Alleen voor privé gebruik.



deel 14 – 4 februari  1922

Mijn liefde en mijn leven, leid mijn hand en wees bij me in het schrijven zodat niet ik maar Gij alles zult doen. Zeg me de woorden zodat die alle lichten van waarheid mogen zijn. Sta niet toe dat ik er iets van mezelf in leg. Sterker nog, zie toe dat ik verdwijn zodat Gij alles doet en dat alles is voor uw eer en glorie. Ik doe dit alleen om te gehoorzamen en U – weiger me uw genade niet.

Terwijl ik doorging in mijn gebruikelijke toestand, vertoonde mijn altijd lieflijke Jezus zich in een staat van opwinding. Met zijn adem als een vuur, omhelsde Hij me en zei: “Mijn dochter, Ik wil de vlammen van mijn liefde doven door die op te nemen in de zielen van de schepselen. Maar zij worden verworpen. Weet dat toen Ik de mensheid schiep, Ik vanuit mijn Godheid de liefde plaatste die moest dienen als het primaire leven van schepselen. Deze liefde was bestemd om de schepselen te verrijken, te ondersteunen en te sterken en vooruit te lopen op al hun noden. Maar de mensheid verwierp deze liefde en dus zwerft mijn liefde sinds de schepping van de mens overal en altijd onophoudelijk rond. Door het ene schepsel afgewezen, haast mijn liefde zich naar een ander en weer afgewezen, weent zij. Geen wederkerigheid ondervindend, weent zij tranen van liefde. Mijn liefde weent als zij rondzwerft en zich haast om zichzelf te geven en vindt een schepsel dat zwak is en arm, zwak in het leven van de ziel en arm aan genade. Zij zegt tegen dit schepsel: “Oh, als je Me toch maar niet liet rond zwerven en dwalen! Als je Me alleen maar onderdak had geboden in je hart! Je zou sterk worden en er zou je niets ontbreken. Dan ziet mijn liefde nog een schepsel, een die in schulden is geraakt. Zij weent en zegt: Oh, als je Me maar had toegestaan om je hart binnen te gaan! Dan zou je niet gevallen zijn. Vervolgens ween Ik voor een ander schepsel, mee gesleept door zijn passies en bevuild door het vuil van de zonde en weer herhaal Ik: Oh, als je mijn liefde maar had aanvaard. Dan zouden je begeerten niet tot leven zijn gekomen in jou. De modder van de zonde had je niet kunnen raken en mijn liefde zou alles voor je zijn. Dus verlangen om ieders ellende uit te schakelen of die meer of minder hevig zijn, liefde weent en zwerft rond in een poging om zichzelf aan de mensheid te schenken.

Toen al de zonden van het menselijk ras Mij voor ogen kwamen in de Hof van Olijven, ging iedere zonde verzegeld van een liefdeskracht van Mij. Al de pijnen van mijn Passie, iedere zweepslag, iedere doorn, iedere wond werd omgeven door mijn liefdesklachten omdat, als de mens Mij had liefgehad, geen ellende hem had kunnen beroeren. Het gebrek aan liefde van de mensheid is de oorzaak van al hun ellende en al mijn verdriet. Toen Ik de mens schiep deed Ik als een koning die zijn koninkrijk graag wil overstelpen met geluk en al zijn onderdanen een schat van miljoenen ter beschikking stelt, zodat ieder die het zou willen, daar van kan krijgen. Toch, ofschoon deze schat voor allen beschikbaar was, nam slechts een klein aantal daarvan en dan nog slechts een paar munten. De koning die graag wilde weten of zijn onderdanen gebruik hadden gemaakt van zijn overvloed en die meer miljoenen tot hun beschikking wilde stellen, vroeg of de schatten waren uitgeput. Het antwoord was: Majesteit, slechts een paar munten zijn ervan gebruikt. De koning is erg verdrietig, als hij merkt dat zijn onderdanen zijn gaven niet aannemen noch waarderen. Als hij zich begeeft onder zijn onderdanen, ziet de koning de een gekleed in lompen, een ander is ziek, weer een ander lijdt honger, de een rilt van de kou een ander is dakloos. De koning huilt en zegt: “Oh, als je maar van mijn rijkdom had aangenomen, had ik niemand van jullie in lompen gezien. Integendeel, jullie zoudt allen goed gekleed zijn geweest. Ik zou niemand ziek hebben aangetroffen maar jullie zoudt eerder allen gezond zijn geweest. Ik zou niemand hebben zien vasten en honger zien lijden, maar je zoudt eerder allen je honger hebben gestild. Als je van mijn rijkdom had genomen, zou niemand van jullie dakloos zijn. Je zou zelf een huis hebben kunnen bouwen als onderdak. Iedere ellende in zijn rijk is een bron van verdriet voor de koning, als hij weent over de ondankbaarheid van zijn volk die zijn rijkdom verwerpt.

Maar de goedheid van de koning is zo groot dat hij, geconfronteerd met deze ondankbaarheid, zijn miljoenen niet terug neemt. Hij gaat integendeel door om die voor allen beschikbaar te stellen in de hoop dat volgende generaties de weldaden zullen accepteren die zijn huidige onderdanen hebben afgewezen. Dus kan de koning tenslotte de glorie krijgen voor het goede dat hij deed voor zijn koninkrijk. Ik gedraag Me als deze koning. Liever dan op te houden met de liefde die Ik heb gegeven, blijf Ik al wenend rond zwerven tot Ik zielen vind die de laatste penny van deze liefdesgave aannemen. Dan zal Ik ophouden met wenen. Dan zal Ik de glorie ontvangen voor de liefdesgaven die Ik uitdeelde vanuit mijn Godheid voor het heil van alle schepselen.
Weet je wie de gelukkigen zijn die mijn liefdestranen zullen afdrogen? Dat zijn de zielen die willen leven in mijn Goddelijke Wil. Zij zullen alle liefde aanvaarden die alle andere generaties hebben geweigerd. Met de kracht van mijn scheppende Wil zullen zij deze liefde net zoveel vermenigvuldigen als ze maar willen en voor net zo veel schepselen als die haar hebben afgewezen. Dan zal mijn klagen en wenen ophouden. Zij zullen vervangen worden door geluk en vreugde en mijn verzoende liefde zal aan die gelukkigen al de weldaden schenken en al het geluk dat alle andere zielen niet verlangd hebben”.


deel 14 – 9 februari  1922

In mijn gebruikelijke toestand deed ik de uren van de Passie en toen ik bij mijn lieve Jezus was in het mysterie van zijn pijnlijke geseling, verscheen Hij met zijn vlees in flarden. Zijn lichaam was niet alleen ontdaan van zijn kleren, maar ook van zijn vlees. Het was mogelijk één voor één zijn beenderen te tellen. Zijn verschijning was niet alleen hartverscheurend maar afgrijselijk om te zien, zo erg dat tegelijk vrees, ontzetting, ontzag en liefde doordrong. Ik was met stomheid geslagen door zo’n hartverscheurende aanblik en ik zou alles willen doen om mijn lieve Jezus te ontlasten. Maar ik wist niet wat ik moest doen. Het zien van zijn lijden raakte me tot stervens toe.

Toen zei Jezus, één en al goedheid: “Mijn lieve dochter, kijk goed naar Me dat je de diepte van mijn lijden kunt beseffen, Mijn lichaam is een waar beeld van de mens als hij zondigt. De zonde ontdoet de mens van de kleding van mijn genade. Om de mens opnieuw mijn genade te geven, had Ik Mezelf ontdaan van mijn kleren. De zonde misvormt de mens en verandert hem die de mooiste schepping van mijn handen was, in het lelijkste en afschuwelijkste, tot het punt van walging en afkeer. Ik was de prachtigste der mensen en om de mens zijn schoonheid terug te geven, kan Ik zeggen dat mijn Mensheid de lelijkste verschijningvorm kreeg. Kijk naar Mij, kijk hoe afschuwelijk Ik ben. Ik had mijn huid en vlees verloren door de geselingen en werd onherkenbaar. De zonde doet niet alleen de schoonheid van de mens verdwijnen maar veroorzaakt ook diepe wonden, vol bederf, werkelijk rottende wonden die het intiemste van de mens aantast en zijn levend wezen verteert. Daarom is alles gedaan in een staat van zonde, een dood werk, een werk van het skelet dat de mens berooft van de adel van zijn oorsprong, het licht van de rede en ’t maakt hem blind. Om de diepte van de wonden van de mens te vullen werd mijn vlees van Mij weggenomen zodat Ik één enkele wonde werd. Door rivieren van mijn bloed te vergieten, stortte Ik mijn levensbeginsel weer in de ziel van de mens om hem weer leven te schenken.
Ach, als Ik mijn Godheid niet binnenin Mij had, die de bron is van leven, zou Ik al gestorven zijn aan ’t begin van mijn Passie. Bij ieder lijden dat Mij werd opgelegd stierf mijn Mensheid. Maar mijn Godheid hield Mij in stand. Welnu, mijn smarten, mijn bloed, mijn vlees werd in flarden gescheurd – alle zijn altijd bezig om de mens leven te geven. Maar de mens verwerpt mijn bloed, zodat hij geen leven ontvangt, en hij vertrapt mijn vlees zodat hij zelf vol wonden achter blijft. Oh, hoe zwaar voel ik het gewicht van de ondankbaarheid van de mens”.

Toen wierp Jezus zich in mijn armen en brak in tranen uit. Ik drukte Hem dicht aan mijn hart terwijl Hij schokte van het wenen. Hoe hartverscheurend is het om Jezus te zien wenen. Ik zou er alles voor over hebben om Hem op te doen houden met wenen. Ik leefde met Hem mee. Ik kuste zijn wonden en ik droogde zijn tranen. Toen, een beetje getroost, vervolgde Hij: “Weet je hoe Ik Me gedraag? Ik doe als een vader die zijn zoon heel veel lief heeft. Maar de zoon is blind, misvormd, verlamd enz. Wat doet de vader die zo dol is op hem? De vader neemt zijn eigen ogen, staat zijn eigen benen af, ontdoet zich van zijn eigen huid en geeft zich aan zijn zoon en zegt: “Ik ben gelukkiger als ik blind, misvormd en verlamd, ben als ik weet dat jij, mijn zoon, kunt zien, lopen en mooi zijt. Oh, hoe gelukkig zou deze vader zijn als hij wist dat zijn zoon nu ziet met de eigen ogen van de vader, loopt met zijn vaders benen en bekleed is met de schoonheid van de vader. Maar hoe erg zou de pijn van de vader zijn als hij besefte dat zijn zoon in een vlaag van ondankbaarheid de ogen van de vader uit deed, zijn benen en huid en liever het vreselijke schepsel bleef dat hij was?
Zo ben Ik. Ik heb Me ontdaan van alles om het aan de mens te geven. Ik heb voor alles gezorgd. Maar de ondankbare mensheid legt Mij de wreedste pijn op”.


deel 14 – 14 februari  1922

Ik was in mijn gebruikelijke toestand toen mijn lieve Jezus zich onbeschrijflijk tevreden toonde. Ik zei Hem: “Wat is er Jezus. Welk goed nieuws brengt U me dat U zo gelukkig maakt? Jezus antwoordde: “Mijn dochter, weet je waarom Ik zo gelukkig ben? Mijn geluk en mijn feestelijk gevoel komen doordat Ik je zie schrijven.
In de geschreven woorden zie ik mijn glorie, mijn leven, de steeds maar groeiende kennis van Mezelf, het licht van de Godheid, de macht van mijn Wil, de voldoening van mijn liefde. Ik zie dit alles op papier en bij iedere woord adem ik de geur van al mijn parfums in. Dan zie Ik al deze geschreven woorden steeds maar rondgaan onder hele populaties, om hun nieuwe kennis te schenken, mijn voldoening gevende liefde te brengen en de geheimen van mijn Goddelijke Wil. Oh, dat maakt Me zo gelukkig. Ik weet niet welke passende beloning Ik je kan geven als je schrijft. Als je nieuwe dingen omtrent Mij opschrijft en alles wat met Mij te maken heeft, vind Ik nieuwe gunsten waarmee Ik je beloon. En Ik bereid Me voor om je nieuwe waarheden te openbaren zodat Ik je nieuwe beloningen kan schenken. Ik heb altijd meer liefde en Ik heb grotere genaden gereserveerd voor degenen die over Mij hebben geschreven omdat zij mijn leven van evangelisatie voortzetten en mijn woordvoerders zijn. Ik bewaarde wat mijn evangelies niet bevatten om het te openbaren aan wie over Mij schrijven. Mijn leven van prediking eindigde niet met de dood van mijn Mensheid. Nee, Ik moet altijd prediken zolang er generaties schepselen zijn”.

Toen zei ik Hem: “Mijn Liefde, het is een offer om de waarheden op te schrijven die U me geeft. Maar het offer is des te groter en mij ontbreekt de kracht om dat te doen als ik genoodzaakt ben te schrijven over de intimiteit tussen U en mij. Ik zou alles doen om niet zwart op wit te moeten verwijzen maar mijzelf.” Jezus antwoordde me: “Jij bent altijd onderscheiden van Mij. Je schrijft over Mij als je schrijft over wat ik jou doe, over de liefde waarmee Ik je lief hebt en hoe ver mijn liefde voor schepselen zal gaan. Dit zal anderen bemoedigen om Mij zo lief te hebben dat ook zij de weldaden kunnen ontvangen die Ik jou schenk. Bovendien is het nodig je met Mij te verenigen als je schrijft. Anders kan er gezegd worden: Tegen wie zei Hij dit? Voor wie is Hij zo gul geweest met zijn gunsten, misschien voor de wind, de lucht? Nee! Wordt er niet gezegd dat Ik tijdens mijn leven sprak tot de apostelen, tot de menigten, dat Ik die en die ziekte genas en dat Ik indrukwekkend en royaal was tegen mijn Moeder? Daarom is alles nodig en je kunt zeker zijn dat je, in alles wat je schrijft, altijd Mij openbaart”.
deel 14 – 17 februari  1922

Ik was bedrukt omdat ik beroofd was van mijn lieve Jezus en dus deed ik niets anders dan Hem roepen en verlangen dat Hij zou komen. Maar alles was vergeefs. Na mij lang te hebben laten wachten, zodat ik het niet langer kon uithouden, kwam Hij. Hoeveel wilde ik Hem zeggen, maar Hij steeg op voor ik de kans kreeg iets te zeggen. Ik staarde naar hem en had Hem lief. “Jezus, Jezus, kom!” Hij keek ook naar mij en Hij legde als het ware een dauw over mij van parels. Dit trok Hem zo naar mij toe dat Hij afdaalde. En dichterbij komend zei Hij: “Mijn dochter, het verlangen om Mij te zien en de intensiteit en de herhaling van dit verlangen, doorboort de sluier tussen tijd en eeuwigheid en doet de ziel opstijgen naar Mij. Mijn liefde raakt bijna opgewonden als Ik Me niet openbaar aan een ziel die naar Mij verlangt. Niet alleen moet Ik Me aan zo’n ziel openbaren om mijn liefde te kalmeren, maar Ik moet haar ook nieuwe charisma’s en tekens van liefde geven.

Mij liefde is een voortdurende act van verlangen om schepselen nieuwe tekens van liefde te geven. Als die ziet dat mijn Wil in actie komt om zich aan een schepsel te geven, wordt mijn liefde een feest, haast zich, vliegt zelfs naar de ziel en wordt haar wieg. Als die ziet dat de ziel niet rust in deze wieg van de goddelijke Wil, brengt die de wieg in beweging en zingt voor de ziel om haar te doen rusten en slapen in de schoot van mijn liefde. En als de ziel slaapt, ademt mijn liefde een nieuw leven van liefde haar mond binnen. Als onregelmatige ademhaling van de ziel een teken is van een ongelukkig hart dan vormt mijn liefde met haar adem een wieg in mijn eigen hart om bitterheid van de ziel te verwijderen, haar rusteloosheid en haar problemen en haar te vullen met de vreugde van liefde. Oh, hoe verheugt mijn liefde zich als die ziel ontwaakt en Ik tref haar herboren aan, gelukkig en vol leven. Dan zeg Ik tegen de ziel: “Kijk, Ik heb je gewiegd in mijn schoot zodat je sterk, gelukkig en getransformeerd zou ontwaken. Nu wil Ik je stappen, je werken en woorden wiegen – alles. Ik wil dat je beseft dat je door Mij gewiegd wordt in de wieg van mijn liefde omdat Ik jouw liefde verlang zodat onze twee liefdes verweven raken en wij elkaar wederzijds gelukkig maken. Wees daarom aandachtig en laat niets tussen ons komen omdat Me dat zou bedroeven en je zou Me bittere tranen doen schreien”.

Meer dan wat dan ook is het mijn liefde die Mij dicht bij de mens brengt. Het is de wieg waarin hij werd geboren. Maar dit betekent niet dat Ik in disharmonie ben. In mijn Godheid is alles harmonie zoals alle lichaamsdelen volledig in harmonie zijn. Dus, als de mens beschikt over het licht van zijn verstand om hem te verlichten dan is ’t zijn wil die hem leidt. Als hij het niet wil, kun je daarom zeggen dat het oog niet ziet, de hand niet werkt, de voet niet loopt. Als hij het daarentegen wel wil, zal het oog zien, de hand zal werken, de voet zal rennen en al de lichaamsdelen zullen elkaar aanvullen. Zo gaat het met mijn Godheid. Mijn Wil heeft de leiding en al zijn eigenschappen komen in evenwicht met elkaar om te doen wat mijn Wil verlangt. Dus wijsheid, macht, kennis, goedheid en al mijn eigenschappen worden samen een geheel. Omdat al mijn eigenschappen, verschillend als ze zijn, leven in de bron van de liefde en de liefdes-verlangens vervullen, zullen al mijn eigenschappen als de liefde stroomt met haar meestromen.

Bovendien, wat de mens het meest nodig heeft is liefde. Liefde is als brood voor het natuurlijk leven van de mens. De mens kan zonder kennis, macht of wijsheid omdat deze eigenschappen alleen nuttig zijn in een of andere speciale omstandigheid. Maar wat zou je zeggen als Ik de mens geschapen had en hem niet lief had? Waarom hem scheppen als Ik hem niet ging liefhebben. Dat zou Me geen eer brengen, een act mij onwaardig, omdat mijn voornaamste taak is lief te hebben. En wat zou er van de mens worden als hij geen idee had van liefde in zich, en hij niet kon liefhebben? Hij zou een bruut zijn niet waard bekeken te worden. Daarom moet liefde alles doordringen. Liefde moet door alle menselijke acten stromen, net zoals de beeltenis van de koning op de munt circuleert in zijn koninkrijk. Als een munt niet de beeltenis van de koning draagt, wordt die niet aanvaard als wettig betaalmiddel. Dus waar de liefde niet is ingesloten kan dat werk niet erkend worden als van Mij”.


deel 14 – 21 februari  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn aanbiddelijke Jezus en zei: “Mijn dochter, mijn liefde voor de schepselen deed Mij ieder moment sterven. De natuur van ware liefde is sterven en voortdurend weer tot leven komen voor de geliefde. De liefde maakt dat men zich dood voelt omdat men de persoon voor zichzelf wil. Het brengt een aanhoudend en pijnlijk martelschap teweeg. Maar dezelfde liefde, sterker dan de dood, geeft liefde op hetzelfde moment dat die dood teweeg brengt. Waarom gebeurt dat? – leven geven aan de geliefde en dus een enkel leven vormen. De vlammen van liefde hebben het vermogen een leven te verteren om het één te maken met een ander. Dit is precies het vermogen van de liefde: Mij te laten sterven en uit mijn offer zaden te vormen om die te plaatsen in de harten van schepselen om Mij in staat te stellen in hen op te komen en met hen een enkel leven te vormen.

Welnu, Jij kunt ook sterven – wie weet hoeveel keer – uit liefde voor Mij, misschien ieder ogenblik. Iedere keer als je Me wilt zien en het kan niet, zal je wil mijn afwezigheid voelen als dood. Als je Mij niet ziet, sterft je wil als die het leven wat die zoekt niet kan vinden. Maar nadat je wil is verteerd in die act van sterven, word Ik opnieuw in jou geboren en jij in Mij. En je vindt het leven dat je verlangde, alleen om weer te sterven en weer tot leven te komen in Mij. Dus als je naar Mij verlangt, ervaart je onbevredigde verlangen de dood. En als Ik weer verschijn, vindt het weer nieuw leven. Dus ook jouw liefde, je verstand, je hart kunnen voortdurend sterven en weer tot leven komen voor Mij. Als Ik het voor jou deed, is het alleen maar passend dat jij het voor Mij doet”.

deel 14 – 24 februari  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd aanbiddelijke Jezus zich, terwijl Hij het kruis op zijn allerheiligste schouder nam en Hij zei: “Mijn dochter, toen Ik het kruis kreeg bekeek Ik het van boven tot onder om de ruimte te zien die iedere ziel innam op mijn kruis. Dus alle zielen beschouwend, keek Ik met meer liefde en besteedde Ik speciale aandacht aan degenen die hun leven hadden geleefd in mijn Wil. Toen Ik deze zielen bekeek zag Ik hoe hun kruizen net zo lang en breed waren als het mijne omdat mijn Wil aanvulde wat hun kruizen in lengte en breedte te kort kwamen. Oh, hoe viel de lengte en breedte van jouw kruis op vanwege jouw vele jaren in bed dat je enkel leed om mijn Wil te vervullen. Mijn kruis was enkel de Wil van mijn hemelse Vader te vervullen, het jouwe om mijn Wil te vervullen. Beide brachten eer aan elkaar. En omdat beide dezelfde maat hadden vielen zij samen. Mijn Wil heeft het vermogen de hardheid van een kruis te verzachten, de bitterheid te milderen, de maat te verlengen en te verbreden. Daarom voelde Ik in het kruis op mijn schouder ook de zoetheid en de bitterheid van het kruis van de zielen die geleden hadden in mijn Wil. Oh, mijn hart gaf een zucht van verlichting. Tegelijkertijd drukte mijn kruis de zwaarte van hun kruizen dieper in mijn schouder waar het zo diep in weg zonk dat het een diepe wond veroorzaakte. Terwijl dat een borende pijn veroorzaakte voelde Ik de zachtheid en de zoetheid van de zielen die leden in mijn Wil. Omdat mijn Wil eeuwig is, drong hun lijden, hun eerherstel, hun acten door in iedere druppel van mijn bloed, in iedere wond, in iedere belediging. Mijn Wil toonde Mij eeuwig durend al de beledigingen sinds de eerste mens zondigde, al de huidige beledigingen en al de toekomstige. Juist die zielen die in mijn Wil leefden, gaven Mij opnieuw de rechten van mijn Willen en het is uit liefde voor hen dat Ik besloot tot de verlossing. Als andere zielen deel gaan uitmaken van de verlossing is het vanwege deze zielen die in mijn Wil leefden. Er is geen heil, noch in de Hemel, noch op aarde, dat Ik bewerkte dan omwille van hen”.


deel 14 – 26 februari  1922

Ik overwoog het geweldige heil dat de gezegende Jezus voor ons bewerkte door ons te verlossen toen Hij, een en al goedheid tot mij zei: “Mijn dochter, Ik schiep de mens mooi, edel, van eeuwige en goddelijke oorsprong, vol geluk en Mij waardig. De zonde deed hem vanaf deze hoogte tot op de bodem van een afgrond vallen. De zonde beroofde hem van zijn adel. Hij werd de ongelukkigste van alle schepselen en deze zonde nam de groeikracht van hem weg. De zonde belette zijn groei en bedekte hem met wonden zodat hij afschuwelijk was om te zien. Mijn verlossing bevrijdde de schepselen van hun schuld en mijn Mensheid deed niets anders dan een tedere moeder zou doen. Omdat haar pasgeborene geen ander voedsel kan opnemen, ontbloot zij haar borst en legt het kind aan en geeft van haar eigen bloed omgezet in melk, het voedsel dat het nodig heeft om te leven. Mijn Mensheid overtrof moederliefde die borstvoeding geeft en opende door zweepslagen zo veel kanalen waaruit stromen bloed ontsprongen dat mijn kinderen die daaruit hun voedsel kregen, leven konden en blijven groeien. Met mijn wonden bedekte Ik hun misvorming en Ik maakte hen mooier dan in ’t begin. Ofschoon Ik hen bij de schepping zo zuiver en edel maakte als de hemelen, sierde Ik hen bij de verlossing met de schitterende sterren van mijn wonden om hun lelijkheid te bedekken en om hen mooier te maken. In hun wonden en in hun misvorming bracht Ik diamanten aan, parels en kostbare stenen van mijn smarten om al hun ellende te bedekken. Ik bekleedde hen met zulk een pracht dat hun voorkomen hun oorspronkelijke toestand in schoonheid overtrof.

Daarom zegt de Kerk: “Gelukkige schuld”.
Met de schuld kwam de verlossing. En mijn Mensheid voedde jullie niet alleen met haar bloed, bekleedde jullie alleen met haar eigen persoon en sierde jullie met haar schoonheid, maar mijn boezem is altijd gevuld om mijn kinderen te voeden. Hoe vreselijk zal dan het oordeel zijn voor degenen die Mij niet willen aanvaarden en geen leven willen ontvangen om te groeien en hun misvorming moeten bedekken”.


deel 14 – 1 maart  1922

Ik was wanhopig omdat ik mijn lieve Jezus miste, toen Hij toch kwam na me lang te hebben laten wachten. Uit zijn wonden liet Hij zijn bloed rond mijn nek en op mijn borst stromen. Zo gauw deze druppels bloed met mij in aanraking kwamen werden het stralende robijnen die de mooiste versiering vormde. Toen Jezus me bekeek zei Hij: “Mijn dochter, hoe prachtig staat deze halsnoer van mijn bloed jou. Wat een mooie versiering. Kijk eens hoe mooi je erdoor uitziet”. En ik, een beetje geïrriteerd omdat Hij me zo lang had laten wachten zei: “Mijn liefde en mijn leven, oh, hoe veel liever zou ik uw arm om mijn hals hebben als halssnoer. Dat zou me werkelijk gelukkig maken omdat ik leven zou voelen en ik zou zo vast aan U zitten dat ik U nooit meer zou laten gaan. Het is waar dat uw dingen mooi zijn maar wanneer zij van U gescheiden zijn, vind ik U niet. Ik vind geen leven. Wanneer ik dingen krijg zonder U, wordt mijn hart uitzinnig. Het gaat tekeer en bloedt van de pijn omdat U niet bij me bent. Ach als U eens wist hoe U me kwelt als U niet komt, zou U wel opletten dat U me niet zolang laat wachten”.

