatie, zo geliefd en verlangd door Mij, op te roepen en te
verenigen”.
Na zich even
teruggetrokken te hebben, kwam Hij nadien terug maar zo wanhopig dat Hij
medelijden opriep. Hij wierp zich in mijn armen als om wat verlichting te
vinden. Toen ik dit zag zei ik: Wat gaat er verkeerd Jezus, dat U zo bedrukt
bent? Jezus antwoordde: “Ach, mijn
dochter, jij weet niets van wat zij willen doen. Zij willen Rome op ’t spel
zetten. Niet alleen vreemdelingen maar ook Italianen zelf willen om haar
gokken. Zo groot en zo talrijk is het kwaad en de schanddaden dat het voor de
aarde minder schadelijk zou zijn om vuur te spuwen om hen in de as te leggen.
Kijk! Van overal komen mensen samen voor de aanval. Om het nog erger te maken
komen zij in schaapskleren terwijl ze in feite hongerige wolven zijn, gretig om
hun prooi te verslinden. Wat een duivels pact verzinnen zij onderling om hun
kracht voor de aanval te vergroten. Bid, bid! Het is de laatste afgrond waarin
schepselen zich willen werpen in deze tijden”.
deel 14 – 30 oktober 1922
In mijn gebruikelijke
toestand kwam mijn altijd aanbiddelijke Jezus en liet mij binnengaan in het
onmetelijk licht van zijn allerheiligste Wil en zei: “Mijn dochter, kijk naar de wonderen van schepselen als zij handelen in
mijn Wil. Naarmate een schepsel binnengaat in mijn Wil en denkt, bidt en
handelt, wordt het opgeheven naar Mij toe. En Ik ervaar het schepsel in mijn
stem, in mijn acten en mijn voetstappen. Maar mijn stem is zonder woorden. Als zodanig
kan die ieder hart bereiken naargelang de behoeften van dat hart. Mijn stem kan
hun harten bereiken, hoeveel talen en levenswijzen er ook bestaan onder
schepselen, zodat allen in staat zijn Mij te begrijpen. Omdat Ik handel zonder
handen, ben Ik de actie van ieder schepsel. Omdat Ik loop zonder voeten kom Ik
overal en tref Mijzelf aan in actie. Op dezelfde wijze wordt de ziel die
handelt in mijn Wil ook stem zonder woorden, handeling zonder handen,
voetstappen zonder voeten en Ik ervaar haar in ieder deel van Mijzelf. Omdat Ik
de ziel altijd ervaar verenigd met Mij, voel Ik Me niet langer alleen. Ik houd
zo van het gezelschap van schepselen dat Ik, ontvlamd in liefde voor hen, hen
vergoddelijk; Ik verrijk hen en geef hun zo’n genaden dat Hemel en aarde vol
ontzag zijn”.
deel 14 - 6 november 1922
In mijn gebruikelijke
toestand toonde mijn altijd lieflijke Jezus Zich met vele schaapjes in zijn
armen. Sommigen rustten op zijn borst, andere op zijn schouders, andere om zijn
nek, andere links en rechts in zijn armen en andere steken hun kopjes uit zijn
hart. Maar de pootjes van al de schapen rustten op het Hart van Jezus en Hij
voedde hen met zijn adem. Zij hielden hun bekje open naar de mond van mijn
lieve Jezus om hun voedsel te krijgen. Hoe mooi was het te zien hoe Jezus
vreugde en blijdschap beleefde aan hen, totaal bezig met hun voedsel. Zij leken
op zo vele kinderen net geboren vanuit zijn allerheiligst Hart. Toen sprak
Jezus: “Mijn dochter, deze schapen die je
ziet in mijn armen zijn de kinderen van mijn Wil, het wettelijk nageslacht van
mijn verheven Wil. Zij komen uit mijn Hart, maar hun voeten zullen in het
centrum van mijn Hart blijven staan om te verhinderen dat zij iets van de aarde
nemen en dat zij met niets anders bezig zijn dan met Mij. Kijk hoe mooi ze
zijn. Hoe zuiver zij opgroeien, hoe goed doorvoed, alleen met mijn voedsel. Zij
zullen de glorie en de kroon van de Schepping zijn”.
Nadien vervolgde Hij:
“Mijn Wil maakt de ziel tot een kristal
en net zoals kristal een duplicaat weerspiegelt van iets wat er voor geplaatst
is, zo reflecteert ook mijn Wil alles wat uitgaat van die zielen die
gekristalliseerd zijn door mijn macht. Dus herhalen en doen zij wat mijn
verheven Wil doet. Mijn Wil kan overal gevonden worden, in de Hemel, op aarde,
op iedere plaats. Die zielen waarin mijn Wil woont en die Die bezitten alsof
Het leven is van hun eigen makelij, absorberen Die in zichzelf en herhalen mijn
acten waar mijn Wil in actie is. Wanneer Ik handel, heb Ik er plezier in om
Mezelf vóór hen te plaatsen om te zien hoe zij in zichzelf mijn zelfde act
stellen, zij zijn mijn spiegels en mijn Wil weerspiegelt hen overal in iedere
act die zij stellen, in zoverre dat er geen geschapen ding of plaats is waar
deze zielen niet kunnen worden aangetroffen – in schepselen, in de zee, de zon,
de sterren en zelfs in de Hemel. Mijn Wil ontvangt op een goddelijke manier van
schepselen wederkerigheid voor mijn acten.
Daarom verlang Ik zo dat ’t leven in mijn Wil bekend
wordt. Ik wil deze kristallen vermenigvuldigen, door mijn Wil tot spiegels
gemaakt, zodat Ik in hen mijn acten kan herhalen. Dan zal Ik niet langer alleen
zijn maar Ik zal schepselen hebben die bij Mij zijn. Deze schepselen zullen in
intieme eenheid zijn met Mij in de diepten van mijn Wil. Zij zullen bijna
onafscheidelijk zijn van Mij, net zoals toen zij ontsprongen uit mijn boezem
ten tijde van de Schepping, vóór zij de weg insloegen tegengesteld aan mijn
Wil. Wat zal Ik gelukkig zijn”.
Toen ik dit hoorde
zei ik: “Mijn Liefde en mijn Leven, ik kan mezelf nog steeds niet overtuigen.
Hoe is het mogelijk dat er geen heilige is geweest die altijd uw Wil deed en
leefde in uw Wil op de wijze die U beschrijft?” Jezus antwoordde: “Ach, mijn dochter, je wilt nog steeds niet
aanvaarden dat men slechts zoveel licht, genade, waarheid en waarde kan krijgen
als men kan weten en verstaan? Het is waar dat er heiligen zijn geweest die
altijd mijn Wil deden maar zij hebben alleen van mijn Wil genomen in zoverre
zij die verstonden. Zij wisten dat mijn Wil doen het grootste was wat men kon
doen, wat Mij de meeste eer gaf en hun de heiligmaking bracht. Met deze
intentie handelden zij en dus is dit wat zij ontvingen.
Het is waar dat er geen heiligheid is zonder mijn Wil
en er kan geen heil, heiligheid, groot noch klein, bestaan zonder mijn Wil. Je
moet ook weten dat mijn Wil, zoals Die was, is en zal zijn, helemaal niet is
veranderd. Maar Die kan de verscheidenheid van kleur, uitwerking en waarde die
Die inhoudt verschillend manifesteren naargelang de manier waarop Die zich openbaart.
Bovendien manifesteert mijn Wil niet louter alleen
Zichzelf. Hij schenkt de ziel ook de verscheidenheid van kleur, uitwerking en
waarde. Als dit niet zo was, waarom deze dingen dan bekend maken?
Mijn Wil heeft zich gedragen als een machtig Heer, die
één van zijn meest uitgestrekte en weelderige paleizen toont. Aan een eerste
groep mensen toont hij de route om het paleis te bereiken. Aan een volgende
groep wijst hij het entree waar langs men het paleis kan binnengaan. Aan een
derde groep wijst hij de trap waarlangs de kamers te bereiken zijn, aan een
vierde groep een paar kamers en voor de laatste groep opent hij alle kamers en
maakt hen tot eigenaars van het paleis zelf en van alles wat er in is.