Jezus werd een en al tederheid, legde zijn arm om mijn hals, nam mijn hand in de zijne en vervolgde: “Ik weet wel hoe veel je lijdt. Kijk, Ik maak het weer goed door mijn arm als een snoer om je hals leggen. Maakt je dat gelukkig? Weet dat Ik niets anders kan doen dan ’t weer goed maken met degenen die in mijn Wil leven, omdat deze zielen met hun adem een manifestatie vormen van mijn Wil rondom Mij, wat niet alleen mijn hals maar ook mijn leven omgeeft. En Ik word door deze zielen gevangen genomen en geketend in de vesting van mijn eigen Wil. Verre van Mij te mishagen brengt dit Me zoveel tevredenheid dat Ik als tegenprestatie deze zielen gevangen neem en aan Mij vast keten. Daarom, als je niet zonder Mij kunt, komt dat door mijn ketens die je zo stevig aan Mij vast binden dat een enkel ogenblik zonder Mij, je onderwerpt aan aan zeer pijnlijk martelaarschap van niet te vergelijken grootte. Arme dochter, arme dochter, je hebt gelijk. Ik zal met dit alles rekening houden en verre van je te verlaten, zal Ik Me opsluiten binnenin je om te genieten van de sfeer van mijn Wil waarin je groeit. Je hartslag, je gedachte, je verlangen, je beweging zijn alle een manifestatie van mijn Wil. En Ik vind steun, bevestiging en zalig rust op jouw schoot”.


deel 14 – 3 maart  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn lieve Jezus maar zonder een woord te zeggen en zeer treurig. Ik zei Hem: “Waarover maakt U zich zorgen, Jezus, dat U niet tot mij spreekt? U bent mijn leven. Uw woord is mijn voedsel en ik kan niet zo lang vasten. Ik ben heel zwak en ik heb voortdurend behoefte aan voedsel om te groeien en mijn kracht te bewaren. Een en al goedheid zei Jezus: “Mijn dochter, Ik heb ook behoefte aan voedsel en na jou gevoed te hebben met mijn woord wordt dat zelfde woord, door jou opgenomen en omgezet in bloed, mijn eigen voeding. Als jij niet kunt vasten, Ik wil ook niet vasten. Ik verlang naar de beloning voor het voedsel dat Ik je gegeven heb. Nadien zal Ik terugkomen om je opnieuw te voeden. Nu ben Ik erg hongerig. Vlug, neem mijn honger weg”.
Ik was in de war en wist niet wat ik Hem zou geven want ik bezit nooit iets. Maar Jezus nam met beide handen mijn hartslag, mijn ademhaling, mijn gedachten, mijn tederheid, mijn verlangens en veranderde die in even zovele bolletjes licht en Hij at ze en zei: “Dit alles is de vrucht van mijn woord. Het is van Mij en het is alleen maar billijk dat Ik het eet. Mijn dochter, het is het beste dat Ik me opnieuw bezighoud met de bewerking van de bodem van je ziel, zodat Ik het zaad van mijn woord als voeding voor jou kan zaaien. Ik handel als een boer wanneer hij zijn akker wil inzaaien. Hij ploegt de voren en strooit het zaad uit. Later keert hij terug om de voren te bedekken waar hij gezaaid heeft, om het te beschermen en het tijd te geven om te ontkiemen en wanneer het zich honderdvoudig heeft vermenigvuldigd, oogst hij. Hij zorgt ervoor dat hij het zaad niet bedekt met te veel grond, anders verstikt hij het en vermoordt hij het ondergronds want dan zou hij het risico lopen om niets te eten te hebben. Zo ga Ik te werk. Wanneer Ik ploeg en de voren vorm, open en verbeter Ik het verstandelijk vermogen van de ziel zodat Ik mijn goddelijk woord kan planten en voedsel kweek voor Mij en voor de ziel. Dan bedek Ik de voren met grond. Dit is de nederigheid, het niets-zijn, de vernietiging van de ziel. Ik benut eventuele ellende of zwakte van de ziel want ook dit is grond. Maar dit moet van de ziel komen omdat Ik deze soort grond niet heb. Dus bedek Ik alles en wacht vreugdevol op mijn oogst. Maar wil je weten wat er gebeurt wanneer je te veel grond over het zaad aanbrengt. Als de ziel haar ellende, zwakte, haar niets-zijn voelt en er zo veel aandacht aan besteedt dat de vijand de gelegenheid benut om de ziel te verleiden, te ontmoedigen en maakt dat ze haar vertrouwen verliest. Dit is overbodige grond over mijn zaad. Oh, hoe voelt mijn zaad dat ’t sterft, hoe moeilijk is het voor haar om te ontkiemen onder zoveel grond. Dikwijls vervelen deze zielen de hemelse partner en Hij trekt zich terug. Oh, hoeveel van deze zielen zijn er”. Ik zei: “Mijn Liefde, ben ik één van die zielen?” Hij antwoordde: “Nee, nee! Wie in mijn Wil leeft, is niet in staat mijn zaad te verstikken. Integendeel, dikwijls vind Ik geen nederigheid in deze zielen, maar alleen niets-zijn wat zo weinig grond oplevert dat ik nauwelijks mijn zaad kan bedekken met een dun laagje. De zon van mijn Wil laat ontkiemen het snel en na een grote oogst zaai Ik direct weer. Daar kun je gerust op zijn. Zie je niet hoe Ik voortdurend nieuw zaad van waarheid in je ziel aanbreng?”

Toen Hij dit zei, zag ik een zekere droefheid op zijn gelaat. Hij nam me bij de hand, bracht me buiten mezelf en toonde me leden van het congres en ministers, geheel verbijsterd alsof zij zelf een groot vuur hadden aangelegd en tenslotte omkwamen in de vlammen. Je kon leiders van sekten zien die het beu waren tegen de Kerk te strijden en de vrijheid wilden om zich te bezondigen aan bloedige aanvallen tegen haar, of die wilden ontslagen worden van de verantwoordelijkheden van hun leiderschap. Hun positie was onhoudbaar zowel door gebrek aan geld als om andere redenen. Dus liever dan belachelijk te lijken, wilden zij hun verantwoordelijkheid afschuiven om het lot van de natie te begeleiden. Maar wie kan dit alles verwoorden? Toen zei Jezus verdrietig: “Vreselijk, vreselijk zijn hun voorbereidingen. Zij willen alles doen zonder Mij, maar alles zal een bron van verwarring voor hen zijn”.


deel 14 – 7 maart  1922

Ik dacht na over mijn geschriften terwijl ik bij mezelf dacht: “Is het echt Jezus die tegen mij spreekt of is het een spel van de vijand of mijn eigen fantasie. Juist toen kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, mijn woorden zijn vol waarheid en licht en zij dragen in zich de kracht en het vermogen om de ziel te veranderen in waarheid, licht en het heil wat zij zelf bevatten. Dus de ziel weet niet alleen de waarheid maar ervaart ook in zichzelf de neiging om te handelen volgens de waarheid die ze heeft leren kennen. Mijn waarheden zijn vol schoonheid en aantrekkingskracht, zodat een ziel die eenmaal is verfraaid met de schoonheid van mijn waarheden wordt geboeid door deze schoonheid. In Mij is alles harmonie, orde en schoonheid. Bijvoorbeeld, Ik schiep de hemelen en Ik had kunnen ophouden na de schepping van één zon. Maar Ik wilde de hemelen tooien met sterren en die vullen met schoonheid zodat het menselijk oog meer vreugde kon ontlenen aan de werken van zijn Schepper. Ik schiep de aarde en Ik garneerde die met veel planten en bloemen. Ik schiep niets zonder het te verfraaien. Als dit waar is in de orde der geschapen dingen, des te meer moet dit gelden voor mijn waarheden die geworteld zijn in mijn Godheid. Terwijl zij de ziel raken, zijn zij als zonnestralen die de aarde bereiken en opwarmen zonder ooit gescheiden te zijn van het centrum van de zon. De ziel wordt zo verliefd op mijn waarheden dat het bijna onmogelijk is voor haar, zelfs al kost het haar eigen leven, om een waarheid niet in praktijk te brengen die zij heeft leren kennen.

Aan de andere kant, als het de vijand is of onze eigen fantasieën die willen spreken van waarheid dan brengen zij noch licht mee, noch substantie, noch schoonheid, noch aantrekkelijkheden. Het zijn lege, levenloze waarheden en de ziel heeft niet de neiging offers te brengen om die in praktijk te brengen! Maar de waarheden die je van jouw Jezus hoort zijn vol leven en al het andere wat mijn waarheden bevat. Waarom twijfel je?”


deel 14 – 13 maart  1922

Ik was buiten mezelf in een vallei vol bloemen, waar ik mijn biechtvader zag die 10 maart overleden was en zoals hij gewend was te doen toen hij nog hier beneden was zei hij: “Zeg me eens: Wat heeft Jezus je gezegd?” Ik antwoordde: “Hij heeft innerlijk tot mij gesproken, maar Hij heeft niets met woorden gezegd. En U weet dat ik geen rekening houd met dingen die ik inwendig hoor”. Hij zei: “Ik wil zelfs horen wat Hij jou innerlijk zei”. Omdat ik me gedwongen voelde antwoordde ik: “Hij zei me”: “Mijn dochter, Ik draag je in mijn armen. Mijn armen zullen dienen als een bootje om je te helpen navigeren op de oneindige zee van mijn Wil. Als je je acten doet in mijn Wil, zul je nadien de zeilen vormen, de mast en het anker, wat je bootje niet alleen zal verfraaien maar ook zal zorgen dat het vlugger vaart. Mijn liefde voor een ziel die in mijn Wil leeft is zo groot dat Ik haar in mijn armen draag zonder haar ooit te verlaten”. Toen ik dit zei zag ik Jezus’ armen in de vorm van een bootje waar ik in zat. Toen mijn biechtvader dit hoorde. Zei hij: “Je moet weten dat als Jezus tegen je spreekt en zijn waarheden openbaart, dat lichtstralen zijn die zich over je uitstorten. Omdat jij niet beschikt over zijn kracht, openbaarde je die als je die mij openbaarde, druppel voor druppel. Niettemin werd mijn ziel gevuld met licht. Een enkel licht was voldoende om me te motiveren. Het deed me verlangen om andere waarheden te horen, om zelfs meer licht te ontvangen, omdat deze lichten worden ingestort met een hemelse geur, een goddelijke ervaring. Als dit aroma ervaren wordt door louter horen hierover, wat moet degene dan ervaren die die in praktijk brengt? Daarom hield ik ervan en verlangde ik zo om te horen wat Jezus je zei en daarom wilde ik deze dingen aan anderen overbrengen. Het was vanwege het licht en de geur die ik ervaarde dat ik die wilde delen met anderen. Als je alleen al wist wat een grote weldaad het is geweest voor mijn ziel om de waarheden te horen die Jezus jou vertelde. Hoe mijn ziel nog steeds licht uitstraalt en een hemelse geur verspreidt die me niet alleen rust geeft maar mij ook verlicht en degenen in mijn omgeving. En terwijl jij je acten doet in de Goddelijke Wil deel ik daarin op een bijzondere wijze omdat ik het zaad van de allerheiligste Wil ervaar dat jij in mij zaaide”.

Ik zei: “Toon mij uw ziel. Hoe straalt die licht uit?” Hij opende zijn hartstreek en toonde mij hoe zijn ziel helemaal straalde van licht, stralen die samen vloeiden, weer scheidden over elkaar vloeiden – het was heel mooi om te zien. Toen vervolgde Hij: “Zie je hoe mooi het is naar waarheden te luisteren. Wie niet luistert naar waarheden, verspreidt zo’n duisternis dat het aanzet tot angst”.


deel 14 – 16 maart  1922

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik: “Ik voel me het meest verdorven van alle schepselen. Niettemin zegt mijn lieve Jezus dat zijn plannen met mij groots zijn en dat het werk dat Hij mij opdraagt zo belangrijk is dat Hij het zelfs niet wil toevertrouwen aan zijn engelen. Hijzelf wil de bewaker zijn, de acten en de toeschouwer. Maar wat doe ik wat zo groots is? Niets. Mijn leven naar buiten toe is zo gewoon dat ik minder doe dan de meeste anderen”. Terwijl deze gedachten door mijn hoofd speelden onderbrak Jezus mijn gedachten en zei: “Mijn dochter, het is duidelijk dat jij zonder jouw Jezus niets kan denken en spreken dan onzin. Mijn geliefde Moeder deed in de ogen van de buitenwereld ook niets bijzonders. In feite leek het of zij minder dan anderen had gedaan. Zij vernederde zich om de gewoonste dingen van het leven te doen. Zij spinde, Zij naaide, dweilde de vloer, stak het vuur aan. Wie zou gedacht hebben dat Zij de Moeder van God was. Haar zichtbare werk maakte dit zeker niet duidelijk. Maar toen Zij Mij in haar schoot droeg, en in Zichzelf het Eeuwige Woord omsloot, werd ieder van haar bewegingen, iedere menselijke act van Haar, aanbeden door de hele schepping. Vanuit Haar kwam het leven en het voedsel voor alle schepselen. De zon hing van Haar af en verwachtte van Haar het voedsel voor zijn licht en warmte. De aarde verwachtte het ontstaan van het leven van de planten. Alles hing van Haar af. Hemel en aarde hadden aandacht voor haar geringste beweging. Maar wie zag daar iets van? Niemand! Al haar grootheid kracht en heiligheid, de onmetelijke oceanen van goedheid die uit haar innerlijk stroomden, iedere harteklop, haar adem, haar gedachte, haar woorden – alles ging rechtstreeks naar haar Schepper.

Er waren wederzijdse stromen tussen God en Haar, stromen die gaven en ontvingen. Niets ging er van haar uit dat haar Schepper niet verwondde, als gevolg van hoe Zij door Hem werd verwond. Deze stromen versterkten haar grootheid. Zij veredelden Haar en daardoor kwam Zij alles te boven. Toch merkte niemand iets ongewoons aan Haar. Alleen Ik, haar God, haar Zoon, besefte alles. Er was zo’n sterke stroming tussen Mijn Moeder en Mij dat haar Hart en het mijne in het zelfde ritme klopten. Zij leefde met mijn eeuwige harteklop en Ik leefde met haar moederlijke harteklop. Daarom wisselden onze levens alles wederzijds uit. Juist dit onderscheidde Haar voor Mij als mijn Moeder. Uiterlijke handelingen bevredigen Me niet en behagen Mij niet als zij niet voortkomen uit een innerlijk waarvan Ik het leven ben.

Welnu, wat is er zo ongewoon aan het feit dat jouw leven zo gewoon is. Ik bedek mijn grootste werken doorgaans met de meest gewone dingen zodat niemand die kan opsporen. Dit laat Mij meer vrijheid om te handelen. Als Ik alles voltooid heb, kom Ik plotseling aan met mijn verrassing, toon mijn werk aan allen en zorg dat allen er respect voor hebben. Lijkt het een kleinigheid om alle acten te laten stromen in mijn Wil, terwijl de stroming van mijn Wil in Mij vloeit, en één enkele act vormt met al de acten van de schepselen. Is het een kleinigheid om één goddelijk verlangen door te laten dringen in de acten van alle schepselen als de oorsprong van elke act, om alle acten te vervangen door één goddelijke act, één liefde, één eerherstel, één eeuwige en goddelijke glorie? Is het niet wonderbaar dat de stroming van een menselijke wil voortdurend in relatie zal staan met de Goddelijke Wil en dat de een uit kan stromen in de ander? Mijn dochter, Ik raad je aan dat je een en al aandacht bent en dat je Me trouw volgt”.

Ik antwoordde: “Mijn Liefde, dezer dagen is er zoveel gebeurd dat ik afgeleid ben”. Hij zei: “Wees daarom aandachtig want als jouw acten niet in mijn Wil vloeien, is dat alsof de zon stil zou staan op zijn baan, en als je afgeleid bent is het alsof wolken de zon bedekken en duisternis over je heen valt. Niettemin als de afleiding niet vrijwillig is, is één duidelijke en besliste act van jouw wil om naar mijn Wil terug te keren, voldoende om de zon weer in beweging te zetten en om de wolken met een snelle bries weer in gang te zetten waardoor de Zon van mijn Wil nog prachtiger zal stralen”.


deel 14 – 18 maart  1922

Ik was bij mijn lieve Jezus in de smarten van zijn passie toen Hij zich toonde en zei: “Mijn dochter, zonde ketent de ziel en belet haar het goede te doen. De geest ervaart de ketenen van de schuld en wordt belemmerd om het heil te verstaan. De wil ervaart de ketenen van de schuld, kluistert haar en zij raakt verdoofd. In plaats van het goede te willen, verlangt zij het kwaad. Het verlangen om naar God te vliegen wordt gewaar dat haar vleugels zijn afgesneden. Oh, wat heb ik een medelijden wanneer ik zie hoe mensen geboeid raken door hun eigen schuld. Daarom wilde ik als eerste smart ervaren geketend te worden. Ik wilde dit om de mens te bevrijden van hun ketens. De ketenen waarmee Ik geboeid werd, werden banden van liefde zo gauw die Mij beroerden. Toen mijn ketenen de mensheid boeiden, verbrandden en vernietigden die de ketenen die de mensheid boeiden en verbonden de mensen met Mij met ketens van liefde.

Mijn liefde is een actieve Liefde. Die kan niet bestaan zonder acten. Daarom bereidde Ik voor iedereen, voor iedere persoon wat zij nodig hadden voor hun ontwenning, voor hun genezing en voor het herstel van hun schoonheid. Ik deed alles zodat, zij, als zij eraan toe zijn, alles gereed vinden en tot hun beschikking. Mijn ketenen zijn klaar om de hunne te verbrandden, flarden van mijn vlees om hun wonden te bedekken en hen mooier te maken, mijn bloed om hun leven te geven. Alles is voorbereid. Ik heb voor iedereen gereserveerd wat die persoon nodig zal hebben. Omdat mijn liefde zichzelf wil geven, verlangt te handelen, ervaar Ik een hunkerende, onweerstaanbare kracht die Mij niet toestaat om te rusten tenzij Ik geef. Maar weet je wat Ik doe als Ik zie dat bijna niemand aanvaardt wat ik aanbied? Ik concentreer mijn ketenen, de flarden van mijn vlees en al mijn bloed in degene die ernaar verlangen en die Mij beminnen. En Ik vul hen met schoonheid. Dan boei Ik hen met mijn ketenen van liefde om hun genadeleven te verhonderdvoudigen. Alleen dan vindt mijn liefde haar vervulling, voldoening en rust”.

Terwijl Hij deze dingen zei, zag ik zijn ketenen, zijn vlees in flarden en zijn bloed over mij heen vloeien terwijl Hij vreugde vond omdat Hij al zijn verdiensten op mij toepaste, en Hij boeide mij totaal. Hoe goed is Jezus! Moge hij altijd gezegend zijn.
Nadien kwam Hij terug en vervolgde: “Mijn dochter, Ik heb behoefte dat het schepsel in Mij rust en Ik in haar. Maar weet je wanneer het schepsel in Mij rust en Ik in haar? Wanneer haar intelligentie aan Mij denkt en Mij begrijpt. Zij rust in de intelligentie van haar Schepper en de intelligentie van de Schepper rust in het geschapen brein. Als de menselijke wil zich verenigt met de Goddelijke Wil omhelzen de twee willen elkaar en rusten samen. Als menselijke liefde uitstijgt boven alle geschapen dingen en alleen haar God liefheeft, wat een weldadige rust vinden beiden dan, God en de ziel. Wie rust geeft, vindt die. Ik leg haar in bed in mijn armen en bewaar haar in de lieflijke slaap”.


deel 14 – 21 maart  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand overwoog ik de heilige Goddelijke Wil. Mijn altijd lieflijke Jezus nam me in zijn armen, drukte me dicht tegen Zich aan en slaakte een diepe zucht. Ik ervaarde hoe zijn adem mijn hart binnendrong. Toen zei Hij: “Dochter van mijn Wil, mijn almachtige adem schenkt jou het leven van mijn Wil omdat mijn Wil met zijn adem voorziet in het hele leven van een ziel die leeft in mijn Wil. Door deze ziel mijn adem te geven, verjaagt mijn Willen alles wat Mij niet toebehoort, zodat mijn wil de enige lucht wordt die deze ziel inademt. Als het lichaam ademt, ontvangt en neemt het de lucht op. Dan ademt het uit en geeft die terug. Zo ook ontvangt de ziel die in mijn Wil leeft Mij in één voortdurende act en geeft zichzelf aan Mij met iedere adem.

Mijn Wil dringt door in de hele Schepping. Er is niets waarop mijn Willen niet zijn stempel heeft gedrukt. Toen Ik Het Fiat uitsprak om alle dingen te scheppen, nam mijn Wil die in bezit en werd het leven en behoud van alle dingen. Welnu, mijn Willen verlangt dat alle dingen worden omgeven door Hem zelf zodat Hij antwoord krijgt op zijn grootmoedige en goddelijke acten. Hij wil zien hoe de lucht, de bries, de geur en het Licht van zijn Wil stroomt doorheen alle menselijke acten. Zodat de acten van de schepselen en die van mijn Wil, samen stromend, verenigd zullen worden tot één geheel. Dat was het enige doel van de schepping, dat de uitstralingen van de willen onafgebroken zouden zijn, dat wil Ik, daar streef Ik naar, dat verwacht Ik. Daarom verlang Ik zo dat mijn Wil bekend wordt. Ik wil de waarde en de uitwerking ervan bekend maken zodat die zielen die in mijn Wil leven door de acten in mijn Wil te doen de voortdurende uitstralingen van hun willen in de Mijne kunnen verspreiden doorheen alle dingen als geurige lucht. Zij zullen zich vermenigvuldigen in al hun menselijke acten, zich toevertrouwend en zich bekledend met allen als acten van mijn Wil. En zo bereikte Ik het doel van de Schepping. Mijn Wil zal in hen rusten en de nieuwe generatie vormen en alle geschapen dingen zullen het dubbele zegel van mijn Willen dragen: HET Fiat van de Schepping en de echo van mijn Fiat van de schepselen”.


deel 14 – 24 maart 1922

Terwijl ik mijn gebruikelijke toestand voortzette, kwam mijn altijd lieflijke Jezus en zei: “Mijn dochter, als de ziel haar acten in mijn Wil doet wordt mijn leven vermenigvuldigd. Als zij tien acten in mijn Wil doet, vermenigvuldigt zij Mij tien maal. En als zij twintig, honderd, duizend of zelfs meer acten in mijn Wil doet, net zo veel keren vermenigvuldigt zij Mij. Het is als met de sacramentele consecratie. Ik word vermenigvuldigd in net zo veel hosties als er geconsecreerd worden. Maar bij de consecratie heb Ik hosties nodig om Mij te kunnen vermenigvuldigen en een priester om die te consecreren. Terwijl Ik in mijn Wil de acten van schepselen nodig heb die levende hosties zijn, niet dood zoals de hosties vóór de consecratie, zodat mijn Wil Mij kan consecreren en Mij insluiten in deze acten. Dus word Ik vermenigvuldigd in iedere act van een ziel wanneer zij wordt gedaan in mijn Wil.

Daarom vindt mijn liefde haar volledige bevrijding en voldoening in zielen die mijn Wil doen en in mijn Willen leven. Zij zijn het die voortdurend de basis vormen niet alleen voor de acten die alle schepselen Mij verschuldigd zijn, maar ook voor mijn sacramenteel Leven zelf. Hoe dikwijls blijft mijn sacramenteel Leven opgesloten en vastgekluisterd binnenin een paar geconsecreerde hosties. Weinigen ontvangen de communie en dikwijls zijn er geen priesters om Mij te consecreren. Mijn sacramenteel Leven kan niet alleen niet vermenigvuldigd worden zoals gewenst, maar dikwijls houdt het op te bestaan. Oh, hoe lijdt mijn Liefde. Ik zou mijn Leven iedere dag willen vermenigvuldigen in net zo veel hosties als er schepselen zijn, zodat Ik Mijzelf aan hen zou kunnen schenken. Toch wacht Ik tevergeefs. Mijn Wil blijft machteloos. Maar wat Ik heb besloten zal gebeuren. Daarom neem Ik een andere weg en vermenigvuldig Mijzelf levend in iedere act die schepselen doen in mijn Wil. Ik verlang dat deze acten de vermenigvuldiging van mijn sacramenteel Leven teweeg brengen. Oh, ja, alleen die zielen die in mijn Wil leven, voorzien in al de communies die schepselen niet ontvangen en zij maken goed wat priesters niet hebben gedaan in al de consecraties. In hen wil Ik alles vinden, zelfs de vermenigvuldiging van mijn sacramenteel Leven.