De eerste groep mensen nam bezit van alles wat er te
vinden was op de weg naar het paleis. De tweede groep nam wat er in het entree
was, wat beter was dan wat er te vinden was op de weg ernaar toe. De derde
groep bezat wat te vinden was op de trap. En de vierde groep nam wat zich
bevond in de eerste paar kamers, waar meer meubilering en stoffering is en meer
beveiliging. Maar de laatste groep bezat alles wat aanwezig was in het hele
paleis.
Mijn Wil ging op een dergelijke manier te werk. Eerst
wees Ik de weg ernaar toe, dan de entree, dan de trap en dan een paar kamers,
alles om de schepselen in staat te stellen de onmetelijkheid van mijn Wil
binnengaan. Daar toon Ik hun de prachtige dingen die mijn Wil bevat en Ik toon
hun dat, als zij handelen binnen deze dingen, zij de hele verscheidenheid van
kleuren van mijn Wil kunnen bezitten, zijn onmetelijkheid, heiligheid, macht en
al mijn acten. Als Ik dingen aan een ziel openbaar, schenk Ik die ook! Ik prent
in die ziel die goddelijke hoedanigheid die Ik openbaar. Als je alleen al de
enorme golven van genaden zou kennen die je overspoelen als Ik de nieuwe
uitwerking van mijn Wil ter sprake breng, zou je erdoor verpletterd worden. Zo
schilder Ik, als een deskundig schilder op doek, op jouw ziel de levende
kleuren, de effecten en de onmetelijke waarde die Ik je op dat moment openbaar.
Maar omdat Ik medelijden heb met je zwakheid, ondersteun Ik je. En als Ik je
steun, prent Ik wat Ik je zeg zelfs nog sterker in omdat het, als Ik spreek,
gepaard gaat met actie. Wees daarom aandachtig en trouw!”
deel 14 – 8 november 1922
De afwezigheid van
mijn lieve Jezus maakt dat ik mijn dagen doorbreng in bitterheid. De enkele
keren dat Hij verscheen, was Hij zo wanhopig en zwijgzaam dat geen enkele
poging van mijn kant Hem enige troost scheen te brengen en Hij verliet me zelfs
bitterder dan voor Hij kwam. Vanmorgen toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, Ik kan het verdriet en de
beledigingen die de schepselen Me aandoen niet langer verdragen. Landen werken
samen om nieuwe oorlogen te beginnen. Zei Ik Je niet dat dit niet de laatste
oorlog was, dat deze vrede een valse vrede was? Vrede is onmogelijk zonder God.
De vrede was niet gebaseerd op rechtvaardigheid, daarom kon deze niet blijven
duren. Ach, de regeerders van deze tijd zijn echt geïncarneerde duivels die
kwaad beramen en hele volken wanorde, chaos en oorlog bezorgen”. Toen Jezus
dit zei kon je moeders horen huilen, kanonnen donderen en paniek in ieder land.
Maar ik hoop nog steeds dat Jezus zal kalmeren en vrede zal zegevieren.
deel 14 – 11 november 1922
Mijn altijd lieflijke
Jezus kwam in een onmetelijk Licht, drukte mijn hand stevig tegen Zich aan en
zei: “Kleine dochter van mijn Wil, dit
onmetelijk Licht wat je ziet is mijn verheven Wil waaruit niets ontsnapt. Je
moet weten dat toen Ik de hemelen schiep de zon, de sterren enz. Ik een grens
bepaalde voor alles, Ik gaf alles zijn plaats en bepaalde hoeveelheid voor
alles. Niets kan te veel binnen deze grenzen blijven en niets kan er over heen
gaan. Ik houd alles a.h.w. in mijn handen.
Tegelijkertijd schiep Ik met de schepping van de mens
alle menselijke intelligentie, elk van zijn gedachten, al zijn werken, zijn
voetstappen en alles wat eigen is aan de mens, van de eerste mens tot de
laatste die ooit zal bestaan. Het was natuurlijk voor mijn Wezen om dit te doen
– nog sterker, Ik zelf was de Schepper en de toeschouwer van dit alles, zelfs
tot de laatste gedachte van de mens. Als de mens niets kan zonder Mij, is het
dan zo onbegrijpelijk dat Ik de mens ken, zelfs de laatste mens die ooit
geschapen zal worden? In mijn Wil zwemmen al de acten van alle schepselen, net
zoals vissen zwemmen in een uitgestrekte zee.
Ik schiep de mens niet als slaaf maar vrij en dus
schonk Ik hem een vrije wil. Het zou niet bij Mij passen, geen werk waardig
voor mijn handen, om de mens geketend te scheppen en zonder vrijheid. Ik zou
immers niet hebben kunnen zeggen: Laat Ons de mens maken naar ons beeld en
gelijkenis, als Ik de mens niet vrij geschapen had. Daar Ik vrij ben, moet de
mens dat ook zijn. Want er is niets wat een persoon meer kwelt dan lief te
hebben onder dwang. Het veroorzaakt wantrouwen, twijfel, angsten... en maakt
degene die die ontvangt misselijk.
Zie je nu de oorsprong van ieder van de acten van een
schepsel? Zij zijn verwekt in de heiligheid van mijn Wil. Maar omdat hij vrij
is, kan de mens, als hij wil, deze gedachten, deze woorden voor goed of kwaad
gebruiken, voor iets heiligs of pervers. Mijn Wil leed eronder te zien hoe de
acten die Ik geschapen had in zo veel schepselen werden omgezet in acten die
zowel voor Mij als voor hen dodelijk zijn. Daarom wenste Ik dat mijn Wil twee
maal handelt in iedere act zodat Die over iedere act nog een act kon
uitstrekken, een goddelijke act. Deze goddelijke acten zouden Mij dan alles
geven wat de heiligheid van mij Wil toekomt. Maar iemand moest dit doen –
vandaar de noodzaak van mijn Mensheid. Heilig, vrij en geen ander leven
verlangend dan het leven van de Goddelijke Wil, zwom mijn Mensheid in de
onmetelijke zee van deze Wil en maakte een kopie van iedere gedachte, ieder
woord, ieder werk van schepselen en strekte over alle een act uit van de
Goddelijke Wil. Dit gaf voldoening en glorie aan de goddelijke Vader en maakte
het Hem mogelijk opnieuw naar de mens te kijken en zelfs voor hen de deuren van
de Hemel te openen. Bij het zien van de reactie van de Vader verbond Ik de
menselijke wil steeds hechter met de Wil van zijn Schepper; de scheiding van de
Vader had de mensheid immers in al haar ellende gestort. Aldus verdiende Ik
voor de mensheid de mogelijkheid om te rusten in de Wil van haar goddelijke
Vader en een toekomstige scheiding van Hem te verwerpen.
Dit was echter niet voldoende om Mij te bevredigen. Ik
verlangde dat mijn Moeder, die ook heilig is, Mij zou volgen in de onmetelijke
zee van de verheven Wil en alle menselijke acten samen met Mij zou kopiëren.
Dit zou hun een tweede zegel geven behalve het zegel dat Ik hun gaf door mijn
menselijke acten gedaan in de Goddelijke Wil. Hoe lieflijk was het gezelschap
van mijn onafscheidelijke Moeder in mijn Wil! Gezelschap bij het werk brengt geluk,
voldoening, tedere liefde, wedijver in liefde, harmonie en heldendom. Isolatie
daarentegen geeft juist het tegenovergestelde effect. Als mijn Moeder en Ik
samenwerkten, brachten We beiden zeeën van geluk en voldoening teweeg, zeeën
van liefde die, wedijverend met elkaar, zich in elkaar uitstortten en grote
heldenmoed veroorzaakten. Deze zeeën welden niet alleen op voor Ons, zij waren
voor al degenen die Ons vergezelden in de Goddelijke Wil. Sterker, deze zeeën
werden omgezet in een menigte stemmen die de mens opriepen om in onze Wil te
leven, om zijn geluk te herstellen, zijn natuur zoals die oorspronkelijk was en
het hele bezit dat de mens had verloren toen hij zich terugtrok uit onze Wil.