Ik herhaal, je zending is zeer groot. Ik kon je niet uitkiezen voor een hogere, edeler, subliemer, goddelijke zending. Er is niets wat Ik niet in jou wil concentreren, zelfs de vermenigvuldiging van mijn Leven. Ik wil nieuwe wonderen van genade doen, nooit tevoren gedaan. Wees daarom vol aandacht en trouw aan Mij. Wees er zeker van dat mijn Wil altijd Leven vindt in jou. Dan zal Ik in mijn eigen Wil die in jou leeft het hele en volledige werk van de Schepping vinden met alle rechten die Mij toekomen en met alles wat Ik verlang”.


deel 14 - 28 maart  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, werd ik helemaal opgenomen in de heilige Wil van mijn lieflijke Jezus. Toen Hij me zei: “Dochter van mijn Wil, als je de wonderen en mirakels eens kende die gebeuren als je één wordt met mijn Wil zou je perplex staan. Luister, alles wat Ik deed toen Ik op aarde was, is één voortdurende act van gave van zichzelf aan de mensheid als een kroon. Mijn gedachten zijn een kroon rond de intelligentie van het schepsel, mijn woorden, mijn werken, mijn stappen enz. vormen kronen rond de woorden, werken en stappen van de schepselen. Als acten gedaan door schepselen verweven zijn met mijn eigen acten, kan ik tot mijn hemelse Vader zeggen dat de acten van het schepsel de mijne zijn. Maar wie ontvangt deze voortdurende actie van Mij? Wie staat toe dat hun acten verweven worden met mijn acten, acten waarmee Ik de hele mensenfamilie kroonde? Hij die leeft in mijn Wil.
Als je jouw gedachten verenigde met mijn Wil, kroonden mijn gedachten de jouwe en als je hun eigen echo in jouw brein hoorde, werden die vereenzelvigd met jouw gedachten en vermenigvuldigd met de mijne. Dan vormde Ik een dubbele kroon rond de menselijke intelligentie. En mijn hemelse Vader ontving niet alleen van mij, maar ook van jou goddelijke glorie van alle geschapen intelligenties. Hetzelfde gebeurde met jouw woorden en met al je andere acten.
Wanneer dit gebeurt ontvangt mijn Vader niet alleen goddelijke glorie van mensen maar ook van alle andere geschapen dingen, omdat alle dingen werden geschapen om voortdurend liefde over te brengen aan de mensheid. Daarom is het alleen maar juist dat de mensheid eer en liefde geeft aan haar Schepper voor ieder geschapen ding.

Wie voorziet in dit alles? Wie eigent zich dat Fiat toe waardoor alle dingen werden geschapen zodat alle dingen gevuld zullen worden met eerbetoon, aanbidding en goddelijke Liefde jegens hun Schepper? Wie leeft in mijn Wil. Kan iemand zeggen dat hij in ieder van zijn woorden zich dat almachtig Fiat toeeigent? Kan iemand zeggen dat de echo van dat eeuwig Fiat in het goddelijk Fiat weerklinkt waarin deze persoon leeft, dat hij zichzelf verspreidt, uitstroomt en vliegt om nog een Fiat af te drukken op ieder geschapen ding om de Schepper de eer en liefde te schenken die Hij verlangt? Ik deed dit toen Ik op aarde was. Er was niets waarvoor Ik mijn goddelijke Vader geen vergoeding gaf namens alle schepselen. Nu wil en verwacht Ik van degenen die in mijn Wil leven dat zij hetzelfde doen. Als je toch een wist hoe prachtig het is om in ieder twinkelen van de sterren, in ieder straaltje licht van de zon mijn glorie, mijn liefde, mijn diepe aanbidding verenigd met de jouwe te zien. Oh, hoe gaat het rond, hoe vliegt het op de vleugels van de wind, heel de atmosfeer vullend. Hoe vloeit het in de wateren van de zee. Hoe wordt het bekrachtigd in iedere plant, in iedere bloem. Hoe vermenigvuldigt het zich in iedere beweging. Het is een stem die echoot: Liefde, glorie en aanbidding voor mijn Schepper! Daarom echoot het schepsel dat leeft in mijn Wil, mijn stem, herhaalt mijn leven en is de volmaakte glorie van mijn schepping. Hoe zou Ik dit schepsel niet kunnen beminnen? Hoe zou Ik dit schepsel niet alles geven dat Ik gereserveerd had voor alle andere schepselen? Waarom zou Ik dit schepsel geen voorrang geven boven allen? Ach, mijn liefde zou verdrinken als Ik dit niet deed!”


deel 14 – 1 april  1922

Mijn dagen zijn vol bitter lijden omdat ik mijn Jezus nauwelijks zie. Zelfs als Hij zich laat zien is het als een bliksemflits die snel verdwijnt. Wat een verdriet! Wat een pijn in ’t lichaam. Mijn brein werd gekweld door de gedachte dat mijn Leven, mijn Alles, nooit zou terugkeren. Ach! Alles is voorbij voor mij! Hoe zal ik Hem ooit terug vinden? Aan wie zal ik ’t vragen? Ach, niemand heeft medelijden met mij. Terwijl ik bezig was met deze en andere gedachten kwam mijn altijd lieflijke Jezus en zei: “Mijn arme dochter, mijn arme dochter, wat lijd je! Jouw toestand in dit lijden overtreft zelfs dat van de zielen in het vagevuur. Zij moeten mijn aanwezigheid ontberen omdat zij zien hoe zij zelf bevuild zijn door hun eigen zonden. Hun zonden beletten hen niet alleen om Mij te zien, maar zij weerhouden hem zelfs om naar Mij toe te komen omdat zelfs de kleinste, de meest onbetekende zonde niet kan bestaan in tegenwoordigheid van mijn oneindige heiligheid. Zelfs als Ik hun toe zou laten in mijn tegenwoordigheid, bevuild als ze zijn, zou dat grotere kwellingen veroorzaken dan de hel. Er is geen grotere kwelling waaraan Ik een ziel kan onderwerpen dan haar te verplichten in mijn aanwezigheid te zijn terwijl die nog bevuild is door de zonde. Om haar kwellingen te verzachten sta ik daarom een ziel toe zich eerst te zuiveren van haar zonden en dan in mijn tegenwoordigheid te komen.

Maar in het geval van de kleine dochter van mijn Wil en Ik zijn het niet de schulden die Mij weerhouden om Mezelf te tonen. Het is mijn rechtvaardigheid die tussen ons in staat. Daarom overtreft jouw lijden alle lijden als je Mij niet kunt zien. Arme dochter, wees sterk. Jij wordt getroffen door hetzelfde lot als het mijne. Hoe vreselijk zijn de pijnen der rechtvaardigheid. Ik kan die alleen delen met iemand die leeft in mijn Wil, omdat goddelijke kracht nodig is om die te weerstaan. Maar vrees niet, Ik zal spoedig teruggaan naar onze gebruikelijke relatie. Ik sta de stralen van rechtvaardigheid toe schepselen te raken. Mijn rechtvaardigheid moet ook stromen. Bovendien moet je haar toestaan om naar de schepselen door te stromen, want je zal het niet allemaal zelf kunnen dragen. Nadien zal Ik bij je zijn zoals voordien. Maar zelfs nu verlaat ik je niet. Ik weet ook dat je niet zonder Mij kunt. Daarom zal Ik diep in je hart zijn en daar zullen we praten”.

Hierna volgden de Uren van de Passie, het stuk waar Jezus werd gekleed en behandeld als een krankzinnige. Mijn brein werd totaal in beslag genomen door dit mysterie toen Jezus zei: “Mijn dochter, dit was het meest vernederende deel van mijn Passie: gekleed en behandeld te worden als een krankzinnige. Dit maakte Me tot een speelbal, een amusement voor de Joden. Mijn oneindige wijsheid kon niet onderworpen worden aan een grotere vernedering. Maar het was noodzakelijk dat Ik, Zoon van God, dat lijden onderging. De zonde brengt de mens tot krankzinnigheid. Er is geen grotere krankzinnigheid. Hij verandert zichzelf van de koning die hij is in een slaaf en speelbal van de laagste begeerten die hem later zelfs meer tiranniseren dan een krankzinnige. Deze begeerten met haar eigen grillen en fantasie, werpen hem in de mest en bedekken hem met de ergste smeerboel. Oh wat een toppunt van krankzinnigheid is de zonde.
De mens kan in zulk een toestand nooit toegelaten worden tot de verheven Majesteit. Daarom wenste Ik zulk een vernederende kastijding te ervaren. Om af te smeken dat de mens deze staat van krankzinnigheid verlaat, bood Ik mijn hemelse Vader mijn lijden aan van de straffen die de mens verdient voor zijn krankzinnigheid. Ieder lijden dat Ik onderging was slechts een echo van het lijden dat het schepsel verdient. Deze echo weerklonk in Mij en zorgde dat Ik Me onderwierp aan de pijnen, het belachelijk maken, de spot en al de kwellingen”.


deel 14 – 6 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand bracht mijn lieve Jezus me buiten mezelf en toonde me menigten mensen die weenden. Zij hadden geen dak boven hun hoofd en leden onder de grootste ellende. Steden groot en klein, lagen in puin, onbewoonbaar en met verlaten straten. Niets dan brokstukken en puin was zichtbaar. De rampen hadden geen enkele plek overgeslagen. Mijn God! Wat een verdriet bracht het mij, om deze dingen te zien en nog steeds te leven! Ik keek naar mijn lieve Jezus maar Hij keek weg. Bitter wenend en met een gebroken stem zei Hij snikkend: “Mijn dochter, de mens wordt zo in beslag genomen door de wereld dat Hij de Hemel is vergeten. Het is alleen maar juist dat de wereld van hem wordt weggenomen, dat hij rondzwerft zonder onderdak te vinden. Dit dient om hem eraan te herinneren dat de Hemel bestaat. In zijn zorg voor zijn lichaam heeft de mens zijn ziel vergeten. De mens heeft zijn lichaam alles gegeven: pleziertjes, gemak, buitensporigheden, luxe, en al het andere wat hij maar kan verzinnen. Intussen heeft hij zijn ziel voedsel onthouden, alles eigenlijk waardoor de dood heerst in veel personen alsof zij geen ziel hebben. Het is alleen maar terecht dat het lichaam nu ontbering lijdt om de mens eraan te herinneren dat hij een ziel heeft. Maar oh, hoe verhard is de mens geworden! Zijn hardheid dwingt Mij om hem steeds meer te verwonden in de hoop dat deze kastijdingen hem zachter maken”. Ik voelde hoe mijn hart uit elkaar werd gerukt terwijl Hij vervolgde: “Jij lijdt veel als je ziet dat de aarde zich verzet en dat water en vuur hun grenzen te buiten gaan om tegen de mensheid te ageren. Laat ons daarom terug gaan naar je bed en samen bidden voor het lot van de mens. In mijn wil zal Ik jouw hartslag ervaren over het hele oppervlak van de aarde. Het zal slaan voor allen en zal voortdurend tot Mij zeggen: “Liefde”. Welnu, terwijl de kastijdingen op de schepselen neerkomen zal jouw hartslag bemiddelen om de ernst te laten afnemen. En terwijl zij de schepselen beroeren zal jouw hartslag de oorzaak zijn dat de kastijdingen met zich meebrengen de genezende balsem van mijn Liefde en jouw liefde”.

Ik bleef gekweld, te meer omdat mijn lieve Jezus toen Hij zich terugtrok zich zo diep in mij verborg dat ik Hem nauwelijks kon bespeuren. Wat een verdriet! Wat een smart! De gedachte aan de geselingen voor de mensheid vervulde me met afgrijzen en zijn afwezigheid gaf me een dodelijk verdriet. In deze toestand probeerde ik me te verenigen met het heilige Willen van God en ik zei: “Mijn Liefde, in uw Wil is wat van U is, van mij. De zon is van mij. Alle geschapen dingen zijn van mij. Ik geef U die terug zodat de zon in ieder vonkje licht en warmte U zal zeggen dat ik U bemin, U aanbid, U zegen en ik bemiddel vanwege de hele mensheid. De sterren zijn van mij en iedere twinkeling van iedere ster bezegel ik met “Ik heb U lief” onmetelijk en oneindig namens allen. De planten, bloemen, het water, vuur en licht zijn van mij en Ik geef die weer aan U zodat die alle zullen zeggen namens de hele mensheid: Ik heb U lief met de eeuwige liefde waarmee U ons schiep. Oh, als ik zou proberen om mijn liefde voor U ten volle uit te drukken zou het veel te lang worden.

Toen bewoog Jezus in mij en zei: “Mijn dochter, hoe mooi zijn de gebeden en acten die in mijn Wil zijn gedaan. Hoe wordt het schepsel getransformeerd in God, Schepper zelf en geeft God alles in wederkerigheid en voldoening voor alles wat Hij de mensheid heeft geschonken. Ik schiep alles voor de mens en gaf hem alles. In mijn Wil wordt het schepsel opgeheven tot zijn Schepper en treft Hem aan in de act waarmee God alle dingen schiep om die als een geschenk aan de mensheid te geven. Het schepsel op zijn beurt, overweldigd door de veelheid van de gaven en bij gebrek aan de scheppende kracht om net zo veel dingen te scheppen als het heeft ontvangen, biedt deze dingen terug aan God aan in een act van liefhebbende wederkerigheid.

Zon, sterren, bloemen, water, vuur en lucht – Ik heb alles gegeven om mijn liefde uit te drukken. Dit erkennend heb je die aanvaard en door mijn liefde te activeren, heb je die in wederkerigheid aan Mij terug gegeven. Dus mijn liefdesmuziek heeft weer opnieuw geklonken in alle geschapen dingen. Eenstemmig hebben ze Mij de liefde geschonken die ik uitstortte over de hele schepping. In mijn wil klimt de ziel op tot het niveau van zijn Schepper, en geeft en ontvangt in de eigen Wil van de Schepper. Oh, wat een wedijver tussen de Schepper en het schepsel. Als alle schepselen dit konden zien, zouden zij vol ontzag zijn terwijl binnenin mijn wil de ziel een kleine god wordt, alleen krachtens de macht van mijn Wil”.


deel 14 – 8 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik na over de pijn die mijn lieve Jezus leed in de Hof van Olijven toen Hij al onze schulden voor zich zag. Toen zei Jezus binnen in mij, hevig gekweld: “Mijn dochter, mijn pijn was oneindig en onbegrijpelijk voor het geschapen brein. Het was vooral intens toen Ik ’t verworden menselijk intellect zag. Mijn prachtige beeld dat Ik kopieerde in het geschapen brein was niet langer mooi maar lelijk – afschuwelijk. Ik gaf de mens wil en intellect en geheugen. De glorie van mijn hemelse Vader straalde vanuit deze menselijke wil waaraan hij vóór al het andere, zijn macht, heiligheid en hoogte meedeelde. Hij verhief die hiermee en bekleedde die met zijn eigen heiligheid, macht en adeldom. Zodoende liet Hij alle wegen open tussen Hemzelf en de menselijke wil, zodat de menselijke wil zich steeds meer kon verrijken met de schatten van mijn Godheid. Er bestond geen idee van “jouw” en “mijn” wat betreft de menselijke wil en de goddelijke. Alles was gezamenlijk en met wederzijds goedvinden. De menselijke wil was ons beeld, gelijk aan ons Wezen, de weerspiegeling van Onszelf. En daarom was ons leven bestemd om zijn leven te zijn. Mijn Vaders Wil schiep een vrije en onafhankelijke wil als primaire act van de mens, net zoals zijn Goddelijke Wil mijn Vaders primaire act is. Maar hoe misvormd is deze wil geworden, vrijheid is ingeruild voor verslaving aan de meest verdorven begeerten. Ach, deze menselijke wil is de oorzaak van alle menselijke ellende! Zij is niet langer herkenbaar. Hoe diep is ze gevallen van haar edele voetstuk, hoe misselijk makend om te zien.

Als tweede act verrijkte Ik, Zoon van God, de mens met intellect en voegde aan zijn intellect mijn wijsheid toe en de kennis van alle dingen zodat hij al wetend ervan kon genieten en vreugde kon vinden in het goede ervan. Maar, wee Mij! Wat zit het intellect van schepselen vol smerige ondeugden! Het heeft deze kennis gebruikt om de Schepper te verwerpen.

In de derde act werkte de heilige Geest en gaf aan het schepsel een geheugen zodat het, als het zich de vele weldaden herinnerde, ontvangen in de intieme relatie met de Schepper, het voortdurend stromen van liefde kon laten vloeien. Liefde was bestemd om haar te kronen, haar te omhelzen en door te dringen in zijn hele leven. Maar hoe triest wordt de eeuwige Liefde! Dit geheugen herinnert zich pleziertjes, rijkdommen en zelfs zonden.
Dus de Heilige Drie-eenheid wordt verbannen uit diezelfde geschenken die Die aan zijn schepsel heeft gegeven. Mijn verdriet bij het zien van deze misvormingen van deze drie vermogens aan de mens geschonken, is onbeschrijfelijk. Wij hadden onze troon in hem opgericht en hij heeft Ons buiten geworpen”.


deel 14 – 12 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn lieve Jezus zich vol verdriet. Hij leek zijn rechtvaardigheid te laten gelden, maar alsof hij gedwongen werd door de schepselen zelf. Ik vroeg Hem de kastijdingen te minderen en Hij zei: “Mijn dochter, tussen Schepper en schepselen is er niets dan stromen liefde. De zonde onderbreekt deze stromen en start de stromen van rechtvaardigheid. Mijn rechtvaardigheid verdedigt de rechten van mijn verontwaardigde liefde, van mijn verminkte liefde die stroomt tussen Schepper en schepselen. Op mijn weg onder de schepselen verlangt mijn rechtvaardigheid deze verminkte liefde te herstellen. Oh! Als de mens maar eens niet zondigde. Dan hoefde mijn rechtvaardigheid niet in actie te komen. Maar zo gauw er schuld is, komt mijn rechtvaardigheid in actie. Denk jij dat Ik de mens verlang te straffen? Nee, nee het geeft Me verdriet. Het is heel moeilijk voor Mij om de mens te treffen. Maar het is de mens zelf die Mij dwingt hem te kastijden. Bid dat de mensheid spijt krijgt en verandert, zodat de rechtvaardigheid na de liefdestroom hersteld te hebben zich snel zal terugtrekken”.


deel 14 – 13 april  1922

Ik bad mijn gebruikelijke gebeden toen mijn altijd lieflijke Jezus me achter me verraste, mijn naam riep en zei: “Luisa van mijn Goddelijke Wil, wil jij altijd in mijn Goddelijke Wil leven?”
Ik antwoordde: “Ja, oh Jezus” Hij zei: “Maar wil je werkelijk in mijn Wil leven?” Ik antwoordde: “Echt waar, mijn Liefste. Bovendien, ik zou geen andere wil erkennen noch accepteren”. En weer zei Jezus: “Maar – meen je dat echt?” Toen voelde ik me verward en bijna angstig en ik voegde er aan toe: “Jezus, mijn Leven, U maakt me bang met deze vragen. Verklaar U nader. Ik zeg het met zekerheid, maar altijd met uw hulp en met de kracht van uw Wil die me zo omgeeft dat ik niet anders zou kunnen dan in uw Wil leven”. Hij slaakte een zucht van verlichting en vervolgde: “Wat maken jouw drie bevestigende antwoorden Me gelukkig! Vrees niet, het zijn alleen maar opnieuw bevestigingen om het drievoudige zegel aan te brengen van de Wil van de drie goddelijke Personen. Weet dat ieder die leeft in mijn Goddelijke Wil tot zulke hoogte moet stijgen dat zij leven in de schoot van de allerheiligste Drie- eenheid. Jouw leven en het onze moeten als één zijn. Dat is noodzakelijk. Het is juist dat je weet waar je staat en in wiens gezelschap en dat je je aanpast aan alles wat Wij doen. Dus jij zult in onze schoot leven met volle bewustzijn, uit vrije wil, zonder dwang en uit liefde. Ben je vertrouwd met ons goddelijk Leven? Wij amuseren Ons door vanuit Onszelf nieuwe beelden van Onszelf voort te brengen. Wij vormen voortdurend beelden van Onszelf, zo veel dat Hemel en aarde er vol van zijn en hun schaduwen duiken overal op. De zon is ons beeld; haar licht is een schaduw van ons Licht dat de hele aarde verlicht. Het hemelgewelf is ons beeld. Het strekt zich overal uit als een schaduw van onze onmetelijkheid. De mens is ons beeld. Hij draagt in zich onze macht, wijsheid en liefde. Dus Wij doen niets anders dan voortdurend beelden scheppen naar onze gelijkenis.

Wie in onze Goddelijke Wil leven en in onze schoot, moeten net zoveel beelden van Onszelf vormen, moeten met Ons samen werken, moeten vanuit zichzelf kopieën van Onszelf laten ontstaan om de hele aarde en de Hemel ermee te vullen. Wij schiepen de eerste mens met onze handen en gaven hem leven met onze adem. Na de schepping van die eerste mens kwamen alle andere mensen uit hem voort naar zijn beeld. Onze macht die doorheen alle generaties stroomt schept deze kopieën. Omdat jij bent aangesteld tot de eerstgeboren dochter van mijn Wil, is het nodig dat jij met Ons leeft als het eerste beeld van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft. Terwijl je met Ons samen leeft, neem je onze zelfde ingesteldheid over. Je leert geleidelijk onze wijze van handelen met onze kracht. Als Wij klaar zullen zijn met van jou de eerste kopie te maken van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft, zullen andere kopieën volgen.

De weg van onze Wil is lang. Hij sluit de hele eeuwigheid in. Al lijkt het dat je de hele lengte hebt afgelegd, toch is er nog veel grond over om te bedekken. Je moet nog veel van ons krijgen om onze werkwijzen te leren en de eerste kopie van een ziel te vormen die in onze Goddelijke Wil leeft. Het is het grootste werk dat Wij moeten doen. Daarom moeten We je veel geven en het is absoluut nodig dat We je geschikt maken om te ontvangen. Daarom herhaalde Ik mijn vragen. Het is om je geschiktheid voor te bereiden, om je te laten groeien, om je te leren berusten in mijn plannen met jou. Zo groot is mijn verlangen hiernaar dat ik alles opzij zet om mijn bedoeling te realiseren. Wees daarom vol aandacht en trouw aan Mij.


deel 14 – 17 april  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand was ik buiten mezelf toen ik mijn lieve Jezus zag, mijn Leven en mijn alles. Ontelbare zonnen van Licht gingen van Hem uit die hem omgaven. Ik vloog naar de kern van dat Licht, wierp me in zijn armen en omhelsde Hem zeer, zeer innig en zei: “Eindelijk heb ik U gevonden. Nu verlaat ik U nooit meer. U laat me te lang wachten. Zonder U ben ik levenloos en ik kan niet zonder u leven. Dus nu zal ik U nooit meer verlaten”. Ik omhelsde Hem nog inniger uit angst dat Hij zou vluchten. En Jezus zei, alsof Hij vreugde schiep in mijn omhelzingen: “Mijn dochter, wees niet bang. Ik zal je niet meer verlaten. Zoals jij niet buiten Mij kunt, zo kan Ik ook niet zonder jou. En om je te verzekeren dat Ik je niet zal verlaten zal Ik je vastketenen en je vastbinden met mijn eigen Licht”. Ik bleef zo opgenomen en verweven met Jezus Licht dat het leek of ik geen manier meer kon vinden om weg te gaan. Hoe gelukkig voelde ik me en hoeveel begreep ik in dat Licht.

Vol verlangen naar woorden om me uit te drukken, herinner ik me alleen dat Hij me zei: “Dochter, van mijn Wil, dit Licht dat je ziet is niets anders dan mijn Goddelijke Wil. Die wil jouw wil in zich op nemen om van jou ons beeld te maken, dat van de drie goddelijke Personen. Onze Wil verlangt jou geheel te transformeren in Onszelf. Die wil in jou onze Goddelijke Wil achterlaten als goddelijke werken om te kopiëren wat Wij doen. Dus onze beelden zullen van ons uitgaan. En onze Goddelijke Wil die in jou werkt zal vele anderen in zich opnemen. Oh, wat zal het doel van de Schepping vervuld worden. De echo van onze Wil zal de echo zijn van die zelfde Wil die jij bezit. Er zal wederzijdse overeenkomst zijn, wederkerige liefde. Wij zullen volledig in harmonie zijn en het schepsel zal één worden met zijn Schepper. Niets zal er ontbreken aan onze vreugde en geluk om degenen die wij voortbrengen in de Schepping. “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” zal tot volle betekenis komen en zal zich realiseren. Onze wil, de enige werker in het schepsel, zal allen tot zijn volheid brengen. En de Schepping zal Ons brengen tot een goddelijk hoogtepunt. En We zullen het in onze schoot ontvangen als ons werk, net zoals We het voortbrachten.
Als je niet zonder Mij kunt, komt dat door de echo van mijn liefde die weerklinkt in jouw hart omdat die ook niet zonder jou kan. Als weerklank zoek je naar Degene die jou zo liefheeft. En Ik zie dat Ik gezocht word en voel Me genoodzaakt om je nieuwe liefdestromen te zenden opdat je Mij meer zult zoeken”.

Ik zei: “Oh mijn Liefde, hoewel ik U intens zoek, komt u soms niet. Daarom wil ik U, nu ik U heb gevonden, niet meer loslaten. Ik wil niet terug naar mijn bed. Ik kan niet. Te lang hebt U me laten wachten. Ik ben bang dat U, als ik U verlaat, me nog eens van U wil beroven”. En ik omhelsde Hem inniger en zei telkens weer: “Ik wil U niet meer loslaten. Ik wil U niet meer loslaten”. Jezus had plezier in mijn houding en zei: “Mijn geliefde dochter, je hebt gelijk dat je niet zonder Mij kunt, zonder je Leven, maar – wat betreft mijn Wil, wat zullen we doen? Het is mijn Wil die wil dat je terug naar je bed gaat. Wees niet bang, Ik zal je niet verlaten. Ik zal de lichtstroom van mijn Wil tussen jou en Mij verlaten. Wanneer je naar Me verlangt, hoef je alleen maar deze stroom aan te raken. En op de vleugels van mijn Wil zal Ik snel bij je komen. Ga dan terug naar je bed, alleen maar omdat mijn Wil zijn plannen voor jou kan afmaken zodat Die zijn weg in jou kan gaan. Ik zelf zal je begeleiden om je de kracht te geven terug te gaan”. Maar oh, de vriendelijkheid van Jezus. Het kwam mij voor dat Hij zonder mij niet zou proberen me terug te laten gaan. Maar zo gauw ik Hem zei: “Jezus, doe wat U maar wilt”, bevond ik me terug in mijzelf. Hierna trof ik mijzelf de hele dag aan omgeven door Licht. Als ik het verlangde, raakte ik het Licht aan en Hij kwam.
De volgende dag bracht Hij me buiten mezelf en toonde me alle geschapen dingen. Jezus was niet alleen Schepper en Beheerder, maar van Hem kwam ook het leven en de instandhouding van alles. De stroom van de scheppende kracht stond voortdurend in contact met de hele schepping. Als deze kracht één ogenblik zou ontbreken, zou alles in het niets verdwijnen. Toen zei mijn lieve Jezus: “Aan de kinderen van mijn Wil wil Ik ’t beheer geven over alles. Mijn beheer en het hunne moeten als één zijn. Als ik Koning ben moeten zij koninginnen zijn. En als Ik jullie kennis geef van alles, is dat voor jou niet louter om te weten, maar zo dat je met Mij kunt regeren en deel hebben aan het behoud van alle geschapen dingen. Net zoals mijn Wil zich uitstrekt vanuit Mij over alle schepselen, zo wil Ik dat het zich uitstrekt vanuit jullie”.

Nadien wees Hij op een plaats in de wereld waar zwarte rook opsteeg en hij zei: “Kijk, daar zijn politici die willen beslissen over het lot van naties. Maar zij handelen zonder Mij. En waar Ik niet ben, kan geen Licht zijn. Zij hebben alleen de rook van hun begeerten die hen ten zeerste verblinden. Daarom komt er niets goeds uit hen. Zij zullen er alleen in slagen elkaar te tergen waardoor zij zelfs ernstiger gevolgen teweeg brengen. Arme volkeren, geleid door blinden vol eigenbelang. Deze mensen zullen de geschiedenis ingaan als belachelijk – alleen in staat om ondergang en wanorde te veroorzaken. Maar laat ons weggaan. Laten we hen alleen laten met hun eigen listen zodat zij zullen leren van de gevolgen van hun handelen zonder Mij”. Toen verdween Jezus en ik kwam weer tot mezelf.


deel 14 – 21 april  1922

Alles wat ik heb geschreven en blijf schrijven wordt gedaan uit gehoorzaamheid, maar meer uit angst dat mijn Jezus ontevreden wordt over mij en mij berooft van Zichzelf. Hij weet hoe moeilijk dat is voor mij! Als ik één dag doorbreng zonder Jezus, oh, mijn God, wat een verdriet. Ik zei bij mezelf: hoe snel brak Hij zijn belofte om me niet te verlaten. Oh, heilige, eeuwige Wil, breng me mijn hoogste Goed, mijn Alles. De pijn die ik voelde was zodanig dat ik dwars en verdrietig werd. In deze toestand probeerde ik me te verenigen met zijn Goddelijke Wil. Toen kwam Jezus en Hij leek te wenen, zijn hart gebroken in talrijke stukjes. Toen ik Hem zag wenen, vergat ik mijn zorgen. Ik omhelsde Hem, droogde zijn tranen en zei: “Waarom weent U? Zeg me eens, wat hebben ze U aangedaan?” Hij antwoordde: “Oh, mijn dochter, zij zijn vreselijk openlijk verzet aan ’t voorbereiden, een verzet door hun leiders gestimuleerd. Zo groot is mijn verdriet dat Ik voel hoe mijn hart in stukken breekt. Oh hoe terecht is het om mijn rechtvaardigheid over de schepselen uit te storten. Kom daarom samen met Mij in mijn Wil. Laten we ons verheffen tussen Hemel en aarde en samen de verheven majesteit aanbidden. Laten we Hem zegenen en Hem eer betonen namens allen, zodat Hemel en aarde vol zullen zijn van aanbidding, eerbetoon en zegeningen en dat allen hun weldadige uitwerking mogen ontvangen”.

Toen bracht ik een hele morgen met Jezus door, biddend in zijn Wil. Maar oh, wat een verrassing. Ofschoon we telkens één gebed baden, verspreidde de Goddelijke Wil het over ’t geschapene en het liet zijn sporen na op allen. Ons gebed steeg op in hemelse sferen waar al de zaligen niet alleen het teken kregen, maar het was oorzaak van nieuwe zaligheid. Het daalde af beneden de aarde, zelfs in het vagevuur. En allen kregen zijn weldadige uitwerking. Wie kan zeggen hoe men bidt met Jezus en alle uitwerking die het teweegbrengt.
Na dit gezamenlijk gebed zei Jezus: “Mijn dochter, zag je het effect van het bidden in mijn Wil. Omdat er geen plaats bestaat waar mijn Wil niet is, circuleert Die in alles en allen. Die is Leven, de Werker en Toeschouwer van alles. Dus acten gedaan in mijn Goddelijke Wil worden leven. Zij handelen en zijn toeschouwer van alles, zelfs van de vreugde, de zaligheid en het geluk van de heiligen. Zij brengen overal Licht en de geurige lucht van degenen die vreugden en geluk uitstralen. Raak daarom nooit gescheiden van mijn Wil. Hemel en aarde verwachten je om nieuwe glans te ontvangen”.


deel 14 – 25 april  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand was ik totaal opgenomen in de Goddelijke Wil, toen mijn lieve Jezus zei: “De zon verlaat een plant niet, maar liefkoost die eerder met zijn licht en maakt die vruchtbaar met zijn warmte tot die bloemen en vruchten voortbrengt. Dan doet die hen vol naijver rijpen, hij beschermt hen met zijn licht en doet alleen afstand van het fruit wanneer het geplukt wordt door de boer als zijn voedsel. Zo gaat het met acten gedaan in mijn Wil. Zo groot is mijn liefde en naijver ten opzichte van hen dat mijn genade hen liefkoost. Mijn liefde ontvangt hen, maakt hen vruchtbaar en doet hen rijpen. Ik laat duizend engelen waken over een enkele act gedaan in mijn Wil. Omdat deze acten, gedaan in mijn Wil, zaden zijn om de acten van mijn Wil op aarde zoals in de Hemel te laten ontkiemen, zijn allen jaloers op deze acten. Ik geef hun mijn adem als dauw, mijn licht als schaduw. En de engelen verrukt en vol eerbied, aanbidden hen omdat zij in deze acten de eeuwige Wil zien die recht heeft op al hun aanbidding. Alleen wanneer zij zielen vinden die hen willen nemen als goddelijk fruit, als hun eigen voeding, wordt van deze acten afstand gedaan. Oh, de vruchtbaarheid en veelheid van deze acten. Zelfs het schepsel dat die acten stelt kan hen niet tellen”.
Jezus omhelsde me inniger en vervolgde: “Mijn dochter, deze acten zijn zo groots dat als een ziel die stelt, er niets in de Hemel of op aarde is dat er geen deel aan heeft. En de ziel wordt in relatie gebracht met al het geschapene. Al het goede, de uitwerking en de waarde van de Hemel van de zon, de sterren, het water, het vuur en al het overige, staan niet alleen voortdurend in relatie met deze zielen maar komen eigenlijk in hun bezit. De ziel is in harmonie met de hele schepping en de hele schepping is in harmonie met haar.

Waarom is dit zo? Omdat zielen die in mijn Wil leven schatkamers zijn, bewaarders, ondersteuning en verdediging van mijn Wil. Zij lopen vooruit op wat Ik verlang en zonder dat Ik het opdraag, voeren zij mijn verlangens uit. Zij verstaan de grootheid en heiligheid van mijn Wil en vol naijver bewaken en verdedigen ze Die. Is het dan niet gepast voor allen die verrukt zijn dat zij deze zielen beschouwen die hun God bevestigen door het wonder van mijn Wil? Wie kan anders mijn rechten verdedigen dan degene die leven in mijn Wil? Wie kan Mij beter lief hebben met liefde zonder eigenbelang, gelijk aan mijn liefde, dan die zielen die in mijn Wil leven? Ik voel Me sterker in deze zielen maar sterk met mijn eigen kracht. Ik ben als een koning die zich sterker voelt, roemrijker, veiliger temidden van zijn trouwe dienaren dan wanneer hij alleen is. Als hij alleen is, betreurt hij de afwezigheid van zijn dienaren omdat hij niemand heeft aan wie hij zijn lasten kwijt kan, niemand aan wie hij de schatten van zijn koninkrijk kan toevertrouwen. Ik ben als zo’n koning. Wie kan trouwer zijn aan Mij dan degene die in mijn Wil leven? Ik voel hoe mijn Wil wordt gekopieerd en daarom voel Ik Me roemrijker. Ik draag mijn lasten aan hen over en stel mijn vertrouwen in hen”.


deel 14 – 29 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn ziel en heel mijn innerlijk: gedachten, gevoelens, hartslag, neigingen etc. veranderd in vele draden van licht. Deze werden langer en zo veel langer dat zij uitgaande vanuit mijn binnenste, harmonieerden met de zon. En nog hoger opstijgend raakten zij de hemelen en verspreiden zich over de hele aarde. Terwijl ik hier naar keek, merkte ik op dat mijn lieve Jezus al die lichtdraden in zijn hand hield en met schitterend meesterschap bestuurde Hij, verlengde hen, vermenigvuldigde hen en breidde die uit zoveel Hij wilde. Aangeraakt door het licht harmonieerden alle dingen met elkaar en zongen lof.

Toen zei mijn Jezus: “Mijn dochter, zie je hoe liefdevol Ik me vermaak met acten gedaan in mijn Wil en hoe Ik die aanstuur. Mijn naijver is zo groot dat Ik die aan niemand toevertrouw, zelfs niet aan de ziel zelf. Ik sta niet toe dat ook maar één gedachte, één vezel nalaat om al de macht van mijn Goddelijke Wil in te sluiten. Iedere act op zich bevat een goddelijk Leven. Daarom voelt al het geschapene, als het geraakt wordt door deze acten, het Leven van hun Schepper. Zij zingen lof als zij opnieuw dat almachtige Fiat ervaren waaraan zij hun bestaan ontlenen. Deze mooie harmonie, deze draden van licht komen uit jouw binnenste. Als jouw hart niet binnenin mijn Wil stroomt, maar eerder in dat van iemand anders of in je eigen wil, zou jouw hart deze vele kloppingen van goddelijke Leven missen. Menselijke hartslag zou in hun plaats komen, zonder enig gevoel van goddelijk Leven, alleen menselijke vezels, menselijke gevoelens enz. Omdat de mens niet in staat is licht te vormen maar alleen duisternis, worden eerder draden van duisternis gevormd dan lichtdraden. En mijn Wil wordt droevig omdat Die niet in staat is in jou alle macht van mijn Goddelijke Wil te ontwikkelen”. Toen Jezus dit zei, wilde ik zien of er in mijn ziel deze menselijke kloppingen bestonden die het Leven van de goddelijke hartslag zouden onderbreken. Hoewel ik goed zocht, kon ik er geen vinden. Toen vervolgde Jezus: “Tot nu toe is er niet één “. Ik zeg je dat om je aandacht te vragen en je attent te maken op de betekenis van het leven in mijn Wil. Het is leven met een eeuwige hartslag – leven met de almachtige adem van mijn inspiratie”.


deel 14 – 8 mei  1922

In mijn gebruikelijke toestand openbaarde de gezegende Jezus zich als een vluchtige lichtstraal maar heel even. Nu eens toonde Hij de schaduw van zijn Licht, dan zijn hand enz. Ik ondervond onbeschrijfelijk verdriet. Toen zei Hij, mijn gezicht strelend met zijn hand: “Arme dochter, wat lijd je” en vlug trok Hij zich terug. Toen dacht ik bij mezelf: “Jezus heeft me vele keren gezegd dat Hij heel veel van me houdt en dat ook Hij lijdt als Hij mij ziet lijden onder zijn afwezigheid. Wie weet hoeveel Hij nu lijdt als Hij ziet hoe ik versteend ben door de pijn van zijn afwezigheid. Om zijn pijn te milderen wil ik sterk worden. Ik wil proberen om gelukkiger te zijn, minder somber en aandachtiger om mijn vlucht en mijn houding in zijn Wil vol te houden. Zo kan ik Hem mijn kus van troost geven, niet gekwetst, maar vredig en vreugdevol, een kus die Hem niet droevig maakt”.

“Mijn dochter, het is waar dat, wanneer Ik je beroof van mijn aanwezigheid en Ik je meer zie lijden, hoe meer pijn Ik voel. Omdat mijn afwezigheid de oorzaak is, is deze pijn niets dan het gevolg van de liefde die je voor Me hebt. Als je gekwetst bent en overweldigd, echoën de kloppingen van jouw hart zich in het mijne en veroorzaken bij Mij het gevoel van nood en zwaarte. Oh, als je maar eens wist hoeveel pijn het Mij geeft als Ik je zie lijden vanwege Mij. Je zou er altijd omzichtig en fijngevoelig mee omgaan. Je zou altijd voorzichtig zijn om niets aan mijn verdriet toe te voegen. Want de pijnen van degene die Mij het meest beminnen zijn die welke voortdurend mijn hart binnenstromen. Kijk de wonde die je ziet in het centrum van mijn hart waar een vlam uit komt, is van jou. Maar wees niet neerslachtig want ofschoon het Mij veel pijn geeft, schenkt het Mij ook grootste Liefde. Wees in vrede. Ik zal voortgaan met mijn rechtvaardigheid, maar Ik zal je niet verlaten. Ik zal dikwijls terugkomen al is het maar een lichtflits. Ik zal niet ophouden met mijn bezoekjes aan jou”.


deel 14 – 12 mei  1922

Ik dacht bij mezelf: “Wie weet hoe ik Hem heb beledigd? Waarom komt mijn lieve Jezus niet zoals gewoonlijk? Hoe kan het dat de vriendelijkheid van zijn allerheiligst Hart die zo graag zwicht voor degene die Hem liefhebben, in staat is geweest om mijn vele verzoeken te weerstaan?” Terwijl ik me bezig hield met deze en andere soortgelijke gedachten kwam Hij uit mijn binnenste en hulde me in een prachtige mantel van licht zo schitterend dat ik niets zag dan licht en toen zei Hij: “Mijn dochter, waar ben je bang voor? Kijk, om je gerust te stellen en je beschermd te laten voelen, heb Ik je bedekt met deze mantel van licht zodat geen schepsel of ding je kan schaden. Bovendien, waarom wil je tijd verspillen met te overdenken hoe je Mij hebt beledigd? Het vergif van de schuld komt niet binnen in degenen die leven in mijn Wil. Ach, mijn dochter, de heiligheid in mijn Wil is nog niet bekend. Iedere soort heiligheid heeft zijn specifieke kwaliteit. Velen zijn verbaasd te horen dat Ik zo dikwijls bij je kom omdat Ik dit gewoonlijk niet doe met andere zielen. De heiligheid van mijn Wil is niet te scheiden van Mij. Om een ziel te verheffen tot het niveau van het goddelijke, moet Ik haar ofwel vereenzelvigen met mijn Mensheid, of met het Licht van mijn Godheid. Ik kan in de ziel geen zienswijze volhouden over acten in mijn Wil, als mijn acten en haar acten niet één enkele act zouden zijn. Daarom neemt de ziel die in mijn Wil leeft al mijn eigenschappen op en samen met Mij stroomt zij in ieder van mijn acten, inclusief de acten van mijn rechtvaardigheid. Daarom verberg Ik, als Ik wil straffen, mijn Mensheid voor jou. Mijn Mensheid is meer toegankelijk voor de menselijke natuur. En jij die de weerspiegeling van mijn Mensheid ontvangt, voelt de liefde en het medelijden dat Ik voor de zielen heb. Met deze menselijke eigenschappen neem je Mij de plagen af die Ik wil gebruiken om hen te straffen. Als zielen Mij aanzetten om hen te straffen, verberg Ik daarom voor jou mijn Mensheid en verhef Ik je in het Licht van mijn Godheid. Geboeid door mijn Godheid ben je daar gelukkig en ervaar je niet de weerspiegelingen van mijn Mensheid. Dan ben Ik vrij om schepselen te straffen.

Ofwel Ik toon jou mijn Mensheid en laat jou delen in mijn acten van barmhartigheid voor schepselen òf Ik neem jou op in het Licht van mijn Godheid om je te laten delen in de acten van mijn rechtvaardigheid. Je bent altijd met Mij, maar als Ik je opneem in het hart van mijn Godheid schenk Ik je een grotere genade. Toch klaag je, als je mijn Mensheid niet ziet, dat Ik je van Mij beroof en je beseft niet de grotere genade die je krijgt”.

Toen ik hoorde dat ik deelnam in de acten van rechtvaardigheid vond ik ’t afschuwelijk en zei Hem: “Mijn Liefde, betekent dit dat als U nu schepselen straft, door hun huizen te vernietigen, ik hierin met U meewerk? Nee, nee. Moge de Hemel mij beletten om mijn broeders te treffen. Als U wilt straffen, zal ik klein worden in uw Wil en ik zal niet in U opgaan om niet deel te nemen aan wat U doet. Ik wil deelnemen aan alles wat U doet, maar aan deze act, schepselen te straffen, nee, nooit”. Jezus antwoordde: “Waarom ben je geschokt? In mijn Wil kun je je niet uitsluiten van wat Ik doe. Dit is inherent aan het leven in mijn Wil. Dit is nu juist de unieke kenmerkende hoedanigheid van de heiligheid van het leven in mijn Wil: niets van uit jezelf doen, maar eerder doen wat God doet. Bovendien houden mijn rechtvaardigheid, mijn heiligheid en mijn liefde de rechten van het goddelijke in evenwicht. Als er geen rechtvaardigheid zou zijn, zou Ik te kort schieten in de volheid van de volmaaktheid van mijn Godheid. Als je in mijn Wil wilt leven, maar niet wilt delen in de acten van rechtvaardigheid, kan de heiligheid geschapen in mijn Wil zijn volmaakte vervulling niet bereiken. Als twee wateren samen zijn gaan stromen wordt de één gedwongen te doen wat de ander doet. Als zij daarentegen gescheiden zijn, volgt ieder zijn eigen weg. Mijn Wil en jouw wil zijn deze twee wateren die samengestroomd zijn en wat de één doet moet ook gedaan worden door de ander. Daarom wil Ik dat je altijd in mijn Wil bent”. Toen gaf ik me totaal over aan zijn Wil, hoewel ik een sterk gevoel van tegenzin tegen rechtvaardigheid voelde. Mijn lieve Jezus keerde terug en vervolgde: “Als je eens wist hoeveel pijn ’t doet om mijn rechtvaardigheid te gebruiken en hoeveel Ik schepselen bemin! De hele schepping is voor Mij wat het lichaam is voor de ziel van een schepsel, wat de schil is voor de vrucht. Ik ben voortdurend in actie samen met de mens, maar het geschapene verbergt Mij zoals het lichaam de ziel verbergt. Toch zou het lichaam zonder de ziel geen leven hebben.

Op de zelfde manier benader Ik de mens doorheen al het geschapene. Ik raak hem aan en geef hem leven. Ik ben verborgen in het vuur en Ik benader hem met de warmte. Als Ik niet in het vuur zou zijn, zou het geen warmte geven. Het zou zijn als geschilderd vuur zonder leven. Terwijl Ik de mens benader in het vuur, herkent hij Me niet en hij groet Me niet. Ik ben in het water en Ik benader hem door zijn dorst te lessen. Als Ik niet in ’t water was, zou het de dorst niet lessen. Het zou dood water zijn. Toch als Ik de mens bezoek, gaat hij Mij voorbij zonder een knikje. Ik ben verborgen in het menselijk voedsel en Ik bezoek hem door hem substantie te geven, kracht en geur. Als Ik niet aanwezig zou zijn in zijn voedsel, zou de mens afschoon hij at, voortdurend vasten. Ondanks dit alles echter, keert de mens zijn rug naar Me toe, terwijl hij zijn voedsel aan Mij ontleent. Ik ben verborgen in de zon en Ik bezoek de mens met mijn licht op bijna ieder moment. Maar de ondankbare mens beantwoordt dit met voortdurende beledigingen. Ik bezoek de mens in alles, in de lucht die hij inademt en de bloemen die hem parfumeren, in de milde verfrissende bries, in de rollende donder, in alles. Mijn bezoeken zijn niet te tellen. Zie je hoe Ik de mens liefheb? En jij die in mijn Wil bent, bent mijn deelgenoot als Ik de mens bezoek om hem leven te geven. Wees daarom niet geschokt als je soms deelt in mijn rechtvaardigheid”.


deel 14 – 15 mei  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand voelde ik me overstelpt door het gemis van mijn lieve Jezus. Ik was aan ’t bidden toen ik iemand achter me voelde. Niet beseffend dat het Jezus was, overviel me angst en ik voelde een koude rilling. Toen toonde Hij zich en stak zijn arm uit en mijn hand in de zijne nemend zei Hij: “Wees niet bang, Luisa, Ik ben het!” Verbijsterd en moe van het wachten op Hem zei ik: “Het is duidelijk, Jezus, dat U me niet langer liefhebt zoals eerst. U hebt alles van me weggenomen zelfs het lijden. U was alles wat ik over had. Maar heel dikwijls verdween U en ik wist niet wat te doen of waar U te vinden. Ach, het is waar. U houdt niet langer van mij”.
Jezus keek zeer ernstig, zo vol waardigheid dat het ongerust maakte en vervolgde: “Je beledigt Me als je zegt dat Ik je niet lief heb zoals eerst. Wees voorzichtig omdat louter de kleinste twijfel aan mijn liefde een belediging voor Mij is van het grootste belang. Dus Ik houd niet van jou? Dus, Ik houd niet van jou? Dus alle genaden die Ik je gegeven heb en die Ik voor je voorbereid zijn je niets waard?”
Ik raakte in de war en was echt bang als Ik naar Jezus ernstige gezicht keek. Maar diep in mijn hart smeekte ik om vergeving en barmhartigheid. Toen werd zijn gezichtsuitdrukking zachter en Hij zei: “Beloof Me dat je dit nooit meer zult zeggen. Om je te tonen dat Ik je bemin, wil Ik je laten lijden door je te laten delen in mijn smarten”. Na mij een beetje te laten lijden ging Hij verder: “Nu wil Ik je tonen hoe Ik je lief heb”. Toen toonde Hij me zijn geopende hart waaruit onmetelijke zeeën stroomden van macht, wijsheid, goedheid, liefde, schoonheid en heiligheid. In het centrum van elke zee stond geschreven: Luisa, dochter van mijn onmetelijkheid, Luisa, dochter van mijn macht, Luisa, dochter van mijn wijsheid, Luisa, dochter van mijn goedheid, Luisa, dochter van mijn liefde, Luisa, dochter van mijn schoonheid, Luisa, dochter van mijn heiligheid”. Hoe meer ik zag, hoe meer ik in de war raakte. En Jezus vervolgde: “Heb je gezien hoe Ik je lief heb en dat je naam staat geschreven niet alleen in mijn hart, maar ook in al mijn eigenschappen? Deze naam van jou, geschreven in Mij, opent voor jou nieuwe stromen van genaden van licht, liefde enz. Toch zeg je ondanks dit alles, dat Ik je niet bemin? Hoe kun je zoiets zelfs maar geloven”. Alleen Jezus weet hoe verpletterd ik was bij de gedachte dat ik Hem had beledigd – vooral in zijn aanwezigheid. Oh mijn God, wat een verdriet! Wat afschuwelijk is schuld!


deel 14 – 19 mei  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd beminnelijke Jezus zich in mijn binnenste waar Hij een kleine deur opende. Hij steunde op zijn armen en stak zijn hoofd naar buiten om te zien wat andere schepselen aan ’t doen waren. Ik keek samen met Jezus, maar wie kan al het kwaad beschrijven dat men zag, de beledigingen tegen Hem en de straffen die op hen zouden neerkomen. Zulk een pijnlijk uitzicht was afschuwelijk. Ik zag ook onze arme natie getroffen door de goddelijke geseling. Toen zag ik Jezus blik vol tederheid, liefde en pijn en ik herinnerde me hoe ik een paar dagen eerder niet in staat was geweest om zijn gezicht en zijn blik te richten op de schepselen en ik zei: “Mijn Liefde en mijn Leven. Kijk hoe onze dierbare broeders lijden. Zou U geen medelijden hebben? Hoe graag zou ik alles willen lijden als dit zou voorkomen dat zij getroffen worden door de straffen. Kom nu, dit is een plicht, mij opgelegd, door mijn toestand als slachtofferziel in navolging van U. Leed U niet alles voor ons? Wilt U mij niet laten lijden om hen te vrijwaren voor deze straffen. Wilt U niet dat ik U na doe, U, die zoveel leed?”

Jezus onderbrak me: “Ach mijn dochter, de mens heeft zo’n niveau van verdorvenheid bereikt dat Ik hem alleen met afschuw kan bezien. Als Ik naar hem kijk, is dat alleen vanuit jouw binnenste. Omdat Ik in jou al de tederheid vind van mijn Mensheid en al mijn gebeden, ben Ik tot medelijden bewogen en uit liefde voor jou wil Ik levens sparen. De mens heeft meedogenloze zuiveringen nodig. Anders zal hij de werkelijkheid niet zien en zal hij zijn dwaalwegen niet verlaten. Daarom zal Ik alles door elkaar schudden om alle dingen te vernieuwen. Ik zal het onverwachte doen, nieuwe straffen waarvan de mens de bron niet zal kunnen ontdekken, om de mens te verwarren. Maar vrees niet, vanwege jouw liefde zal Ik een deel van de Schepping vrijstellen en sparen want Ik ervaar in jou, zoals in mijn Mensheid, de stroom van medeleven met alle schepselen. En daarom is het heel moeilijk voor Mij om je niet iets toe te staan of je niet in iets te behagen”.