Nu kom Ik bij jou. Na mijn hemelse Moeder geroepen te
hebben, riep Ik jou zodat alle menselijke acten drie zegels zouden hebben: de
eerste zegel van Mij, de tweede van mijn Moeder en de derde zegel van een
gewoon schepsel. Mijn eeuwige liefde zou niet tevreden zijn als die niet een
schepsel van de gewone schepping had verheven om de deuren van mijn Wil te
openen voor allen die wilden binnen gaan en daar wilden leven. Daarom heb je zo
veel openbaringen van Mij gekregen. Daarom heb Ik je zo veel uitwerkingen van
mijn Wil geopenbaard. Dit zijn krachtige magneten om je aan te trekken en na
jou anderen, om te leven in mijn Wil. Maar om binnen te gaan in onze Wil en de
verheven vlucht van mijn acten en die van mijn onafscheidelijke Moeder te
volgen zou jij, van het huidige geslacht, niet hebben kunnen binnengaan in onze
Wil, als je op zijn minst niet getransformeerd zou zijn in de soort die voort
kwam uit onze handen vóór de mens zich terugtrok uit onze wil.
Daarom heb Ik je zoveel van mijn genaden gegeven. Ik
wil je natuur, je ziel, bij slijpen en polijsten tot die oorspronkelijke staat.
Geleidelijk verwijder Ik van jou, naar gelang mijn genaden die Ik gaf, de
zaden, de neigingen, de begeerten van een opstandige natuur, maar altijd zonder
je vrije wil te beperken. Mijn waardigheid, heiligheid en zelfrespect vereisen
dat Ik je terugbreng tot zulk een gelukkige staat, voordat Ik je roep naar het
centrum van mijn Wil om daar samen met jou te leven en jou alle acten, door Mij
gedaan, te herdoen, acten die schepselen nog niet kennen. Anders zou je niet
met Mij doorheen alle eindloze acten van mijn Wil kunnen reizen en ook niet
kunnen genieten van de vertrouwdheid met Mij die men nodig heeft om samen te
werken. De begeerten en het zaad van kwade neigingen zouden leiden tot het
ontstaan van blokkades die uitlopen op verdeeldheid tussen jou en Mij. In het
gunstige geval zou je eenvoudigweg onderworpen zijn aan mijn bevelen zoals zo
veel gelovigen. Maar je zou lang niet gedaan hebben wat Ik doe en noch jij,
noch Ik zou gelukkig zijn geweest.
Leven in mijn Wil is precies dit: leven in volledig
geluk op aarde en dan in zelfs nog groter geluk te leven in de Hemel.
Daarom noem Ik jou een authentieke dochter van mijn
Wil, de eerste gelukkige geboorte van mijn Wil en Ik zeg je: “Wees aandachtig
en trouw, kom in mijn eeuwige Wil, Mijn acten en die van mijn Moeder wachten
daar op jou om op die acten het zegel van jouw eigen acten in te prenten. Deze
acten en allen in de Hemel wachten op je, want zij willen zien hoe al hun acten
verheerlijkt zijn in mijn Wil door een schepsel van dezelfde origine als zij.
Tegenwoordige en toekomstige generaties wachten op jou zodat het verspeelde
oorspronkelijke geluk voor hen kan worden hersteld. Ach, nee, nee. Er zal geen
eind komen aan de generaties voordat de mens in mijn boezem terugkeert in een
staat van schoonheid en soevereiniteit net zoals hij voortkwam uit mijn handen
bij de Schepping. Ik ben niet tevreden alleen met de verlossing van de mens.
Dus zelfs al kost het Me lang wachten, Ik zal geduld hebben. Krachtens mijn Wil
moet de mens naar Mij terug keren in dezelfde toestand waarin Ik hem
oorspronkelijk heb geschapen.