Nadien bevond ik me buiten mezelf op een zeer hoog punt, waar ik mijn hemelse Moeder aantrof, onze overleden aartsbisschop, mijn ouders en mijn lieve Jezus in de armen van de bisschop. Toen de bisschop me zag, gaf hij me Jezus in mijn armen en zei: “Neem Hem, mijn dochter en schep vreugde in Hem”. En Jezus, genietend in mijn armen zei: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil, Ik wil de banden vernieuwen van het grote geschenk om je in mijn Wil te laten leven. Daarom wilde Ik als getuigen van dit gebeuren: mijn lieve Moeder, de bisschop die betrokken was bij jouw spirituele begeleiding toen hij op aarde was en je ouders. Aldus zul je sterker in mijn Wil bevestigd worden. Je zult al de stroming ontvangen en al het goede dat mijn Wil insluit en zij zullen als eersten de glorie ontvangen van de uitwerking van jouw leven in mijn Wil.

Je bent slechts een atoom binnen mijn Wil, maar in dit atoom leg Ik de hele substantie en kracht van mijn Wil, zodat als jij beweegt de onmetelijke zee van mijn Wil deze beweging zal ontvangen en het water ervan zal schuimen. Deze beweging zal zorgen dat haar water haar frisheid uitademt, haar geuren. En zij zullen over stromen voor het heil van Hemel en aarde. Een atoom is klein, heel licht en niet in staat de hele onmetelijke zee van mijn Wil in beroering te brengen. Maar wanneer het de hele substantie van mijn Wil bevat, kan het alles en jij zult ruimte voor Mij maken opdat Ik andere goddelijke acten vanuit Mijzelf kan geven. Je zult zijn als een steen die in een fontein wordt gegooid. Als die valt, ontstaan er golven in het water, het wordt bewogen en geeft zijn frisheid en geur af.

De steen kan de bron niet laten overstromen omdat die niet de substantie en kracht van mijn Wil bevat. Maar omdat jouw atoom de substantie van mijn Wil bevat, beweegt en beroert het niet alleen mijn hele zee, maar stroomt ook over Hemel en aarde. In één adem zul je mijn Wil opnemen en al de zegeningen die Die bevat en met de volgende zul je het uitademen. Iedere keer als je dit doet, zul je mijn leven en mijn geschenken vermenigvuldigen. In de Hemel genieten de zaligen van alle zaligheid die mijn Wil bevat en zij leven als in zijn eigen centrum. Maar zij kunnen mijn Wil niet vermenigvuldigen want in hen zijn hun verdiensten vastgelegd. Daarom ben jij gelukkiger dan zij, omdat jij mijn leven kan vermenigvuldigen in mijn Wil en alle weldaden daarin. Mijn Wil die vreugde schept in jou is in actie en mijn Wil heeft jouw acten nodig om Mij te vermenigvuldigen. Daarom verlang Ik, als jij in actie komt, om te zien dat je in actie komt in mijn wil, zodat Ik Mijzelf vermenigvuldigd kan zien in jouw act. Hoe alert moet je zijn zodat niets je ontsnapt.


deel 14 – 8 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik na over de pijn die mijn lieve Jezus leed in de Hof van Olijven toen Hij al onze schulden voor zich zag. Toen zei Jezus binnen in mij, hevig gekweld: “Mijn dochter, mijn pijn was oneindig en onbegrijpelijk voor het geschapen brein. Het was vooral intens toen Ik ’t verworden menselijk intellect zag. Mijn prachtige beeld dat Ik kopieerde in het geschapen brein was niet langer mooi maar lelijk – afschuwelijk. Ik gaf de mens wil en intellect en geheugen. De glorie van mijn hemelse Vader straalde vanuit deze menselijke wil waaraan hij vóór al het andere, zijn macht, heiligheid en hoogte meedeelde. Hij verhief die hiermee en bekleedde die met zijn eigen heiligheid, macht en adeldom. Zodoende liet Hij alle wegen open tussen Hemzelf en de menselijke wil, zodat de menselijke wil zich steeds meer kon verrijken met de schatten van mijn Godheid. Er bestond geen idee van “jouw” en “mijn” wat betreft de menselijke wil en de goddelijke. Alles was gezamenlijk en met wederzijds goedvinden. De menselijke wil was ons beeld, gelijk aan ons Wezen, de weerspiegeling van Onszelf. En daarom was ons leven bestemd om zijn leven te zijn. Mijn Vaders Wil schiep een vrije en onafhankelijke wil als primaire act van de mens, net zoals zijn Goddelijke Wil mijn Vaders primaire act is. Maar hoe misvormd is deze wil geworden, vrijheid is ingeruild voor verslaving aan de meest verdorven begeerten. Ach, deze menselijke wil is de oorzaak van alle menselijke ellende! Zij is niet langer herkenbaar. Hoe diep is ze gevallen van haar edele voetstuk, hoe misselijk makend om te zien.

Als tweede act verrijkte Ik, Zoon van God, de mens met intellect en voegde aan zijn intellect mijn wijsheid toe en de kennis van alle dingen zodat hij al wetend ervan kon genieten en vreugde kon vinden in het goede ervan. Maar, wee Mij! Wat zit het intellect van schepselen vol smerige ondeugden! Het heeft deze kennis gebruikt om de Schepper te verwerpen.

In de derde act werkte de heilige Geest en gaf aan het schepsel een geheugen zodat het, als het zich de vele weldaden herinnerde, ontvangen in de intieme relatie met de Schepper, het voortdurend stromen van liefde kon laten vloeien. Liefde was bestemd om haar te kronen, haar te omhelzen en door te dringen in zijn hele leven. Maar hoe triest wordt de eeuwige Liefde! Dit geheugen herinnert zich pleziertjes, rijkdommen en zelfs zonden.
Dus de Heilige Drie-eenheid wordt verbannen uit diezelfde geschenken die Die aan zijn schepsel heeft gegeven. Mijn verdriet bij het zien van deze misvormingen van deze drie vermogens aan de mens geschonken, is onbeschrijfelijk. Wij hadden onze troon in hem opgericht en hij heeft Ons buiten geworpen”.


deel 14 – 12 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn lieve Jezus zich vol verdriet. Hij leek zijn rechtvaardigheid te laten gelden, maar alsof hij gedwongen werd door de schepselen zelf. Ik vroeg Hem de kastijdingen te minderen en Hij zei: “Mijn dochter, tussen Schepper en schepselen is er niets dan stromen liefde. De zonde onderbreekt deze stromen en start de stromen van rechtvaardigheid. Mijn rechtvaardigheid verdedigt de rechten van mijn verontwaardigde liefde, van mijn verminkte liefde die stroomt tussen Schepper en schepselen. Op mijn weg onder de schepselen verlangt mijn rechtvaardigheid deze verminkte liefde te herstellen. Oh! Als de mens maar eens niet zondigde. Dan hoefde mijn rechtvaardigheid niet in actie te komen. Maar zo gauw er schuld is, komt mijn rechtvaardigheid in actie. Denk jij dat Ik de mens verlang te straffen? Nee, nee het geeft Me verdriet. Het is heel moeilijk voor Mij om de mens te treffen. Maar het is de mens zelf die Mij dwingt hem te kastijden. Bid dat de mensheid spijt krijgt en verandert, zodat de rechtvaardigheid na de liefdestroom hersteld te hebben zich snel zal terugtrekken”.


deel 14 – 13 april  1922

Ik bad mijn gebruikelijke gebeden toen mijn altijd lieflijke Jezus me achter me verraste, mijn naam riep en zei: “Luisa van mijn Goddelijke Wil, wil jij altijd in mijn Goddelijke Wil leven?”
Ik antwoordde: “Ja, oh Jezus” Hij zei: “Maar wil je werkelijk in mijn Wil leven?” Ik antwoordde: “Echt waar, mijn Liefste. Bovendien, ik zou geen andere wil erkennen noch accepteren”. En weer zei Jezus: “Maar – meen je dat echt?” Toen voelde ik me verward en bijna angstig en ik voegde er aan toe: “Jezus, mijn Leven, U maakt me bang met deze vragen. Verklaar U nader. Ik zeg het met zekerheid, maar altijd met uw hulp en met de kracht van uw Wil die me zo omgeeft dat ik niet anders zou kunnen dan in uw Wil leven”. Hij slaakte een zucht van verlichting en vervolgde: “Wat maken jouw drie bevestigende antwoorden Me gelukkig! Vrees niet, het zijn alleen maar opnieuw bevestigingen om het drievoudige zegel aan te brengen van de Wil van de drie goddelijke Personen. Weet dat ieder die leeft in mijn Goddelijke Wil tot zulke hoogte moet stijgen dat zij leven in de schoot van de allerheiligste Drie- eenheid. Jouw leven en het onze moeten als één zijn. Dat is noodzakelijk. Het is juist dat je weet waar je staat en in wiens gezelschap en dat je je aanpast aan alles wat Wij doen. Dus jij zult in onze schoot leven met volle bewustzijn, uit vrije wil, zonder dwang en uit liefde. Ben je vertrouwd met ons goddelijk Leven? Wij amuseren Ons door vanuit Onszelf nieuwe beelden van Onszelf voort te brengen. Wij vormen voortdurend beelden van Onszelf, zo veel dat Hemel en aarde er vol van zijn en hun schaduwen duiken overal op. De zon is ons beeld; haar licht is een schaduw van ons Licht dat de hele aarde verlicht. Het hemelgewelf is ons beeld. Het strekt zich overal uit als een schaduw van onze onmetelijkheid. De mens is ons beeld. Hij draagt in zich onze macht, wijsheid en liefde. Dus Wij doen niets anders dan voortdurend beelden scheppen naar onze gelijkenis.

Wie in onze Goddelijke Wil leven en in onze schoot, moeten net zoveel beelden van Onszelf vormen, moeten met Ons samen werken, moeten vanuit zichzelf kopieën van Onszelf laten ontstaan om de hele aarde en de Hemel ermee te vullen. Wij schiepen de eerste mens met onze handen en gaven hem leven met onze adem. Na de schepping van die eerste mens kwamen alle andere mensen uit hem voort naar zijn beeld. Onze macht die doorheen alle generaties stroomt schept deze kopieën. Omdat jij bent aangesteld tot de eerstgeboren dochter van mijn Wil, is het nodig dat jij met Ons leeft als het eerste beeld van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft. Terwijl je met Ons samen leeft, neem je onze zelfde ingesteldheid over. Je leert geleidelijk onze wijze van handelen met onze kracht. Als Wij klaar zullen zijn met van jou de eerste kopie te maken van een ziel die in onze Goddelijke Wil leeft, zullen andere kopieën volgen.

De weg van onze Wil is lang. Hij sluit de hele eeuwigheid in. Al lijkt het dat je de hele lengte hebt afgelegd, toch is er nog veel grond over om te bedekken. Je moet nog veel van ons krijgen om onze werkwijzen te leren en de eerste kopie van een ziel te vormen die in onze Goddelijke Wil leeft. Het is het grootste werk dat Wij moeten doen. Daarom moeten We je veel geven en het is absoluut nodig dat We je geschikt maken om te ontvangen. Daarom herhaalde Ik mijn vragen. Het is om je geschiktheid voor te bereiden, om je te laten groeien, om je te leren berusten in mijn plannen met jou. Zo groot is mijn verlangen hiernaar dat ik alles opzij zet om mijn bedoeling te realiseren. Wees daarom vol aandacht en trouw aan Mij.


deel 14 – 17 april  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand was ik buiten mezelf toen ik mijn lieve Jezus zag, mijn Leven en mijn alles. Ontelbare zonnen van Licht gingen van Hem uit die hem omgaven. Ik vloog naar de kern van dat Licht, wierp me in zijn armen en omhelsde Hem zeer, zeer innig en zei: “Eindelijk heb ik U gevonden. Nu verlaat ik U nooit meer. U laat me te lang wachten. Zonder U ben ik levenloos en ik kan niet zonder u leven. Dus nu zal ik U nooit meer verlaten”. Ik omhelsde Hem nog inniger uit angst dat Hij zou vluchten. En Jezus zei, alsof Hij vreugde schiep in mijn omhelzingen: “Mijn dochter, wees niet bang. Ik zal je niet meer verlaten. Zoals jij niet buiten Mij kunt, zo kan Ik ook niet zonder jou. En om je te verzekeren dat Ik je niet zal verlaten zal Ik je vastketenen en je vastbinden met mijn eigen Licht”. Ik bleef zo opgenomen en verweven met Jezus Licht dat het leek of ik geen manier meer kon vinden om weg te gaan. Hoe gelukkig voelde ik me en hoeveel begreep ik in dat Licht.

Vol verlangen naar woorden om me uit te drukken, herinner ik me alleen dat Hij me zei: “Dochter, van mijn Wil, dit Licht dat je ziet is niets anders dan mijn Goddelijke Wil. Die wil jouw wil in zich op nemen om van jou ons beeld te maken, dat van de drie goddelijke Personen. Onze Wil verlangt jou geheel te transformeren in Onszelf. Die wil in jou onze Goddelijke Wil achterlaten als goddelijke werken om te kopiëren wat Wij doen. Dus onze beelden zullen van ons uitgaan. En onze Goddelijke Wil die in jou werkt zal vele anderen in zich opnemen. Oh, wat zal het doel van de Schepping vervuld worden. De echo van onze Wil zal de echo zijn van die zelfde Wil die jij bezit. Er zal wederzijdse overeenkomst zijn, wederkerige liefde. Wij zullen volledig in harmonie zijn en het schepsel zal één worden met zijn Schepper. Niets zal er ontbreken aan onze vreugde en geluk om degenen die wij voortbrengen in de Schepping. “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” zal tot volle betekenis komen en zal zich realiseren. Onze wil, de enige werker in het schepsel, zal allen tot zijn volheid brengen. En de Schepping zal Ons brengen tot een goddelijk hoogtepunt. En We zullen het in onze schoot ontvangen als ons werk, net zoals We het voortbrachten.
Als je niet zonder Mij kunt, komt dat door de echo van mijn liefde die weerklinkt in jouw hart omdat die ook niet zonder jou kan. Als weerklank zoek je naar Degene die jou zo liefheeft. En Ik zie dat Ik gezocht word en voel Me genoodzaakt om je nieuwe liefdestromen te zenden opdat je Mij meer zult zoeken”.

Ik zei: “Oh mijn Liefde, hoewel ik U intens zoek, komt u soms niet. Daarom wil ik U, nu ik U heb gevonden, niet meer loslaten. Ik wil niet terug naar mijn bed. Ik kan niet. Te lang hebt U me laten wachten. Ik ben bang dat U, als ik U verlaat, me nog eens van U wil beroven”. En ik omhelsde Hem inniger en zei telkens weer: “Ik wil U niet meer loslaten. Ik wil U niet meer loslaten”. Jezus had plezier in mijn houding en zei: “Mijn geliefde dochter, je hebt gelijk dat je niet zonder Mij kunt, zonder je Leven, maar – wat betreft mijn Wil, wat zullen we doen? Het is mijn Wil die wil dat je terug naar je bed gaat. Wees niet bang, Ik zal je niet verlaten. Ik zal de lichtstroom van mijn Wil tussen jou en Mij verlaten. Wanneer je naar Me verlangt, hoef je alleen maar deze stroom aan te raken. En op de vleugels van mijn Wil zal Ik snel bij je komen. Ga dan terug naar je bed, alleen maar omdat mijn Wil zijn plannen voor jou kan afmaken zodat Die zijn weg in jou kan gaan. Ik zelf zal je begeleiden om je de kracht te geven terug te gaan”. Maar oh, de vriendelijkheid van Jezus. Het kwam mij voor dat Hij zonder mij niet zou proberen me terug te laten gaan. Maar zo gauw ik Hem zei: “Jezus, doe wat U maar wilt”, bevond ik me terug in mijzelf. Hierna trof ik mijzelf de hele dag aan omgeven door Licht. Als ik het verlangde, raakte ik het Licht aan en Hij kwam.
De volgende dag bracht Hij me buiten mezelf en toonde me alle geschapen dingen. Jezus was niet alleen Schepper en Beheerder, maar van Hem kwam ook het leven en de instandhouding van alles. De stroom van de scheppende kracht stond voortdurend in contact met de hele schepping. Als deze kracht één ogenblik zou ontbreken, zou alles in het niets verdwijnen. Toen zei mijn lieve Jezus: “Aan de kinderen van mijn Wil wil Ik ’t beheer geven over alles. Mijn beheer en het hunne moeten als één zijn. Als ik Koning ben moeten zij koninginnen zijn. En als Ik jullie kennis geef van alles, is dat voor jou niet louter om te weten, maar zo dat je met Mij kunt regeren en deel hebben aan het behoud van alle geschapen dingen. Net zoals mijn Wil zich uitstrekt vanuit Mij over alle schepselen, zo wil Ik dat het zich uitstrekt vanuit jullie”.

Nadien wees Hij op een plaats in de wereld waar zwarte rook opsteeg en hij zei: “Kijk, daar zijn politici die willen beslissen over het lot van naties. Maar zij handelen zonder Mij. En waar Ik niet ben, kan geen Licht zijn. Zij hebben alleen de rook van hun begeerten die hen ten zeerste verblinden. Daarom komt er niets goeds uit hen. Zij zullen er alleen in slagen elkaar te tergen waardoor zij zelfs ernstiger gevolgen teweeg brengen. Arme volkeren, geleid door blinden vol eigenbelang. Deze mensen zullen de geschiedenis ingaan als belachelijk – alleen in staat om ondergang en wanorde te veroorzaken. Maar laat ons weggaan. Laten we hen alleen laten met hun eigen listen zodat zij zullen leren van de gevolgen van hun handelen zonder Mij”. Toen verdween Jezus en ik kwam weer tot mezelf.


deel 14 – 21 april  1922

Alles wat ik heb geschreven en blijf schrijven wordt gedaan uit gehoorzaamheid, maar meer uit angst dat mijn Jezus ontevreden wordt over mij en mij berooft van Zichzelf. Hij weet hoe moeilijk dat is voor mij! Als ik één dag doorbreng zonder Jezus, oh, mijn God, wat een verdriet. Ik zei bij mezelf: hoe snel brak Hij zijn belofte om me niet te verlaten. Oh, heilige, eeuwige Wil, breng me mijn hoogste Goed, mijn Alles. De pijn die ik voelde was zodanig dat ik dwars en verdrietig werd. In deze toestand probeerde ik me te verenigen met zijn Goddelijke Wil. Toen kwam Jezus en Hij leek te wenen, zijn hart gebroken in talrijke stukjes. Toen ik Hem zag wenen, vergat ik mijn zorgen. Ik omhelsde Hem, droogde zijn tranen en zei: “Waarom weent U? Zeg me eens, wat hebben ze U aangedaan?” Hij antwoordde: “Oh, mijn dochter, zij zijn vreselijk openlijk verzet aan ’t voorbereiden, een verzet door hun leiders gestimuleerd. Zo groot is mijn verdriet dat Ik voel hoe mijn hart in stukken breekt. Oh hoe terecht is het om mijn rechtvaardigheid over de schepselen uit te storten. Kom daarom samen met Mij in mijn Wil. Laten we ons verheffen tussen Hemel en aarde en samen de verheven majesteit aanbidden. Laten we Hem zegenen en Hem eer betonen namens allen, zodat Hemel en aarde vol zullen zijn van aanbidding, eerbetoon en zegeningen en dat allen hun weldadige uitwerking mogen ontvangen”.

Toen bracht ik een hele morgen met Jezus door, biddend in zijn Wil. Maar oh, wat een verrassing. Ofschoon we telkens één gebed baden, verspreidde de Goddelijke Wil het over ’t geschapene en het liet zijn sporen na op allen. Ons gebed steeg op in hemelse sferen waar al de zaligen niet alleen het teken kregen, maar het was oorzaak van nieuwe zaligheid. Het daalde af beneden de aarde, zelfs in het vagevuur. En allen kregen zijn weldadige uitwerking. Wie kan zeggen hoe men bidt met Jezus en alle uitwerking die het teweegbrengt.
Na dit gezamenlijk gebed zei Jezus: “Mijn dochter, zag je het effect van het bidden in mijn Wil. Omdat er geen plaats bestaat waar mijn Wil niet is, circuleert Die in alles en allen. Die is Leven, de Werker en Toeschouwer van alles. Dus acten gedaan in mijn Goddelijke Wil worden leven. Zij handelen en zijn toeschouwer van alles, zelfs van de vreugde, de zaligheid en het geluk van de heiligen. Zij brengen overal Licht en de geurige lucht van degenen die vreugden en geluk uitstralen. Raak daarom nooit gescheiden van mijn Wil. Hemel en aarde verwachten je om nieuwe glans te ontvangen”.


deel 14 – 25 april  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand was ik totaal opgenomen in de Goddelijke Wil, toen mijn lieve Jezus zei: “De zon verlaat een plant niet, maar liefkoost die eerder met zijn licht en maakt die vruchtbaar met zijn warmte tot die bloemen en vruchten voortbrengt. Dan doet die hen vol naijver rijpen, hij beschermt hen met zijn licht en doet alleen afstand van het fruit wanneer het geplukt wordt door de boer als zijn voedsel. Zo gaat het met acten gedaan in mijn Wil. Zo groot is mijn liefde en naijver ten opzichte van hen dat mijn genade hen liefkoost. Mijn liefde ontvangt hen, maakt hen vruchtbaar en doet hen rijpen. Ik laat duizend engelen waken over een enkele act gedaan in mijn Wil. Omdat deze acten, gedaan in mijn Wil, zaden zijn om de acten van mijn Wil op aarde zoals in de Hemel te laten ontkiemen, zijn allen jaloers op deze acten. Ik geef hun mijn adem als dauw, mijn licht als schaduw. En de engelen verrukt en vol eerbied, aanbidden hen omdat zij in deze acten de eeuwige Wil zien die recht heeft op al hun aanbidding. Alleen wanneer zij zielen vinden die hen willen nemen als goddelijk fruit, als hun eigen voeding, wordt van deze acten afstand gedaan. Oh, de vruchtbaarheid en veelheid van deze acten. Zelfs het schepsel dat die acten stelt kan hen niet tellen”.
Jezus omhelsde me inniger en vervolgde: “Mijn dochter, deze acten zijn zo groots dat als een ziel die stelt, er niets in de Hemel of op aarde is dat er geen deel aan heeft. En de ziel wordt in relatie gebracht met al het geschapene. Al het goede, de uitwerking en de waarde van de Hemel van de zon, de sterren, het water, het vuur en al het overige, staan niet alleen voortdurend in relatie met deze zielen maar komen eigenlijk in hun bezit. De ziel is in harmonie met de hele schepping en de hele schepping is in harmonie met haar.

Waarom is dit zo? Omdat zielen die in mijn Wil leven schatkamers zijn, bewaarders, ondersteuning en verdediging van mijn Wil. Zij lopen vooruit op wat Ik verlang en zonder dat Ik het opdraag, voeren zij mijn verlangens uit. Zij verstaan de grootheid en heiligheid van mijn Wil en vol naijver bewaken en verdedigen ze Die. Is het dan niet gepast voor allen die verrukt zijn dat zij deze zielen beschouwen die hun God bevestigen door het wonder van mijn Wil? Wie kan anders mijn rechten verdedigen dan degene die leven in mijn Wil? Wie kan Mij beter lief hebben met liefde zonder eigenbelang, gelijk aan mijn liefde, dan die zielen die in mijn Wil leven? Ik voel Me sterker in deze zielen maar sterk met mijn eigen kracht. Ik ben als een koning die zich sterker voelt, roemrijker, veiliger temidden van zijn trouwe dienaren dan wanneer hij alleen is. Als hij alleen is, betreurt hij de afwezigheid van zijn dienaren omdat hij niemand heeft aan wie hij zijn lasten kwijt kan, niemand aan wie hij de schatten van zijn koninkrijk kan toevertrouwen. Ik ben als zo’n koning. Wie kan trouwer zijn aan Mij dan degene die in mijn Wil leven? Ik voel hoe mijn Wil wordt gekopieerd en daarom voel Ik Me roemrijker. Ik draag mijn lasten aan hen over en stel mijn vertrouwen in hen”.


deel 14 – 29 april  1922

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn ziel en heel mijn innerlijk: gedachten, gevoelens, hartslag, neigingen etc. veranderd in vele draden van licht. Deze werden langer en zo veel langer dat zij uitgaande vanuit mijn binnenste, harmonieerden met de zon. En nog hoger opstijgend raakten zij de hemelen en verspreiden zich over de hele aarde. Terwijl ik hier naar keek, merkte ik op dat mijn lieve Jezus al die lichtdraden in zijn hand hield en met schitterend meesterschap bestuurde Hij, verlengde hen, vermenigvuldigde hen en breidde die uit zoveel Hij wilde. Aangeraakt door het licht harmonieerden alle dingen met elkaar en zongen lof.

Toen zei mijn Jezus: “Mijn dochter, zie je hoe liefdevol Ik me vermaak met acten gedaan in mijn Wil en hoe Ik die aanstuur. Mijn naijver is zo groot dat Ik die aan niemand toevertrouw, zelfs niet aan de ziel zelf. Ik sta niet toe dat ook maar één gedachte, één vezel nalaat om al de macht van mijn Goddelijke Wil in te sluiten. Iedere act op zich bevat een goddelijk Leven. Daarom voelt al het geschapene, als het geraakt wordt door deze acten, het Leven van hun Schepper. Zij zingen lof als zij opnieuw dat almachtige Fiat ervaren waaraan zij hun bestaan ontlenen. Deze mooie harmonie, deze draden van licht komen uit jouw binnenste. Als jouw hart niet binnenin mijn Wil stroomt, maar eerder in dat van iemand anders of in je eigen wil, zou jouw hart deze vele kloppingen van goddelijke Leven missen. Menselijke hartslag zou in hun plaats komen, zonder enig gevoel van goddelijk Leven, alleen menselijke vezels, menselijke gevoelens enz. Omdat de mens niet in staat is licht te vormen maar alleen duisternis, worden eerder draden van duisternis gevormd dan lichtdraden. En mijn Wil wordt droevig omdat Die niet in staat is in jou alle macht van mijn Goddelijke Wil te ontwikkelen”. Toen Jezus dit zei, wilde ik zien of er in mijn ziel deze menselijke kloppingen bestonden die het Leven van de goddelijke hartslag zouden onderbreken. Hoewel ik goed zocht, kon ik er geen vinden. Toen vervolgde Jezus: “Tot nu toe is er niet één “. Ik zeg je dat om je aandacht te vragen en je attent te maken op de betekenis van het leven in mijn Wil. Het is leven met een eeuwige hartslag – leven met de almachtige adem van mijn inspiratie”.


deel 14 – 8 mei  1922

In mijn gebruikelijke toestand openbaarde de gezegende Jezus zich als een vluchtige lichtstraal maar heel even. Nu eens toonde Hij de schaduw van zijn Licht, dan zijn hand enz. Ik ondervond onbeschrijfelijk verdriet. Toen zei Hij, mijn gezicht strelend met zijn hand: “Arme dochter, wat lijd je” en vlug trok Hij zich terug. Toen dacht ik bij mezelf: “Jezus heeft me vele keren gezegd dat Hij heel veel van me houdt en dat ook Hij lijdt als Hij mij ziet lijden onder zijn afwezigheid. Wie weet hoeveel Hij nu lijdt als Hij ziet hoe ik versteend ben door de pijn van zijn afwezigheid. Om zijn pijn te milderen wil ik sterk worden. Ik wil proberen om gelukkiger te zijn, minder somber en aandachtiger om mijn vlucht en mijn houding in zijn Wil vol te houden. Zo kan ik Hem mijn kus van troost geven, niet gekwetst, maar vredig en vreugdevol, een kus die Hem niet droevig maakt”.

“Mijn dochter, het is waar dat, wanneer Ik je beroof van mijn aanwezigheid en Ik je meer zie lijden, hoe meer pijn Ik voel. Omdat mijn afwezigheid de oorzaak is, is deze pijn niets dan het gevolg van de liefde die je voor Me hebt. Als je gekwetst bent en overweldigd, echoën de kloppingen van jouw hart zich in het mijne en veroorzaken bij Mij het gevoel van nood en zwaarte. Oh, als je maar eens wist hoeveel pijn het Mij geeft als Ik je zie lijden vanwege Mij. Je zou er altijd omzichtig en fijngevoelig mee omgaan. Je zou altijd voorzichtig zijn om niets aan mijn verdriet toe te voegen. Want de pijnen van degene die Mij het meest beminnen zijn die welke voortdurend mijn hart binnenstromen. Kijk de wonde die je ziet in het centrum van mijn hart waar een vlam uit komt, is van jou. Maar wees niet neerslachtig want ofschoon het Mij veel pijn geeft, schenkt het Mij ook grootste Liefde. Wees in vrede. Ik zal voortgaan met mijn rechtvaardigheid, maar Ik zal je niet verlaten. Ik zal dikwijls terugkomen al is het maar een lichtflits. Ik zal niet ophouden met mijn bezoekjes aan jou”.


deel 14 – 12 mei  1922

Ik dacht bij mezelf: “Wie weet hoe ik Hem heb beledigd? Waarom komt mijn lieve Jezus niet zoals gewoonlijk? Hoe kan het dat de vriendelijkheid van zijn allerheiligst Hart die zo graag zwicht voor degene die Hem liefhebben, in staat is geweest om mijn vele verzoeken te weerstaan?” Terwijl ik me bezig hield met deze en andere soortgelijke gedachten kwam Hij uit mijn binnenste en hulde me in een prachtige mantel van licht zo schitterend dat ik niets zag dan licht en toen zei Hij: “Mijn dochter, waar ben je bang voor? Kijk, om je gerust te stellen en je beschermd te laten voelen, heb Ik je bedekt met deze mantel van licht zodat geen schepsel of ding je kan schaden. Bovendien, waarom wil je tijd verspillen met te overdenken hoe je Mij hebt beledigd? Het vergif van de schuld komt niet binnen in degenen die leven in mijn Wil. Ach, mijn dochter, de heiligheid in mijn Wil is nog niet bekend. Iedere soort heiligheid heeft zijn specifieke kwaliteit. Velen zijn verbaasd te horen dat Ik zo dikwijls bij je kom omdat Ik dit gewoonlijk niet doe met andere zielen. De heiligheid van mijn Wil is niet te scheiden van Mij. Om een ziel te verheffen tot het niveau van het goddelijke, moet Ik haar ofwel vereenzelvigen met mijn Mensheid, of met het Licht van mijn Godheid. Ik kan in de ziel geen zienswijze volhouden over acten in mijn Wil, als mijn acten en haar acten niet één enkele act zouden zijn. Daarom neemt de ziel die in mijn Wil leeft al mijn eigenschappen op en samen met Mij stroomt zij in ieder van mijn acten, inclusief de acten van mijn rechtvaardigheid. Daarom verberg Ik, als Ik wil straffen, mijn Mensheid voor jou. Mijn Mensheid is meer toegankelijk voor de menselijke natuur. En jij die de weerspiegeling van mijn Mensheid ontvangt, voelt de liefde en het medelijden dat Ik voor de zielen heb. Met deze menselijke eigenschappen neem je Mij de plagen af die Ik wil gebruiken om hen te straffen. Als zielen Mij aanzetten om hen te straffen, verberg Ik daarom voor jou mijn Mensheid en verhef Ik je in het Licht van mijn Godheid. Geboeid door mijn Godheid ben je daar gelukkig en ervaar je niet de weerspiegelingen van mijn Mensheid. Dan ben Ik vrij om schepselen te straffen.

Ofwel Ik toon jou mijn Mensheid en laat jou delen in mijn acten van barmhartigheid voor schepselen òf Ik neem jou op in het Licht van mijn Godheid om je te laten delen in de acten van mijn rechtvaardigheid. Je bent altijd met Mij, maar als Ik je opneem in het hart van mijn Godheid schenk Ik je een grotere genade. Toch klaag je, als je mijn Mensheid niet ziet, dat Ik je van Mij beroof en je beseft niet de grotere genade die je krijgt”.

Toen ik hoorde dat ik deelnam in de acten van rechtvaardigheid vond ik ’t afschuwelijk en zei Hem: “Mijn Liefde, betekent dit dat als U nu schepselen straft, door hun huizen te vernietigen, ik hierin met U meewerk? Nee, nee. Moge de Hemel mij beletten om mijn broeders te treffen. Als U wilt straffen, zal ik klein worden in uw Wil en ik zal niet in U opgaan om niet deel te nemen aan wat U doet. Ik wil deelnemen aan alles wat U doet, maar aan deze act, schepselen te straffen, nee, nooit”. Jezus antwoordde: “Waarom ben je geschokt? In mijn Wil kun je je niet uitsluiten van wat Ik doe. Dit is inherent aan het leven in mijn Wil. Dit is nu juist de unieke kenmerkende hoedanigheid van de heiligheid van het leven in mijn Wil: niets van uit jezelf doen, maar eerder doen wat God doet. Bovendien houden mijn rechtvaardigheid, mijn heiligheid en mijn liefde de rechten van het goddelijke in evenwicht. Als er geen rechtvaardigheid zou zijn, zou Ik te kort schieten in de volheid van de volmaaktheid van mijn Godheid. Als je in mijn Wil wilt leven, maar niet wilt delen in de acten van rechtvaardigheid, kan de heiligheid geschapen in mijn Wil zijn volmaakte vervulling niet bereiken. Als twee wateren samen zijn gaan stromen wordt de één gedwongen te doen wat de ander doet. Als zij daarentegen gescheiden zijn, volgt ieder zijn eigen weg. Mijn Wil en jouw wil zijn deze twee wateren die samengestroomd zijn en wat de één doet moet ook gedaan worden door de ander. Daarom wil Ik dat je altijd in mijn Wil bent”. Toen gaf ik me totaal over aan zijn Wil, hoewel ik een sterk gevoel van tegenzin tegen rechtvaardigheid voelde. Mijn lieve Jezus keerde terug en vervolgde: “Als je eens wist hoeveel pijn ’t doet om mijn rechtvaardigheid te gebruiken en hoeveel Ik schepselen bemin! De hele schepping is voor Mij wat het lichaam is voor de ziel van een schepsel, wat de schil is voor de vrucht. Ik ben voortdurend in actie samen met de mens, maar het geschapene verbergt Mij zoals het lichaam de ziel verbergt. Toch zou het lichaam zonder de ziel geen leven hebben.

Op de zelfde manier benader Ik de mens doorheen al het geschapene. Ik raak hem aan en geef hem leven. Ik ben verborgen in het vuur en Ik benader hem met de warmte. Als Ik niet in het vuur zou zijn, zou het geen warmte geven. Het zou zijn als geschilderd vuur zonder leven. Terwijl Ik de mens benader in het vuur, herkent hij Me niet en hij groet Me niet. Ik ben in het water en Ik benader hem door zijn dorst te lessen. Als Ik niet in ’t water was, zou het de dorst niet lessen. Het zou dood water zijn. Toch als Ik de mens bezoek, gaat hij Mij voorbij zonder een knikje. Ik ben verborgen in het menselijk voedsel en Ik bezoek hem door hem substantie te geven, kracht en geur. Als Ik niet aanwezig zou zijn in zijn voedsel, zou de mens afschoon hij at, voortdurend vasten. Ondanks dit alles echter, keert de mens zijn rug naar Me toe, terwijl hij zijn voedsel aan Mij ontleent. Ik ben verborgen in de zon en Ik bezoek de mens met mijn licht op bijna ieder moment. Maar de ondankbare mens beantwoordt dit met voortdurende beledigingen. Ik bezoek de mens in alles, in de lucht die hij inademt en de bloemen die hem parfumeren, in de milde verfrissende bries, in de rollende donder, in alles. Mijn bezoeken zijn niet te tellen. Zie je hoe Ik de mens liefheb? En jij die in mijn Wil bent, bent mijn deelgenoot als Ik de mens bezoek om hem leven te geven. Wees daarom niet geschokt als je soms deelt in mijn rechtvaardigheid”.


deel 14 – 15 mei  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand voelde ik me overstelpt door het gemis van mijn lieve Jezus. Ik was aan ’t bidden toen ik iemand achter me voelde. Niet beseffend dat het Jezus was, overviel me angst en ik voelde een koude rilling. Toen toonde Hij zich en stak zijn arm uit en mijn hand in de zijne nemend zei Hij: “Wees niet bang, Luisa, Ik ben het!” Verbijsterd en moe van het wachten op Hem zei ik: “Het is duidelijk, Jezus, dat U me niet langer liefhebt zoals eerst. U hebt alles van me weggenomen zelfs het lijden. U was alles wat ik over had. Maar heel dikwijls verdween U en ik wist niet wat te doen of waar U te vinden. Ach, het is waar. U houdt niet langer van mij”.
Jezus keek zeer ernstig, zo vol waardigheid dat het ongerust maakte en vervolgde: “Je beledigt Me als je zegt dat Ik je niet lief heb zoals eerst. Wees voorzichtig omdat louter de kleinste twijfel aan mijn liefde een belediging voor Mij is van het grootste belang. Dus Ik houd niet van jou? Dus, Ik houd niet van jou? Dus alle genaden die Ik je gegeven heb en die Ik voor je voorbereid zijn je niets waard?”
Ik raakte in de war en was echt bang als Ik naar Jezus ernstige gezicht keek. Maar diep in mijn hart smeekte ik om vergeving en barmhartigheid. Toen werd zijn gezichtsuitdrukking zachter en Hij zei: “Beloof Me dat je dit nooit meer zult zeggen. Om je te tonen dat Ik je bemin, wil Ik je laten lijden door je te laten delen in mijn smarten”. Na mij een beetje te laten lijden ging Hij verder: “Nu wil Ik je tonen hoe Ik je lief heb”. Toen toonde Hij me zijn geopende hart waaruit onmetelijke zeeën stroomden van macht, wijsheid, goedheid, liefde, schoonheid en heiligheid. In het centrum van elke zee stond geschreven: Luisa, dochter van mijn onmetelijkheid, Luisa, dochter van mijn macht, Luisa, dochter van mijn wijsheid, Luisa, dochter van mijn goedheid, Luisa, dochter van mijn liefde, Luisa, dochter van mijn schoonheid, Luisa, dochter van mijn heiligheid”. Hoe meer ik zag, hoe meer ik in de war raakte. En Jezus vervolgde: “Heb je gezien hoe Ik je lief heb en dat je naam staat geschreven niet alleen in mijn hart, maar ook in al mijn eigenschappen? Deze naam van jou, geschreven in Mij, opent voor jou nieuwe stromen van genaden van licht, liefde enz. Toch zeg je ondanks dit alles, dat Ik je niet bemin? Hoe kun je zoiets zelfs maar geloven”. Alleen Jezus weet hoe verpletterd ik was bij de gedachte dat ik Hem had beledigd – vooral in zijn aanwezigheid. Oh mijn God, wat een verdriet! Wat afschuwelijk is schuld!


deel 14 – 19 mei  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd beminnelijke Jezus zich in mijn binnenste waar Hij een kleine deur opende. Hij steunde op zijn armen en stak zijn hoofd naar buiten om te zien wat andere schepselen aan ’t doen waren. Ik keek samen met Jezus, maar wie kan al het kwaad beschrijven dat men zag, de beledigingen tegen Hem en de straffen die op hen zouden neerkomen. Zulk een pijnlijk uitzicht was afschuwelijk. Ik zag ook onze arme natie getroffen door de goddelijke geseling. Toen zag ik Jezus blik vol tederheid, liefde en pijn en ik herinnerde me hoe ik een paar dagen eerder niet in staat was geweest om zijn gezicht en zijn blik te richten op de schepselen en ik zei: “Mijn Liefde en mijn Leven. Kijk hoe onze dierbare broeders lijden. Zou U geen medelijden hebben? Hoe graag zou ik alles willen lijden als dit zou voorkomen dat zij getroffen worden door de straffen. Kom nu, dit is een plicht, mij opgelegd, door mijn toestand als slachtofferziel in navolging van U. Leed U niet alles voor ons? Wilt U mij niet laten lijden om hen te vrijwaren voor deze straffen. Wilt U niet dat ik U na doe, U, die zoveel leed?”

Jezus onderbrak me: “Ach mijn dochter, de mens heeft zo’n niveau van verdorvenheid bereikt dat Ik hem alleen met afschuw kan bezien. Als Ik naar hem kijk, is dat alleen vanuit jouw binnenste. Omdat Ik in jou al de tederheid vind van mijn Mensheid en al mijn gebeden, ben Ik tot medelijden bewogen en uit liefde voor jou wil Ik levens sparen. De mens heeft meedogenloze zuiveringen nodig. Anders zal hij de werkelijkheid niet zien en zal hij zijn dwaalwegen niet verlaten. Daarom zal Ik alles door elkaar schudden om alle dingen te vernieuwen. Ik zal het onverwachte doen, nieuwe straffen waarvan de mens de bron niet zal kunnen ontdekken, om de mens te verwarren. Maar vrees niet, vanwege jouw liefde zal Ik een deel van de Schepping vrijstellen en sparen want Ik ervaar in jou, zoals in mijn Mensheid, de stroom van medeleven met alle schepselen. En daarom is het heel moeilijk voor Mij om je niet iets toe te staan of je niet in iets te behagen”.

Nadien bevond ik me buiten mezelf op een zeer hoog punt, waar ik mijn hemelse Moeder aantrof, onze overleden aartsbisschop, mijn ouders en mijn lieve Jezus in de armen van de bisschop. Toen de bisschop me zag, gaf hij me Jezus in mijn armen en zei: “Neem Hem, mijn dochter en schep vreugde in Hem”. En Jezus, genietend in mijn armen zei: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil, Ik wil de banden vernieuwen van het grote geschenk om je in mijn Wil te laten leven. Daarom wilde Ik als getuigen van dit gebeuren: mijn lieve Moeder, de bisschop die betrokken was bij jouw spirituele begeleiding toen hij op aarde was en je ouders. Aldus zul je sterker in mijn Wil bevestigd worden. Je zult al de stroming ontvangen en al het goede dat mijn Wil insluit en zij zullen als eersten de glorie ontvangen van de uitwerking van jouw leven in mijn Wil.

Je bent slechts een atoom binnen mijn Wil, maar in dit atoom leg Ik de hele substantie en kracht van mijn Wil, zodat als jij beweegt de onmetelijke zee van mijn Wil deze beweging zal ontvangen en het water ervan zal schuimen. Deze beweging zal zorgen dat haar water haar frisheid uitademt, haar geuren. En zij zullen over stromen voor het heil van Hemel en aarde. Een atoom is klein, heel licht en niet in staat de hele onmetelijke zee van mijn Wil in beroering te brengen. Maar wanneer het de hele substantie van mijn Wil bevat, kan het alles en jij zult ruimte voor Mij maken opdat Ik andere goddelijke acten vanuit Mijzelf kan geven. Je zult zijn als een steen die in een fontein wordt gegooid. Als die valt, ontstaan er golven in het water, het wordt bewogen en geeft zijn frisheid en geur af.

De steen kan de bron niet laten overstromen omdat die niet de substantie en kracht van mijn Wil bevat. Maar omdat jouw atoom de substantie van mijn Wil bevat, beweegt en beroert het niet alleen mijn hele zee, maar stroomt ook over Hemel en aarde. In één adem zul je mijn Wil opnemen en al de zegeningen die Die bevat en met de volgende zul je het uitademen. Iedere keer als je dit doet, zul je mijn leven en mijn geschenken vermenigvuldigen. In de Hemel genieten de zaligen van alle zaligheid die mijn Wil bevat en zij leven als in zijn eigen centrum. Maar zij kunnen mijn Wil niet vermenigvuldigen want in hen zijn hun verdiensten vastgelegd. Daarom ben jij gelukkiger dan zij, omdat jij mijn leven kan vermenigvuldigen in mijn Wil en alle weldaden daarin. Mijn Wil die vreugde schept in jou is in actie en mijn Wil heeft jouw acten nodig om Mij te vermenigvuldigen. Daarom verlang Ik, als jij in actie komt, om te zien dat je in actie komt in mijn wil, zodat Ik Mijzelf vermenigvuldigd kan zien in jouw act. Hoe alert moet je zijn zodat niets je ontsnapt.


deel 14 – 27 mei  1922

Ik dacht bij mezelf: Als een act in zijn Wil zo belangrijk is, hoeveel laat ik er dan tot mijn schande ontsnappen. Toen bewoog Jezus zich in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, er is zowel een voorafgaande als een feitelijke act. Er is sprake van een voorafgaande act als de ziel, bij het aanbreken van de dag haar wil plaatst in de Mijne en besluit en bevestigt dat zij enkel in mijn Wil wil leven en handelen. Met deze act bereidt zij al haar acten voor en laat die stromen in mijn Wil. Met deze voorbereidende toestemming komt mijn Zon op en mijn leven wordt gekopieerd in al je acten als in één enkele act. Maar de voorafgaande act kan verduisterd en bewolkt raken door bepaalde menselijke handelswijzen: door eigen-wil, door gerichtheid op zichzelf, door onvoorzichtigheid, door veronachtzaming enz. Al deze dingen zijn als wolken die de zon belemmeren en het licht minder levendig maken als het op ’t aardoppervlak neerkomt. De actuele act daarentegen is niet onderhevig aan mogelijke hinder van wolken, maar verwijdert eerder wolken die er zouden kunnen bestaan. Die doet andere zonnen opkomen waarin mijn leven wordt gekopieerd met steeds intenser licht en warmte, zelfs mooier dan de andere. Beide acten zijn noodzakelijk. De voorafgaande act helpt, maakt geschikt en schept ruimte voor de eigenlijke act. De actuele act beschermt en versterkt de neiging van de voorafgaande act”.


deel 14 – 1 juni  1922

In mijn gebruikelijke toestand mediteerde ik over de Uren van de Passie van mijn lieve Jezus, vooral over het moment dat Hij werd voorgeleid bij Pilatus die Hem ondervroeg over zijn koninkrijk. Toen zei mijn lieflijke Jezus: “Mijn dochter, dit was de eerste keer in mijn leven op aarde dat Ik te doen had met een heidense heerser. Hij vroeg Me over mijn Koninkrijk en Ik antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als het van deze wereld was zouden duizenden engelen Mij verdedigen. Met deze woorden opende Ik mijn Koninkrijk voor de heidenen en bracht hun mijn hemelse leer over. Zo waar was dit dat Pilatus Me vroeg: ‘Wat, zijt Gij Koning?’ Ik antwoordde direct: ‘Ja, Ik ben Koning. En Ik ben naar de wereld gekomen om de Waarheid te openbaren’. Met deze woorden wilde Ik in zijn brein een weg banen om Mij te leren kennen. Geraakt door mijn antwoord vroeg hij: “En, wat is waarheid?” maar hij wachtte niet op mijn antwoord. En dus had Ik geen gelegenheid om hem de weldaden te verlenen die mijn uitleg had kunnen brengen. Ik zou hem gezegd hebben: Ik ben de Waarheid. Alles in Mij is Waarheid. Waarheid is mijn geduld te midden van zoveel beledigingen. Waarheid is mijn vriendelijke blik te midden van zoveel spotternij, laster en minachting. Waarheid is mijn innemende en aansprekende manier van doen te midden van zoveel vijanden die Ik liefheb, zelfs als ze Mij haten. Ofschoon ze Mij willen vermoorden heb Ik hen lief en Ik wil hen omhelzen en hun leven geven. Mijn plechtige woorden, vol hemelse wijsheid, zijn waarheid, alles in Mij is Waarheid. Deze Waarheid is meer dan een majestueuze zon die prachtig en schitterend opkomt, zijn vijanden te schande maakt die proberen zijn leven te vertrappen en hij doet hen aan zijn voeten op de grond vallen.

Pilatus vroeg ’t Mij vanuit een ernstige mentaliteit en Ik antwoordde direct. Herodes daarentegen stelde vragen uit kwaadwilligheid en nieuwsgierigheid, dus antwoordde Ik niet. Ik openbaar Mezelf aan wie serieus verlangt heilige dingen te weten. Ik openbaar meer dan zij willen weten. Ik verberg Me daarentegen voor degenen die nieuwsgierig zijn of kwaad willen. Als zij proberen met Mij te spotten verberg Ik Mezelf voor hen en breng hen in verwarring. Dus Ik spot met hen. Maar omdat mijn Persoon de Waarheid in zich draagt, openbaart mijn Persoon zich ook aan Herodes: de stilte voor zijn stormachtige vragen, mijn bescheiden blikken, mijn gezichtuitdrukking vol vriendelijkheid en de waardigheid en adel van mijn Persoon, alles was waarheid, waarheden in actie”.


deel 14 – 6 juni  1922

Ik dacht bij mezelf: “Mijn goede Jezus is veranderd tegenover mij. Hij was gewend vreugde te scheppen in mij te laten lijden door deelname aan zijn nagels, doornen en kruis. Maar nu is dat alles verdwenen. Hij heeft geen vreugde meer in mij te laten lijden en als ik soms toch te lijden heb, kijkt Hij onverschillig naar me en toont Hij niet langer zijn gebruikelijke belangstelling. Terwijl ik dit dacht bewoog mijn Jezus in mijn binnenste, zuchtte en zei: “Mijn dochter, als men hogere interesse heeft, verliezen de lagere hun vreugde en hun aantrekkingskracht. Daarom beschouwt men die met onverschilligheid. Het kruis verbindt met genade, maar wie voedt het, wie bevordert de groei naar de juiste gestalte? Dat doet mijn Wil. Alleen mijn Wil brengt mijn hoogste doeleinden in een ziel tot volmaaktheid en vervulling. Als het niet door Mijn Wil was, zou zelfs het kruis zelf, vol macht en grootsheid als het is, de zielen doen stranden halverwege hun pad. Oh, hoe velen lijden – maar hoe velen missen de voortdurende voeding van mijn Wil. Zij bereiken hun doel niet namelijk versterven aan hun eigen menselijke wil. De Goddelijke Wil, niet in staat om er de laatste hand aan te leggen, kan de laatste penseelstreek van de goddelijke heiligheid niet aanbrengen.