Toen hij zijn eigen wil deed, viel de mens in de
afgrond en werd veranderd in een dier. Door mijn Wil te doen en er in te leven
zal hij opklimmen en hij zal de nieuwe transformatie bekomen in de natuur die
Ik voor hen schiep. Dan zal Ik kunnen zeggen: Ik heb alles volbracht. De hele
schepping is hersteld om in Mij geordend te zijn en Ik zal er rust in vinden”.
deel 14 – 16 november 1922
In mijn gebruikelijke
toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus en trok me volledig in zijn
allerheiligste Wil. Het leek of het hele werk van de Schepping zich voor mijn
ogen voltrok en ik volgde alles wat mijn lieve Jezus voor de schepselen had
gedaan. Nadat wij alles samen hadden bekeken zei Jezus: “Mijn dochter, mijn Wil handelt op verschillende manieren. Aanvankelijk
handelt Die, andere keren bekrachtigt Die en bewaart wat Die heeft gedaan. In
de Schepping handelde Ik en ordende alles. Dan, na alles te scheppen, bewaart
mijn Wil alles. Vanaf het ogenblik van de Schepping heb Ik niets nieuws gedaan
in de orde van de Schepping. Mijn Wil ging voort toen Ik vanuit de Hemel
neerdaalde op de aarde om de mens te verlossen. Maar dit nam niet zo’n korte
tijd in beslag als de Schepping. Het kostte 33 jaar. En weer behoedde Ik alles
wat Ik deed in de Verlossing. Net zoals de zon bestaat voor het heil van
iedereen en alles krachtens mijn Wil die beschermt, zo komen ook de weldaden
van de Verlossing in actie voor iedereen en elk schepsel.
Welnu, mijn Wil verlangt weer te gaan werken, Weet je
wat Die wil doen? Die wil in schepselen teweeg brengen wat Die deed in mijn
Mensheid. Dit zal een buitengewoon grandioos werk van Mij zijn, groter dan de
Verlossing. Net zoals Ik in de Verlossing voor Mij zelf een Moeder schiep, waarin
mijn Mensheid zou worden ontvangen, zo heb Ik nu jou gekozen, om in jou te doen
wat mijn Wil deed in mijn Mensheid. Je ziet, mijn dochter, Ik spreek over
werken, de werken van mijn verheven Wil. Net zoals de leegte van de ruimte zich
aan Mij aanbood om er de zon in te plaatsen, de sterren de maan en de atmosfeer
en al de mooie dingen die je kunt vinden aan het hemelgewelf, zo zul jij jezelf
aanbieden om hen te ontvangen, en al het goed dat uit de Hemel neerdaalt. Jij
zult zijn zoals mijn Mensheid die zich nooit verzette tegen wat mijn Wil wenste
te doen. Ik wil in jou insluiten al wat de verheven Wil in mij deed zodat jij
alles kunt kopiëren”.
Nadien ontving ik de
absolutie van mijn biechtvader en ik zei bij mezelf: “Mijn Jezus, ik wil de
absolutie krijgen in uw Wil”. Voor ik nog een woord kan zeggen zei Jezus: “Ik geef je de absolutie in mijn Wil en
terwijl Ik je de absolutie geef, plaatst mijn Wil de woorden van de absolutie
in actie om kwijt te schelden aan wie kwijt gescholden wil worden en te vergeven
wie vergeven wil worden. Mijn Wil omgeeft niet één maar alle schepselen. Toch
ontvangt degene die gunstiger is voorbereid meer dan de anderen”.
deel 14 – 20 november 1922
Ik overdacht de vele
smarten van mijn lieve Jezus in de Hof van Olijven, niet toegebracht door de
mensen want Hij was daar alleen en verlaten door allen, maar eerder aan Hem
opgelegd door zijn eeuwige Vader. Stromen liefde, waarin ieder schepsel,
stroomden tussen Hem en de hemelse Vader. Deze stromen vervoerden de liefde van
een God voor alle schepselen en ook de liefde die ieder schepsel aan God
verschuldigd is. Wanneer deze laatste liefde ontbrak, leed Jezus onder angsten
die al zijn andere smarten overtrof, een angst zo pijnlijk dat Hij bloed
zweette. Toen, op zoek naar troost, hield Jezus me innig aan zijn hart en zei: “Mijn dochter, liefdesverdriet is het meest
verscheurend. Kijk, in deze liefdestromen tussen Mij en mijn Vader is al de
liefde die schepselen Mij verschuldigd zijn, besloten. Daarom bevatten die
liefdesverraad, ontkende liefde, verworpen liefde, niet erkende liefde,
misbruikte liefde. Oh, hoe doorboren die mijn hart... zo erg dat Ik Me bijna
voel sterven.
Weet dat Ik, toen Ik de mens schiep talloze
liefdestromen teweeg bracht tussen de mens en Mij. Het was niet voldoende voor
Mij de mens te scheppen. Nee, Ik had het nodig zo veel stromen aan te brengen
en zo groot, tussen de mens en Mij dat er geen deeltje van de mens was waar
deze stromen niet door heen gingen. In de intelligentie van de mens vloeide de
stroom van liefde voor mijn wijsheid. In zijn ogen vloeide de stroom van liefde
voor mijn licht. In zijn mond vloeide de stroom van liefde voor mijn woord. In
zijn handen vloeide de stroom van liefde voor de heiligheid van mijn werken. In
zijn wil vloeide de stroom van liefde voor mijn Wil en aldus voor al het
andere. De mens was geschapen om onophoudelijk in contact te staan met zijn
Schepper. Hoe zou dit kunnen plaats vinden zonder dat mijn liefdestromen samen
vloeien met de zijne? Zonde vernietigt al deze stromen en scheidt de mens van
Mij. Weet je hoe dit gebeurt? Kijk naar de zon: Al haar licht raakt het
oppervlak van de aarde en heeft er grote invloed op. De aarde voelt in feite de
warmte van de zon volledig en geeft vruchtbaarheid en leven aan alles wat de aarde
voortbrengt. Men kan waarlijk zeggen dat de zon en de aarde in contact staan
met elkaar. Oh, hoeveel intiemer is het contact tussen de mens en Mij die de
ware eeuwige zon ben. Als een schepsel de lichtstroom tussen zonnen en aarde
zou onderbreken, zou de aarde compleet in ’t duister geraken. Die zou zijn
vruchtbaarheid verliezen en levenloos worden. Wat een straf zou het schepsel
verdienen die het licht van de zon belemmert. Toch is dit precies wat de mens
deed op het moment van de Schepping. Ik moest neerdalen vanuit de Hemel om al
deze liefdestromen te verzamelen, maar oh, hoeveel kostte Me dat! Zelfs nu gaat
de ondankbaarheid van de mens door, nu hij doorgaat om de liefdestromen te
vernietigen die Ik herstelde”.
deel 14 – 24 november 1922
Ik overwoog hoe mijn
lieve Jezus voor Herodus werd gebracht en ik zei bij mezelf: Hoe is ‘t mogelijk
dat Jezus, die zo goed is, zich niet verwaardigde één woord tegen Herodus te
zeggen of zelfs maar naar hem te kijken? Misschien zou dat verraderlijke hart
wel bekeerd zijn door de macht van een blik van Jezus. Toen toonde Jezus zich
en zei: “Mijn dochter, Herodus’
perversiteit en hardheid van hart was zo groot dat hij er geen recht op had dat
Ik naar hem keek of één woord tegen hem sprak. Integendeel, als Ik dat had gedaan,
zou hij zelfs schuldiger zijn geworden, omdat ieder woord van Mij een extra
band vormt tussen Mij en een schepsel. Ieder woord vormt een groter eenheid,
een grotere nabijheid. Als een ziel mijn blik ervaart, begint genade te werken.
Als de blik of ’t woord lieflijk en weldadig was, zegt de ziel: “Hoe mooi
indringend, zacht, melodieus... hoe zou ik Hem niet liefhebben? Alsof het een
majesteitelijke blik of woord was, schitterend vol licht, zegt de ziel: “Wat
een majesteit, wat een grootsheid, wat een doordringend licht. Hoe klein voel
ik me, hoe ellendig, hoeveel duisternis is er in mij vergeleken met dat
schitterend licht”. Als Ik je de macht, de genade en het heil zou willen
beschrijven die gedragen worden door mijn woord, wie weet hoeveel boeken je dan
zou moeten schrijven.