Je zei daarentegen dat de nagels, doornen en het kruis zijn verdwenen. Maar dat is niet waar, mijn dochter, dat is onjuist. In feite was je kruis gewoonlijk klein en onvolledig. Welnu, mijn Wil verheft je tot in mijn Wil en vergroot je kruis. Iedere act die je in mijn Wil doet is een nagel die in je eigen wil wordt gedreven. Als jouw wil in mijn Wil leeft, wordt die zo ver uitgebreid dat jij uitstraalt tot in ieder schepsel en je geeft Mij, ten gunste van iedereen, het leven dat Ik hun heb gegeven. Jij stuurt Mij de eer, de glorie en het doel terug waarvoor Ik hen schiep. Zoals jouw wil wordt uitgebreid, zo ook jouw kruis. Het is niet langer een kruis voor jou alleen, maar voor ieder schepsel. Dus zie Ik jouw kruis overal, niet zoals eerst, toen Ik het alleen in jou zag, maar nu zie Ik het in iedereen. Jouw opgaan in mijn Wil, vrij van alle persoonlijk eigenbelang, heeft als enig doel Mij te geven wat alle schepselen Mij verschuldigd zijn. Het heeft als doel alle schepselen alle goeds te geven dat mijn Wil bevat. Dit is uitsluitend goddelijk leven, geen menselijk leven. En het is alleen mijn Wil die deze goddelijke heiligheid in de ziel vormt. Je vroegere kruizen bestonden uit menselijke heiligheid. De mens, hoe heilig ook, kan geen grote dingen doen, maar alleen kleine dingen. Nog minder kan hij zijn ziel verheffen naar het niveau van de heiligheid van zijn Schepper, noch delen in de acten van zijn Schepper. De mens is altijd ondergeschikt aan de begrenzingen van een schepsel. Maar mijn Wil kan alle grenzen tussen het menselijke en het goddelijke afbreken en de ziel storten in de onmetelijkheid van het goddelijke. En dan wordt alles erin onmetelijk: het kruis, de nagels de heiligheid, liefde, eerherstel... Mijn doel voor jou was niet menselijke heiligheid, hoeveel Ik eerst de kleine dingen in jou moest bewerken. Ik had er zo veel vreugde in om dit te doen. Maar nu heb Ik je veel verder laten gaan dan dat: leven in mijn wil. Ik verheug me zo als Ik je kleinheid zie, je niets-zijn, je omhelzing van de onmetelijkheid om eer en glorie te brengen namens iedereen. Dit veroorzaakt bij Mij dat alle rechten van de Schepping teruggaan. Dit verheugt Me zo, dat Ik niet langer enige vreugde ontleen aan iets anders. Dus jouw kruis en jouw nagels zullen mijn Wil zijn die door jouw eigen wil te kruisigen de ware kruisiging in jou zullen voltooien, niet met onderbrekingen, maar volkomen, totaal zoals die van Mij. Ik werd gekruisigd ontvangen. Ik leefde gekruisigd en Ik stierf gekruisigd. Ik voedde voortdurend mijn kruis door uitsluitend de Goddelijke Wil te doen. Dus werd Ik gekruisigd voor iedereen en voor ieder schepsel en mijn kruis plaatste haar zegel op allen.


deel 14 – 9 juni  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus dikwijls. Toen Hij deze keer kwam legde Hij zijn hoofd tegen het mijne en zei: “Mijn dochter, ik heb rust nodig. De ongeschapen intelligentie wil zich te ruste leggen in de geschapen intelligentie. Maar om volledige rust te vinden moet Ik in jouw intelligentie al de glorie en al de voldoening vinden die alle andere intelligenties Mij verschuldigd zijn. Daarom wil mijn Wil jouw capaciteit uitbreiden zodat mijn intelligentie deze rust kan vinden. Nee, nee, Ik zal niet tevreden zijn tot mijn Wil in jou alles kan plaatsen wat anderen Mij moeten geven”. Toen leek het of Hij mij intelligentie opblies en die werd verbonden met al de geschapen breinen die uit de hand van onze Schepper op borrelden door even zovele draden van licht. En iedere lichtdraad zei: “Glorie, aanbidding, eer, liefde en dank aan mijn driewerf heilige God”. En Jezus zei: “Ach ja! Nu kan Ik rust vinden omdat Ik erkenning en wederkerigheid vind van de intelligentie van de schepping. Het geschapen brein verenigt zich met het ongeschapen brein”.

Terwijl Hij met zijn hoofd op mijn hart rustte leek het of Hij geen totale rust vond. Toen zette Hij zijn mond op mijn hart en ademde uit. Bij iedere ademteug zette mijn hart uit. Toen vervolgde Hij: “Mijn dochter, ik ben vastbesloten om rust te vinden, dus wil Ik in jouw hart mijn adem inbrengen om er al de liefde in te leggen die de rest van de schepping Mij verschuldigd is. Mijn rust kan niet volkomen zijn tot Ik net zo veel liefde ontvang als van Mij is uitgegaan. Daarom wil Ik in jouw hart de liefde vinden die allen Mij behoren te geven. Mijn Wil zal dit wonder in jou voltooien en je hart zal zingen namens iedereen. En deze zang zal zijn: “Liefde”. Toen legde Hij weer zijn hoofd op mijn hart en liet het daar rusten. Hoe mooi was het Jezus te zien rusten. Dan verdween hij en kwam weer terug – deze keer wilde Hij rust vinden in mijn handen, dan op mijn schouders. Het leek of Hij wilde testen of mijn hele persoon Hem rust wilde en kon geven.

Toen zei Hij: “Mijn geliefde, hoeveel liefde voel Ik voor jou! Ik concentreer in jouw alle liefde die bestemd was voor alle anderen, maar die zij weigeren. Ik ervaar in jou de echo van mijn scheppende woorden: “laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis” en Ik zie die vervuld. Ach, alleen onze Wil kan de mens doen terugkeren naar zijn oorsprong. Onze Wil zal op de menselijke wil een afdruk maken van al de goddelijke indrukken en één wil verenigen met de andere en die als op vleugels dragen in de armen van zijn Schepper. Bovendien zal deze menselijke wil niet misvormd worden, als door schuld, maar eerder zuiver, mooi en gelijkend op zijn Schepper. Ik wil dat jij in jouw wil al de afdrukken krijgt van mijn Wil, zodat noch de Hemel, noch de aarde in jou een andere wil zal zien dan de Goddelijke Wil. En zij zullen zich erdoor overweldigd voelen. Dan zullen allen het heil ontvangen dat ontleend wordt aan het goddelijk werk in schepselen. Stel je daarom beschikbaar om alles te aanvaarden en wees Mij trouw”.

Nadien kwam Jezus terug heel droevig en hij zei: “Ik vind het zo pijnlijk als zij denken dat Ik streng ben en dat Ik meer rechtvaardig wil zijn dan barmhartig. Zij verwachten van Mij dat zij gestraft worden voor de kleinste misstap. Oh, wat voel Ik Me onteerd door hen omdat dit veroorzaakt dat ze op grote afstand van Mij blijven. En wie op afstand blijven van Mij kunnen niet al de liefde van Mij ontvangen. Omdat zij het zijn die Mij niet liefhebben, denken ze dat Ik streng ben en bijna angst oproep. Als ze maar één blik op mijn leven zouden werpen, zouden zij constateren dat Ik maar één enkele act van rechtvaardigheid stelde. Om mijn Vaders huis te verdedigen nam Ik een handvol touw en verdreef Ik, rechts en links om Me heen slaand, degenen die de tempel ontwijden. Al het andere in mijn leven was niets dan barmhartigheid. Mijn ontvangenis was barmhartigheid, mijn geboorte was barmhartigheid, mijn woorden waren barmhartigheid, mijn acten waren barmhartigheid, mijn stappen waren barmhartigheid. Barmhartigheid was het bloed dat Ik vergoot, barmhartigheid was mijn lijden – alles werd gedaan vanuit de barmhartigheid van mijn liefde. Toch zijn er die Mij vrezen. Terwijl zij zichzelf veel meer moeten vrezen dan dat zij Mij vrezen”.


deel 14 – 11 juni  1922

Ik dacht bij mezelf: “Waarom houdt het spirituele leven zo veel wisselvalligheden in. Het ene moment is men overtuigd dat men op de juiste weg zit en dan, als je het het minst verwacht ben je overgestapt naar de andere kant. Hier lijdt men van talloze kwellingen, zo pijnlijk dat het je hart doet bloeden. Je zou kunnen zeggen dat deze vele wisselvalligheden een voortdurend martelaarschap worden”. Toen bewoog mijn lieve Jezus in mij en zei: “Mijn dochter, het is waar dat het spiritueel leven een voortdurend martelaarschap moet zijn. Het moet lijken op dat van de eerste en grootste martelaar – Ikzelf. Als dit niet zo was zou het niet echt spiritueel leven genoemd kunnen worden, maar een beeld of een schaduw van het spiritueel leven. Bovendien is het nodig om te lijden onder deze veel veranderingen om het leven van de geest zijn ware gestalte te laten aannemen, om het edel, mooi en volmaakt te maken. Als de menselijke natuur, die minder belangrijk is, talloze veranderingen doormaakt om tot zijn volledige gestalte te geraken, hoe veel passender is het voor het leven van de geest te moeten lijden onder zulke veranderingen. Het spirituele leven is niet alleen van groter belang en verheven boven het natuurlijk leven, maar in feite symboliseert het natuurlijk leven het spiritueel leven.

Kijk eens even naar de vele veranderingen die worden ervaren in het natuurlijk leven. Het wordt ontvangen in de moederschoot en blijft daar negen maanden lang om een klein lichaam te vormen. Als dit lichaam is gevormd wordt het gedwongen om naar buiten te komen. Als het in de schoot zou willen blijven zou het sterven omdat het bij gebrek aan ruimte om te groeien zou stikken, en daardoor zijn eigen en zijn moeders leven in gevaar brengen. Als het leven ontvangen zou worden buiten een moederschoot, wie zou er zorgen voor het bloed en de warmte nodig om een lichaampje te vormen? Bovendien als het zelfs mogelijk was, zou de lucht zijn kwetsbare ledematen vernietigen. Welnu, kijk eens hoeveel zorg er moet besteed worden aan een klein pasgeboren baby-tje in het volgende stadium. Hitte, koude of onvoldoende toevoer van de moederlijke borsten kan de dood veroorzaken. Daarom zijn luiers, wieg en melk noodzakelijk. Zou het iets anders gegeven worden dan melk dan zou het kindje niet weten hoe het te kauwen. En zulk voedsel zou zijn leven in gevaar brengen. Dan komt de tijd dat het kind ander voedsel kan eten, het zonder luiers kan en zijn eerste stappen begint te zetten. Zie je? We zijn nog steeds in de jeugd van het natuurlijk leven en het heeft talloze veranderingen meegemaakt. Wat zou men zeggen als dit kind, overgeleverd aan angst, als het verwijderd wordt van de steun van ouderlijke handen, uit zijn hum zou raken als het op de grond wordt gezet om zijn eerste stapjes te zetten en zou wenen en niets van dit alles zou willen? Het zou beklagenswaardig zijn, omdat het kind geen mens kan worden zolang het in zijn moeders armen ligt. Het kind zou de vereiste oefening missen, zou geen kracht op doen en zich niet ontwikkelen.

Laat ons nu eens kijken naar het werkelijke spirituele leven. Het is ontvangen in mijn borst. Het wordt gevormd door mijn bloed, door mijn liefde en door mijn adem. Dan voed Ik het aan mijn boezem en omsluit het met mijn genade. Vervolgens laat Ik het lopen met de ondersteuning van mijn waarheden. Toch is het niet mijn doel om er een speelpop van te maken, maar om er een beeld van Mijzelf van te maken. Daar begint de verandering. Zijn enige doel is dit meisje te laten rijpen en haar alle voorrechten te schenken van het werkelijke spirituele leven. Anders zou zij in de luiers blijven steken en in plaats van Mij eer en glorie te brengen, brengt ze Mij smart en schande. Hoeveel zielen zijn er die pasgeboren baby’s blijven of op zijn best groeien naar het luier stadium. Er zijn maar buitengewoon weinig zielen die met Mij samen werken om van Zichzelf een beeld te maken van Mij”.


deel 14 – 15 juni  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand dacht ik na over de heilige Wil van God. En terwijl Ik me ermee verenigde zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Mijn dochter, mijn eeuwige Wil was het centrale punt van mijn leven. Vanaf het eerste ogenblik van mijn conceptie tot mijn laatste adem ging het aan Mij vooraf, ging het met Mij mee en maakte zich tot leven van ieder van mijn acten. Het volgde Mij en sloot ieder van mijn acten binnen de eeuwige grenzen van mijn Wil van waaruit deze acten geen uitgang konden vinden. Vanwege zijn onmetelijkheid is er niets waar mijn eeuwige Wil niet in stroomt en geen generatie waarin die niet regeert. Het was natuurlijk voor mijn Wil mijn acten te vormen en die voor allen te kopiëren alsof ze enkel werden gedaan voor ieder schepsel persoonlijk. Men kan alleen geven wat men bezit. Zonder te letten op iemands macht kan men niet meer geven dan men bezit.

Mijn Wil bezat de onmetelijkheid en de macht om mijn acten zo dikwijls te vermenigvuldigen als Die verlangde. Die bezat eeuwigheid waarbinnen Die alle dingen insloot – alle dingen die voor schepselen bestonden in hun verschillende tegenwoordige tijden, vanaf het begin tot het einde van de tijd. Daarom vormde de macht van mijn Wil vanaf het eerste ogenblik van mijn conceptie net zo veel concepties van Mij als er schepselen zouden zijn. Het kopieerde mijn woorden, gedachten, werken en stappen. En het hield hen van de eerste tot de laatste mens in ’t bestaan. De macht van de eeuwige Wil zette mijn bloed en mijn smarten om in onmetelijke oceanen waarin allen konden delen. Als het niet was door het wonder van de allerheiligste Wil, zou mijn Verlossing slechts een enkele gebeurtenis zijn geweest, beperkt tot en een weldaad voor slechts één generatie. Mijn Wil is niet veranderd. Zoals Die er toen was, is Die nu en zal er altijd zijn. Maar er is veel meer.

Want toen Ik op aarde kwam, verenigde Ik de Goddelijke Wil met de menselijke wil. Als een ziel deze band niet verwerpt, maar zich eerder overgeeft aan de barmhartigheid van mijn Goddelijke Wil en mijn Goddelijke Wil toestaat om haar vooraf te gaan, haar te begeleiden en te volgen en de acten in staat stelt omsloten te worden door mijn Wil, dan gebeurt er met die ziel wat met Mij gebeurde. Terwijl jij je gedachten, woorden, acten, eerherstel en je geringe liefde met mijn Wil verenigde, breidde Ik die uit en vermenigvuldigde die. En zij werden een tegengif en medicijn voor iedere gedachte, voor ieder woord en voor iedere act. Zij werden eerherstel voor iedere belediging en zij werden liefde voor iedere liefde die Mij toekomt. Als dit niet gebeurt, is het alleen omdat de gebrekkige menselijke wil zich niet helemaal stort in de armen van de Goddelijke Wil en dientengevolge niet alles opneemt. Die kan daarom niet aan iedereen geven. Die ervaart menselijke gewaarwordingen, die het ellendig maken, die het beperken, het verarmen en het bevooroordeeld maken in zijn beslissingen. Daarom ben Ik zo geïnteresseerd dat jouw wil zijn leven zal vestigen in mijn Wil. Daarom ben ik zo geïnteresseerd dat jij begrijpt wat het betekent in mijn Wil te leven in zoverre het mogelijk is voor een schepsel om het te begrijpen. Als je in mijn Wil leeft zul je alles in je bezit hebben en je zult Me alles geven”. Toen Hij dit gezegd had, verdween Hij.

Later keerde Hij terug en verscheen vol scheuren en elk daarvan vormde een kleine kluis waarin Jezus zielen riep om hen daarbinnen in te sluiten en hen in veiligheid te brengen. Toen zei ik: “Mijn Liefde, toon mij mijn kluis, dat ik me erin op kan sluiten om er nooit meer uit te komen”. Jezus antwoordde: “Mijn dochter, er zijn geen kluisjes voor jou in mijn lichaam omdat wie in mijn Wil leeft, niet kan leven in een enkel gedeelte van Mij, maar eerder moet leven in mijn harteklop. De harteklop is het centrum en het leven van het menselijk lichaam. Als het hart ophoudt met kloppen eindigt het leven. De harteklop doet het bloed circuleren. Het verschaft warmte, onderhoudt de ademhaling en dientengevolge handhaaft het de kracht en de beweeglijkheid van de ledematen. Als de hartslag onregelmatig is zal alle menselijke activiteit in de war raken. Zelfs de intelligentie verliest zijn vitaliteit, vernuft en de volheid van zijn verstandelijk licht. Dat komt omdat Ik, toen Ik de mens schiep een speciale klank in het hart van de mens inbracht die is afgestemd op de eeuwige harmonie zodat als de hartslag gezond is, alles in een schepsel in harmonie is. Zo ook is mijn Wil als de hartslag in het lichaam van het schepsel. Als mijn Wil klopt, harmoniseert mijn Wil heiligheid en deugden. Die schept harmonie tussen Hemel en aarde, een harmonie die zich uitstrekt tot in de heilige Drie-eenheid. Daarom biedt mijn hartslag zichzelf aan jou aan als het vertrek waarin je jezelf opsluit. Eén hartslag met de mijne zal met je harteklop harmonie scheppen tussen Hemel en aarde. Je zult stromen in het verleden, het heden en de toekomst en je zult jezelf overal aantreffen, totaal circulerend in Mij en Ik in jou”.


deel 14 – 19 juni  1922

In mijn toestand zoals gewoonlijk raakte ik verloren in de verheven Wil van mijn lieve Jezus. En het leek of iedere kleine act van mij gedaan in de Goddelijke Wil nieuwe vreugden bezorgde die van binnenuit de verheven Majesteit opkwamen. Toen zei mijn lieflijke Jezus: “Mijn dochter, Ik bezit zoveel en zo’n grote vreugde, geluk en zegeningen dat Ik ieder moment steeds nieuwe vreugden en zegen zou kunnen schenken. Iedere keer als een ziel handelt in mijn Wil wordt een ruimte geopend waarin Ik nieuwe zegeningen en nieuwe vreugden kan storten die ik bezit. En omdat mijn wil onmetelijk is en doordringt in alle schepselen en alle dingen, stromen die, als mijn zegen opborrelt, eerst in de ziel die handelt in mijn wil omdat zulk een ziel de primaire reden is waarom ik mijn zegen kan schenken. Daarom veroorzaak jij ieder keer als je handelt in mijn Wil dat ik even zo veel nieuwe zegen en vreugden schenk. En Ik voel het geluk om alle schepselen te laten delen in de zegen die Ik bezit. Omdat mijn Wil wil uitzenden wat Ik bezit, ga Ik op zoek naar wie die gelegenheid kan geven, naar wie geschikt is om die te ontvangen, naar wie in zijn ziel zelfs de kleinste ruimte klaar maakt voor Mij om deze nieuwe vreugden aan te brengen. Als zij verlangt mijn Wil te doen, opent de ziel de deuren voor mijn Wil, ontledigt zich van haar eigen wil en bereidt een plekje voor Mij om mijn bezittingen onder te brengen. Als zij begint te handelen in mijn Wil, geeft ze Mij de gelegenheid om nieuwe zegeningen vanuit Mijzelf weg te schenken. Daarom wacht Ik vol verlangen op zielen die handelen in mijn eeuwige Wil zodat Ik vanuit Mezelf nieuwe vreugde kan loslaten en daardoor de ziel kan laten weten dat ik de God ben wiens rijkdom nooit uitgeput raakt en die altijd iets te geven heeft aan een ziel die mijn Wil doet.


deel 14 – 23 juni  1922

Ik dacht bij mezelf: “Jezus spreekt zoveel over zijn allerheiligste Wil, toch komt het mij voor dat Hij niet wordt begrepen, zelfs niet door mijn eigen biechtvaders. Zij lijken te twijfelen en in de tegenwoordigheid van zulk een immens Licht worden zij noch verlicht noch aangezet om zulk een beminnenswaardige Wil lief te hebben”. Terwijl ik deze gedachten overwoog, legde mijn altijd lieflijke Jezus een arm om mijn schouder en zei: “Mijn dochter, laat dit je niet verbazen. Tenzij men vrij is van zijn eigen wil, kan men zelfs geen stukje begrijpen van mijn Wil. De menselijke wil vormt wolken tussen mijn Wil en haar zelf. Deze wolken weerhouden hun menselijke wil om de waarde en de effecten te kennen die mijn Wil inhouden, ofschoon zij, ondanks deze wolken niet kunnen ontkennen dat mijn Wil Licht is.

Maar zelfs aardse dingen worden niet begrepen door de mens. Wie kan zeggen hoe Ik de zon schiep of hoeveel licht en warmte die bevat? Toch zien de mensen het en genieten van de uitwerking. Zo gaat het de hele dag met de mensheid. De warmte en het licht volgt de mens overal. Niettemin kan de mens de hoogte niet bepalen, noch het licht en de warmte die hij bezit. En als iemand zou proberen op te stijgen naar de zon om deze dingen te bepalen zou het licht hem verblinden en de warmte zou hem verpulveren. De mens is genoodzaakt van het licht te genieten terwijl hij naar beneden kijkt. Zonder in staat te zijn het te onderzoeken moet de mens zich tevreden stellen met te zeggen: “Het is een zon”.

Als dit voorvalt met de zichtbare zon die ik schiep voor het natuurlijk heil van de mens, hoe meer waarschijnlijk gebeurt dit met de waarheden die bevatten, oh – zo veel meer licht en warmte bevatten dan de zon zelf, vooral die waarheden die verwijzen naar mijn Wil en die effecten, heil en waarde bevatten die eeuwig zijn. Wie kan alles meten wat mijn Wil bevat? Men moet zich terugtrekken. Het is beter zijn hoofd te buigen en te genieten van het licht dat mijn waarheid brengt. Het is beter mijn waarheid lief te hebben en zich het klein beetje licht toe te eigenen dat de menselijke intelligentie kan verstaan dan dat het gebrek aan volledig begrip moet dienen als argument om mijn waarheid helemaal terzijde te stellen alsof het iets is dat de mensheid niet aan gaat. Men moet net zo tegenover mijn waarheid staan als men staat tegenover de onbegrepen zon. Men probeert van het licht te genieten zoveel men kan, men gebruikt het om te werken, te lopen, te zien en oh, hoe verlangt men naar de dageraad zodat men kan leven met het daglicht als metgezel.

Mijn waarheden zijn meer dan licht. Zij maken het dat menselijk brein mogelijk om de aardse zon te zien. Toch worden die ontkend, zij worden niet bemind, er wordt niet naar verlangd, maar ze worden louter beschouwd als onbeduidend. Wat een verdriet! Als Ik zie hoe zielen mijn waarheden terzijde schuiven, schuif Ik zulke zielen terzijde en ik laat mijn waarheden stromen in degenen die hen beminnen, ernaar verlangen, hun leven inrichten volgens hun licht en er één mee worden. Denk je dat Ik alles over mijn waarheden, over hun uitwerking, over de waarde die ze bezitten heb geopenbaard. Nee, geen sprake van! Oh, hoeveel meer zonnen moet ik nog laten opgaan! Voel je niet teneergedrukt als je niet alles begrijpt. Wees tevreden met het leven in het licht van mijn waarheid. Dat is Mij genoeg”.


deel 14 – 26 juni  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd beminnelijke Jezus. Maar omdat het nu verschillende dagen is dat ik me vastgebonden heb gevoeld, zelfs zo erg dat ik niet in staat was om te bewegen, nam hij mijn handen in de zijne en zei: “Mijn dochter, sta mijn toe je te bevrijden”. Toen, heel dicht bij mij, legde Hij mijn armen om zijn schouders en zei: “Nu ben je vrij. Omhels Me want Ik ben gekomen om je gezelschap te houden en van jou gezelschap te krijgen. Kijk, Ik ben de God die wordt geïsoleerd van de schepselen. Ik leef te midden van hen, Ik ben het leven van ieder van hun acten. Toch beschouwen ze Mij als niet terzake. Oh, hoe ween Ik om mijn eenzaamheid. Ik onderga hetzelfde lot als de zon. Ieder moment van zijn leven leeft de zon onder de schepselen door zijn licht en warmte. Er is geen vruchtbaarheid die niet van de zon komt. Met zijn warmte zuivert hij de aarde van zoveel vuil. Zijn weldaden zijn niet te tellen zoals ze die grootmoedig uitstort over allen. Toch leeft die op eenzame hoogte, altijd alleen. En de mens geeft Me nooit zelfs een “dank u”, noch een ander teken van dankbaarheid voor deze zon.

Dus ben Ik ook altijd alleen. Toch ben Ik onder de mensen. Ik ben het licht van ieder van hun gedachten, de klank van ieder van hun woorden, de beweging van iedere act, de voetstappen van iedere wandeling, het kloppen van ieder hart. Niettemin laat de ondankbare mens Mij alleen en geeft me nooit een dank U wel, noch een “Ik heb U lief”. Ik word in de steek gelaten in de intelligentie van de mens omdat de mens het licht dat Ik hem geef gebruikt voor zijn eigen doeleinden, misschien zelfs om Mij te beledigen. Ik word in de steek gelaten in de woorden van de mens waarvan de klanken Me dikwijls vervloeken. Ik word in de steek gelaten in zijn voetstappen. En Ik word in de steek gelaten in zijn hart – een hart gewijd aan ongehoorzaamheid en aan liefde voor wat Mij niet toebehoort. Oh, hoe zwaar weegt deze eenzaamheid op Mij! Maar zo groot zijn mijn liefde en mijn grootmoedigheid dat Ik ofschoon veel meer dan een zon, mijn baan vervolg – altijd op zoek naar iemand die Mij wil vergezellen te midden van zo’n eenzaamheid. Als Ik zo’n ziel vind, vergezel Ik haar voortdurend en vul haar zo met mijn genaden dat ze overstroomt. Daarom ben Ik naar je toegekomen. Ik had zo genoeg van zoveel eenzaamheid. Laat Mij nooit alleen, mijn dochter”.