Zie je nu hoeveel goed Ik jou heb gedaan door zo
dikwijls naar je te kijken, door zo’n intieme gesprekken met jou? Ik heb niet
slechts een paar woorden tot jou gesproken. Nee, Ik heb complete redevoeringen
voor je gehouden. Vandaar dat je moet begrijpen dat de band, de relatie en de
verbindingen tussen jou en Mij ontelbaar zijn. Ik heb jou behandeld als een
Leraar zijn leerling. Als iemand anders dan de leerlingen begeleiding vraagt,
zegt de leraar slechts een paar woorden. Maar omdat hij zo verlangt zijn
leerlingen om te vormen tot leraren zoals hij zelf, brengt hij hele dagen met
hen door, spreekt uitvoerig tot hen en leidt hen altijd, nu eens legt hij een
argument uit, nadien geeft hij een uitgebreide vergelijking om hen te helpen
hem te begrijpen. Hij laat hen nooit alleen, uit angst dat afleiding als een
wind al zijn inspanningen zal wegblazen. Zo nodig neemt hij van zijn eigen rust
tijd af om die aan hen te wijden, om hen te trainen. Hij laat niets na, geen
vermoeidheid, moeilijkheden of zweet om zijn doel te bereiken en dat is: zijn
leerlingen op te leiden tot leraren. Dat heb Ik met jou gedaan. Ik heb krachten
noch moeite gespaard. Voor anderen had Ik maar een paar woorden, maar voor jou
heb Ik redevoeringen gehouden, lange lessen, uitgebreide vergelijkingen –
’s-nachts, overdag, op alle uren. Hoeveel genaden heb Ik je niet gegeven.
Hoeveel liefde heb Ik je niet gegeven. Ik ben zelfs zover gegaan dat Ik niet
zonder jou kon. Mijn plannen voor jou zijn groots. Daarom heb Ik je veel
gegeven. Nu wil je Me bedanken door alles wat Ik gezegd en voor je gedaan heb
verborgen te houden in jezelf en daardoor belemmer je de glorie die Ik zal
ontvangen wanneer dit alles bekend is gemaakt.
Wat zou je zeggen van een leerling wiens leraar na
veel werk erin slaagt hem te vormen tot een leraar als hijzelf, als die
leerling al de kennis voor zichzelf hield, waarin de leraar hem had laten delen
en dat hij weigert deze kennis te delen met anderen? Zou hij niet een
ondankbare hond zijn en een bron van ellende voor de leraar? Wat zou je zeggen
van de zon als die, na zoveel licht en warmte van Mij te hebben gekregen,
weigerde dit licht en die warmte uit te stralen naar de aarde? Zou je niet
zeggen: Het is waar dat je mooi bent maar je handelt slecht als je je licht en
warmte voor zelf houdt. De aarde, de planten en generaties mensen verwachten
alle jouw licht en warmte. Zij hebben die nodig om leven te ontvangen en
vruchtbaar te zijn. Waarom wil je ons van zoveel goeds beroven? Wat je gedrag
zelfs meer laakbaar maakt is dat je niets te verliezen hebt door ons licht en
warmte te geven. Integendeel, je krijgt alleen maar meer glorie en iedereen zal
je zegenen. Zulk een zon ben jij!
Ik heb in jou zo veel licht geplaatst van de waarheid
over mijn Wil dat het veel meer zal zijn dan de zon die iedereen verlicht. En
die zal meer goed doen aan de aarde. Ik en de mensen generaties wachten op het
licht dat van jou uitstraalt – en jij denkt erover hoe je ’t zou kunnen
verbergen en je maakt je zorgen dat degenen die het gezag hebben de nodige
stappen zetten om het te laten stralen. Nee, nee, dit is niet juist”.
Ik had het gevoel dat
ik ging sterven terwijl mijn lieve Jezus sprak en voelde me schuldig omdat ik
onlangs opgelucht was dat degenen die daartoe gemachtigd waren niet in staat
waren geweest een van mijn geschriften vrij te geven. Oh, hoe slecht voelde ik
me dat ik zo hevig werd berispt. Uit het diepst van mijn hart vroeg ik Jezus me
te vergeven. Toen kalmeerde Hij me met de woorden: “Ik vergeef je en Ik zegen je maar wees in de toekomst voorzichtig
zodat dit niet weer gebeurt”.