Ik mediteerde en toen ging ik met Jezus mee tijdens de ‘Uren van de Passie’ toen Hij naar de goddelijke Moeder ging om haar heilige zegen te vragen. Toen zei mijn liefste Jezus mij in mijn binnenste: “Mijn dochter, voor de Passie wilde Ik mijn Moeder zegenen en door Haar gezegend worden. Maar het was niet alleen mijn Moeder die Ik zegende maar eerder alle schepselen, zowel de bezielde als de onbezielde. Ik zag zwakke schepselen, bedekt met kwetsuren. Zij waren arm en mijn hart sloeg met smart en teder medelijden, toen Ik haar zei: Arme mensheid, hoe zijt ge gevallen. Ik wil je zegenen zodat je opstaat uit je tegenwoordige toestand. Moge mijn zegen het drievoudige zegel aanbrengen van macht, wijsheid en liefde van de drie goddelijke Personen. Moge die je kracht herstellen, je genezen en verrijken. En om je te omgeven met bescherming zegen Ik alle dingen door Mij geschapen zodat je die met mijn zegen terug zult krijgen. Ik zegen voor jou het licht, de lucht, het water en het voedsel zodat je op deze wijze gehuld zult zijn in mijn zegen en erdoor beschermd. Maar omdat jullie, gevallen schepselen, zo’n zegen niet verdienen, wil Ik mijn Moeder gebruiken zodat Zij, als Ik Haar zegen zal dienen als een kanaal voor mijn zegen voor jullie. Daarom wil Ik schepselen die antwoorden en de zegen uitwisselen. Maar arme Ik! In plaats van mijn zegen te beantwoorden reageren zij met beledigingen en vloeken. Om deze reden, mijn dochter, kom in mijn Wil en zwevend op de vleugels van alle geschapen dingen, geef hun allen het zegel van de zegen die allen Mij verschuldigd zijn en breng al hun zegen naar mijn gewonde en tedere hart”. Nadat ik dit deed, zei Jezus als beloning; “Mijn lieve dochter, Ik zegen je op een bijzondere wijze. Ik zegen je hart. Ik zegen je brein, je beweging, je woorden, je ademhaling. Ik zegen alles van jou en alles wat je toebehoort”.


deel 14 – 6 juli  1922

Hierna ging ik door met de Uren van de Passie en overwoog het Laatste Avondmaal toen mijn lieve Jezus in mij bewoog en me aanraakte met de top van zijn vinger. Toen riep Hij me hardop van binnenuit - zo hard dat ik Hem met mijn oren hoorde en ik zei bij mezelf: “Wat zou Jezus willen dat Hij zo hard roept?” En Hij zei: “Ik kon je aandacht niet trekken. Ik moest hard roepen om je te laten luisteren. Luister, mijn dochter, toen Ik het Laatste Avondmaal instelde, zag Ik en riep Ik allen om naar Me toe te komen – alle generaties, van de eerste tot de laatste mens, zodat Ik iedereen het sacramenteel leven kon geven en niet één keer maar net zo dikwijls als de mens lichamelijk voedsel nodig heeft. Ik wilde Mijzelf tot voedsel van hun zielen maken. Maar Ik voelde Me misbruikt toen Ik besefte dat dit, mijn sacramenteel leven, werd ingesloten door onverschilligheid, onachtzaamheid en zelfs door meedogenloze dood. Ik voelde al de wreedheid van de dood van mijn sacramenteel leven en wel zo pijnlijk, zo herhaaldelijk. Maar dan keek Ik er beter naar en gebruikt makend van de kracht van mijn Wil, riep Ik alle zielen rondom Mij die zouden leven in mijn Wil en oh, hoe gelukkig voelde Ik Me. Ik voelde Me omgeven door deze zielen die de kracht van mijn Wil hadden opgenomen en voor wie mijn Wil het centrum van hun leven was. Ik zag in hen mijn eigen onmetelijkheid. Binnen in hen voelde Ik Mezelf beschermd tegen alle schepselen en Ik vertrouwde hun mijn sacramenteel leven toe. Ik bracht mijn sacramenteel leven in hen onder, niet alleen om hen dat te laten koesteren, maar ook om hen Mij te laten uitwisselen met een leven van hun zelf voor iedere geconsecreerde Hostie. Dit is voor hen natuurlijk om te doen omdat mijn sacramenteel leven haar leven ontleent aan mijn eeuwige Wil die deze zielen hebben als hun levenscentrum. Daarom, als mijn sacramenteel leven binnen hen wordt gevormd, handelt dezelfde Wil die binnen in Mij handelt ook binnen in hen. Terwijl Ik hun levens binnen in mijn sacramenteel leven ervaar, worden hun levens in iedere hostie vermenigvuldigd. En Ik ervaar dat zij Mij wederkerig leven voor leven schenken.

Oh, hoe jubel Ik als Ik jou zie als de eerste ziel die Ik op een bijzondere manier riep om in mijn Wil te leven. Ik vestigde in jou het eerste van mijn sacramentele levens en Ik vertrouw je toe aan de kracht en onmetelijkheid van mijn verheven Wil zodat Die je geschikt zal maken om deze uitstorting te ontvangen. Vanaf dat moment was jij voor Mij aanwezig. En Ik maakte je tot de schatkamer van mijn sacramenteel leven en in jou al degenen die zouden leven in mijn Wil. Ik gaf jou het beheer over alles, en juist daarom omdat mijn Wil boven alles gaat, zelfs boven de apostelen en de priester. Het is waar dat ze Mij consecreren, maar hun levens blijven niet verenigd met het mijne. Sterker nog, zij verlaten Mij, zij vergeten Mij en dragen geen zorg voor mijn tegenwoordigheid. De zielen die in mijn Wil leven zijn daarentegen leven binnenin mijn eigen leven en daarom onafscheidelijk van Mij. Daarom heb Ik je zo lief. Het is mijn eigen Wil in jou die Ik liefheb”.


deel 14 – 10 juli  1922

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik mijn lieflijke Jezus binnen in me, maar zo werkelijk dat ik voelde hoe Hij mijn hart zo vast greep dat het pijn deed. Toen omklemde Hij mijn nek in een verstikkende omhelzing. Vervolgens nam Hij plaats op mijn hart met een gebiedende en bevelende uitdrukking. Ik voelde me tot niets terug gebracht en toen kwam ik weer tot nieuw leven onder zijn bevel. Maar wie kan zeggen wat Hij teweeg bracht in mijn innerlijk wezen en hoe ik dat ervaarde. Het is beter daar niet over te spreken. Toen ik zijn werkelijke tegenwoordigheid binnen in mij bleef ervaren zei Hij: “Mijn dochter, stijg op, stijg op, hoger en hoger... zo hoog dat je de schoot van de Godheid bereikt. Jouw leven zal zijn temidden van de goddelijke Personen. Kijk, om je dit te laten bereiken heb Ik mijn leven in jou gevormd en Ik heb mijn eeuwige Wil ingesloten in alles wat je doet zodat die stroomt in alles op een prachtige en verrassende wijze. Mijn Wil handelt in jou in één voortdurende en actuele act. Omdat Ik mijn leven in jou heb gevormd en mijn Wil handelt in jou en in jouw acten, is jouw wil door de Mijne ingeprent en overgebracht in de Mijne. Zo heeft mijn Wil leven op aarde.

Nu is het nodig voor jou om jezelf te verheffen en mijn leven, mijn Wil met je mee te nemen, zodat mijn Wil op aarde en mijn Wil in de Hemel zich kunnen vermenigvuldigen. Daar in de schoot van de Godheid zal je enige tijd leven en je wil zal samen met de Mijne handelen om jouw wil uit te breiden zoveel als mogelijk voor een schepsel. Dan zul je opnieuw afdalen naar de aarde en je neemt de kracht en de wonderen van mijn Wil met je mee. Hun tegenwoordigheid in jou zal schepselen schokken, zal hun ogen openen en velen zullen de betekenis van het leven in mijn Wil leren kennen. Zij zullen weten wat het betekent leven in gelijkenis met hun Schepper. Dit zal het begin zijn van de komst van mijn Rijk op aarde en de uiteindelijke vervulling van mijn Wil.

Denk je dat het iets kleins is om te leven in mijn Wil. Niets lijkt daarop en er is geen heiligheid die het benadert. Het is werkelijk leven, geen illusie, niet een verzinsel van de verbeelding. Dit leven van Mij leeft niet alleen in de ziel maar ook in het lichaam. Weet je hoe dit leven van Mij wordt gevormd? Eerst wordt mijn eeuwige Wil de wil van de ziel. En dan bevatten de hartkloppingen binnenin mijn hart mijn leven. De liefde van de ziel, haar verdriet en al haar acten gedaan in mijn Wil vormen mijn Mensheid. Deze doen Mij zo veel groeien binnenin de ziel dat Ik niet verborgen kan blijven en de ziel moet wel mijn tegenwoordigheid ervaren. Voel je Mij niet leven binnenin jou? Daarom heb Ik je verteld dat er niets bij benadering lijkt op de heiligheid van leven in mijn Wil. Alle andere heiligheid zijn maar kleine lichtjes, maar deze nieuwe heiligheid zal een grote zon zijn overgebracht in de Schepper”.

Alleen uit gehoorzaamheid en met grote weerzin wil ik zeggen hoe ik Jezus binnenin mij waarneem. Ik zie Hem bijna zichtbaar, op de plaats waar mijn hart moet zijn. Soms ervaar ik dat Hij bidt en dikwijls hoor ik Hem met mijn oren als ik samen met Hem bid. Als Hij lijdt voel ik zijn moeizame ademhaling en ik ervaar Hem in mijn eigen ademhaling, zo sterk dat ik me genoodzaakt voel om met Hem op dezelfde wijze te ademen. Dan, omdat alle schepselen zich binnenin Hem bevinden, ervaar ik hoe zijn adem zich uitbreidt als leven naar al de bewegingen en de adem van mensen en ik verspreid mezelf samen met Hem. Soms voel ik Hem kreunen in doodsangst en andere keren ervaar ik hoe Hij zijn armen beweegt als Hij die uitstrekt in de mijne. Op andere momenten slaapt Hij en laat Hij binnenin mij een diepe stilte achter. Maar wie kan dit alles verwoorden? Jezus alleen kan zeggen wat Hij binnenin mij teweeg brengt. Ik kan het niet in woorden omzetten. Alleen uit gehoorzaamheid heb ik dit geschreven, met grote zielepijn en bang mijn Jezus te mishagen. Hij is verdraagzaam als ik niet onder gehoorzaamheid sta. Maar als gehoorzaamheid het eist moet mijn enige antwoord Fiat zijn. Anders zou Hij me tot niets terugbrengen.


deel 14 – 14 juli  1922

In mijn gebruikelijke toestand bracht mijn lieve Jezus me buiten mezelf zelfs naar de boezem van de Eeuwige. Bij gebrek aan woorden ben ik niet in staat om te zeggen wat ik ervaarde en verstond terwijl ik daar rond zweefde.
Toen zei mijn altijd lieflijke Jezus: “Geliefde dochter, van mijn Wil, Ik heb je naar de boezem van onze Godheid gebracht zodat jouw wil meer zou opgaan in onze Wil en zodat die zal delen in onze wijze van handelen. Onze Godheid neigt van nature naar de schepping. Zij doet niets anders dan voortdurend scheppen. Alles wat Wij scheppen heeft ook van binnenuit het vermogen om te scheppen. De zon brengt licht voort in het menselijke oog. In iedere act en in iedere stap lijkt die zich te vermenigvuldigen voor iedere mens, voor iedere plant en voor ieder punt van de aarde. Als die dit vermogen niet had, deze band met zijn Schepper als voortbrenger, kon de zon nooit licht geven aan allen en nooit beschikbaar zijn voor allen. Een bloem brengt andere bloemen voort, gelijk aan zichzelf. Een zaadje brengt ander zaadjes voort. Mensen brengen andere mensen voort. Alles draagt in zich het vermogen tot voortplanting van hun Schepper zoals Wij (de goddelijke Personen) van nature geneigd zijn Ons voort te planten en wezens voort te brengen gelijk aan Onszelf.

Daarom heb Ik jou naar onze boezem geroepen: zodat als je met Ons leeft, je wil zich in de Onze kan verspreiden kan groeien en samen met Ons heiligheid, licht, liefde kan voortbrengen zodat je wil, als die zich samen met Ons in alle schepselen vermenigvuldigt, in anderen kan voortbrengen wat die van Ons heeft gekregen. Het enige wat Ons te doen staat in de Schepping heeft te maken met onze Wil: namelijk dat die in schepselen handelt zoals die handelt in Ons. Onze liefde wil onze Wil vanuit onze boezem verplaatsen in schepselen. Zij gaat op zoek naar iemand die geschikt is om die te ontvangen, die die wil erkennen en koesteren. Jij bent zo iemand. Daarom heb je zoveel genaden gekregen, zo veel uitingen betreffende mijn Wil. De heiligheid van mijn Wil vereist dat, voor die wordt geplaatst binnen een ziel, die ziel haar leert kennen, lief heeft en vereert. Dan kan die binnen de ziel al zijn vermogen en kracht ontwikkelen en de ziel zal in de gunst proberen te komen door onze eigen genaden. Alles wat Ik met je doe is alleen de woning voor mijn Wil voorbereiden en tooien. Wees daarom aandachtig. Hier in onze boezem zul je onze wegen beter leren kennen en je zult al de voorrechten krijgen die bestemd zijn voor de plannen die We met jou hebben”.


deel 14 – 16 juli  1922

Mijn biechtvader zei me alles van mijn geschriften te kopiëren wat de gezegende Jezus me had gevraagd op te schrijven over de verschillende vermogens en Ik leed eronder. Het was een martelaarschap te denken dat zij zouden publiceren wat Jezus me had gezegd. Dus toen de gezegende Jezus kwam, zei ik: “Mijn liefde, dit martelaarschap is alleen voor mij: dat ik het instrument moet zijn om bekend te maken wat U me duidelijk hebt gemaakt. Nog erger, bij het bekend maken wat U me hebt gezegd moet ik met bepaalde dingen mezelf bloot geven. Ach, mijn Jezus, wat een martelaarschap! En toch, hoewel met grote zielepijn ben ik genoodzaakt te gehoorzamen. Geef me kracht. Help me! Alleen voor mij is dit martelaarschap! U hebt zo veel tegen anderen gezegd, U hebt hun zoveel genaden geschonken, maar niemand heeft daar iets van geweten. En als er iets bekend is geworden is het na hun dood geweest. Al het andere werd meegenomen in hun graf. Ach, alleen ik moet dit martelaarschap ondergaan!”
Een en al goedheid zei Jezus: “Mijn dochter, schep moed, raak niet overmand. Ook hierin zal Ik met je zijn. In tegenwoordigheid van mijn Wil, moet jouw wil verdwijnen. Bovendien, de reden hierdoor is dat de heiligheid van mijn Wil bekend wil worden. De heiligheid van het leven in mijn Wil heeft geen pad, geen sleutel of kamers. Het doordringt alles. Het is als de lucht die men inademt – een lucht die allen kunnen en moeten inademen. Het is voldoende voor een ziel om het te verlangen en zijn eigen menselijke wil opzij te zetten voor de Goddelijke Wil, om zichzelf toe te staan ingeademd te worden door de ziel, om de ziel leven te geven, het de effecten te geven en al de weldaden van het leven in mijn Wil. Maar als Die niet bekend is, hoe kunnen zielen zulk een heilige wijze van leven dan liefhebben en verlangen. Leven in mijn Wil is de grootste glorie die schepselen Mij kunnen geven.

De heiligheid van de ander deugden is tamelijk bekend in de Kerk en wie het wil kan deze heiligheid overnemen. Daarom voel Ik Me niet gedwongen om die meer bekend te maken. De heiligheid van het leven in mijn Wil, de uitwerking, de waarde die het bevat, deze laatste penseelstreek die mijn scheppende hand schepselen wil geven om hen om te vormen in zijn gelijkenis is nog steeds niet bekend. Dat is de reden dat Ik het zo dringend vind om alles bekend te maken wat Ik je heb verteld. Als je dit niet zou doen, zou je mijn Wil inperken. Je zou de vlammen in Mij die Mij verteren uitdoven, je zou de volmaakte glorie voor Mij uitstellen die de hele schepping Mij verschuldigd is.
Maar Ik wil dat alles ordelijk verloopt. Eén woord of komma die ontbreekt, één verwijzing, één half afgemaakt hoofdstuk, zou eerder de kennis van het leven in mijn Wil vertroebelen, dan schepselen verlichten. In plaats van Mij glorie en liefde te schenken zouden schepselen onverschillig blijven. Wees daarom aandachtig. Ik wil dat wat Ik je heb verteld volledig bekend wordt gemaakt”. Toen zei ik: “Maar om uw aandeel helemaal over te brengen, ben ik genoodzaakt iets van mijn aandeel te vernoemen”. Jezus antwoordde: “Wat bedoel je daarmee? Als we deze weg samen hebben gedaan waarom wil je dan dat Ik alleen naar voren kom? Bovendien, wie moet Ik aanwijzen, wie moet Ik tot voorbeeld maken om te volgen als zij die Ik heb getraind en die de weg kent om te leven in mijn Wil, niet bekend wil worden? Mijn dochter, dit is absurd”. Ach Jezus, in wat voor labyrint plaatst U mij! Ik voel de dood naderen, maar ik hoop dat uw Fiat me kracht zal geven! “Precies, zet je eigen wil opzij en mijn Fiat doet alles”.


deel 14 – 20 juli  1922

Terwijl ik voortging in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd beminnelijke Jezus en stortte me zo diep in zijn Wil dat ik, hoe ik ’t ook probeerde, er niet uit kon komen. Ik voelde me als iemand die zich vrijwillig vanuit een kleine beperkte ruimte begeeft in een die oneindig is. Hij ziet de enorme afstand en ziet zelfs niet waar die eindigt. Niettemin acht die zichzelf gelukkig en laat het idee varen om terug te keren naar haar kleine plek. Terwijl ik zwom in de onmetelijke zee van de Goddelijke Wil, zei mijn lieve Jezus: “Zeer geliefde dochter van mijn Wil, Ik wil je maken tot iemand die mijn leven herhaalt. Leven in mijn Wil moet in de ziel alles overplanten wat mijn Wil deed en wat die Me liet lijden in mijn Mensheid. Mijn Willen verdraagt geen ongelijkheid. Mijn eeuwige Wil liet mijn Mensheid net zo dikwijls sterven als er schepselen het levenslicht zagen en mijn Mensheid aanvaardde al die keren met zoveel liefde dat het eeuwige Willen voor ieder van die keren dat Ik stierf, een merkteken aan bracht op mijn Mensheid. Wil je dat Ik al deze merktekens afdruk op jouw wil in zoverre dit mogelijk is, zodat jij die zult ondergaan en mijn sterven zult navolgen. Ik antwoordde:’Fiat’ (Het zij zo). Toen gebruikte Jezus op meesterlijke wijze zijn Wil om ontelbare merktekens van de dood op mijn mensheid aan te brengen en tegelijkertijd zei Hij: “Wees aandachtig en sterk terwijl je dit sterven dikwijls ondergaat en nog veel meer, omdat vanuit dit sterven telkens leven zal opborrelen voor zo veel andere schepselen”.

Terwijl Hij dit zei, raakte Hij me aan met zijn eigen scheppende handen en door dit te doen ontstond er zo’n beangstigende smart in mij dat ik dodelijke pijnen voelde. Hij ontwortelde mijn hart en verwondde het op talloze wijzen, soms met vurige pijlen, dan met pijnen van ijs die me deden klappertanden van de kou. Dan kneedde Hij het zo hard als om het onbeweeglijk te maken. Wie kan verwoorden wat Hij deed. Alleen Hij kan zeggen wat Hij deed. Ik voelde me verpletterd en vernietigd en ik was bang dat ik niet genoeg kracht had om het te verdragen. Dan, als om rust te zoeken van de smarten die Hij me had aangedaan zei Jezus: “Waar ben je bang voor? Kan het zijn dat je bang bent dat mijn Wil onvoldoende zal zijn om je te ondersteunen in de smarten die Ik je op wil leggen? Of vrees je dat je buiten de grenzen van mijn Wil zult gaan? Dat zal nooit gebeuren. Zie je niet hoe veel uitgestrekte zeeën mijn Wil om je heen heeft verspreid? Jij zelf kunt geen weg vinden om eruit te raken. Al de waarheden, de effecten, de waarde en de kennis die Ik jou heb geopenbaard zijn even zo veel zeeën geweest rondom jou.

Wees moedig, mijn dochter, dat is nodig om te leven in de heiligheid van mijn Wil, een heiligheid die gebaseerd is op het scheppen van gelijkenis tussen Mij en de ziel. Ik deed dit met mijn Moeder. Ik sloot Haar niet uit van deelname aan zelfs de minste smart, ook niet van een act of iets goeds wat Ik deed. Eén Wil verenigde Ons, zodat wanneer Ik de dood onderging, de smarten of handelde, Zij stierf, leed en handelde samen met Mij. Haar ziel moest een getrouwe kopie zijn van Mijzelf zodat Ik, als Ik naar Haar keek, een ander Ik zag. Welnu, Ik wil met jou doen wat Ik met mijn Moeder deed in zoverre jij daartoe in staat bent.
Het is nodig dat mijn Wil door middel van een ellendig schepsel kan leven en handelen op aarde. Maar hoe zou mijn Wil dit werkzame leven kunnen leven als Die niet zou geven wat Die bevat en wat mijn Mensheid deed lijden? Mijn Wil vond waarlijk werkzaam leven in Mij en in mijn onafscheidelijke Moeder. Nu wil Ik dat mijn Wil dat werkzame leven in jou heeft. Ik heb absoluut een schepsel nodig – dat is zo bepaald door mijn Wil”.

Ik voelde me verward over dit alles, maar ik begreep wat Jezus me zei en ik voelde steeds meer hoe mijn arme wezentje tot niets werd teruggebracht en vernietigd. Ik voelde me zo onwaardig dat ik bij mezelf dacht: “Wat maakt Jezus een grote fout... er zijn zoveel goede zielen die Hij zou kunnen kiezen!” Terwijl ik dit dacht bij mezelf, vervolgde Hij: “Arme dochter, je kleinheid loopt verloren naast Mij, maar zo heb Ik ’t beslist. Ik zou een ander schepsel kunnen kiezen, maar omdat je erg klein bent, heb Ik je laten opgroeien op mijn schoot als het ware. Ik heb je gevoed aan mijn boezem als een baby’tje. Zo ervaar Ik in jou mijn eigen leven. Ik heb mijn blik op je gevestigd, Ik heb steeds maar weer naar je gekeken en tevreden met wat Ik zag riep Ik de Vader en de heilige Geest om hetzelfde te doen. We hebben jou éénstemming uitgekozen. Daarom heb je geen andere keuze dan trouw te zijn aan Mij en om trouw te zijn aan Mij en met liefde het lijden, het leven, de effecten en al het andere te omarmen wat onze Wil verlangt”.


deel 14 – 24 juli  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus majestueus en met verrukkelijke liefde en Hij openbaarde mij alle generaties van de eerste tot de laatste mens, en ieder van hen was verbonden en gehecht aan mijn lieve Jezus. De band was zo sterk dat het leek of Jezus Zichzelf voor ieder schepsel ten leven riep, zodat ieder schepsel Jezus voor zichzelf alleen had. Jezus bood zijn leven aan om ieder lijden te ondergaan en iedere pijn die ieder schepsel ervaren had zodat Hij tot de hemelse Vader kon zeggen: “Mijn Vader, in ieder schepsel zult Gij een ander Ik vinden. Ik zal U voor iedereen geven wat U toekomt”. Terwijl ik dit overwoog zei mijn lieve Jezus: “Mijn dochter wil ook jij deze band aanvaarden met ieder wezen zodat je zult zijn zoals Ik?” Ik weet niet hoe, maar het voelde of het gewicht van alle schepselen op mijn schouders rustte en zich daar ontlaadde. Ik zag mijn onwaardigheid en mijn zwakte en ik voelde zo’n afkeer die me a.h.w. vernietigde. Uit medelijden nam Jezus me in zijn armen, bracht me dicht aan zijn hart en terwijl Hij mijn mond bij de wonde bracht die Hem doorboorde zei Hij: “Baby, mijn dochter, het bloed dat komt uit deze wond moet jou de kracht geven die jou ontbreekt. Houd moed, wees niet bang. Ik zal met je zijn. Wij zullen samen de last, het werk, de smarten en het sterven delen. Daarom raad Ik je aan aandachtig te zijn en trouw, omdat mijn genade wederzijds wil zijn. Als er geen wederkerigheid is, is er geen noodzaak om af te dalen. Wat heeft het voor zin om je ogen open of dicht te doen? Geen zin.

Concentreer je op het grote goed ze open te houden en op de schade als je ze sluit. Als ze open zijn, vullen je ogen zich met licht en met zon. Dit licht maakt het mogelijk dat je handen werken en je voeten lopen, veilig zonder te struikelen, de goede dingen makkelijk te onderscheiden zijn van de slechte. Je kunt de dingen ordenen, je kunt lezen, schrijven en wat heeft het voor zin om al deze goede dingen te verliezen? Simpel weg door je ogen te sluiten. Dan kunnen je handen niet langer in actie komen, je voeten kunnen niet mee lopen. En als ze dat doen, lopen ze het risico te struikelen omdat de mens de dingen niet langer kan onderscheiden. En hij wordt teruggebracht tot een staat van onvermogen. Dat bedoel Ik met wederkerigheid: eenvoudigweg de ogen van de ziel openen. Wanneer de mens die opent, kan licht zijn brein binnendringen. En mijn beeld wordt geprojecteerd op al wat hij doet, door een trouwe kopie van Mij te maken. Zo iemand ontvangt voortdurend licht van Mij en dat verandert heel zijn wezen in licht. Als er daarentegen geen wederkerigheid is brengt de mens zijn ziel in duisternis en zij is tot niets in staat!”


deel 14 – 28 juli  1922

Ik voelde me helemaal opgenomen in zijn allerheiligste Wil, toen mijn lieve Jezus bij me kwam en zei: “Mijn dochter, verenig je intellect met het mijne zodat jouw intellect kan stromen in het intellect van alle schepselen en zodat het verbonden kan worden met ieder van hun gedachten. Aldus zullen zij in staat zijn hun gedachten te vervangen door een zelfde aantal gedachten in mijn Wil en Ik zal de glorie krijgen alsof al de gedachten op een goddelijke wijze worden gevormd. Breid je wil uit in de mijne. Niets moet ontsnappen uit het net van jouw wil en mijn Wil. Mijn Wil in Mij en mijn Wil in jou moeten zich verenigen en zich verheugen in dezelfde grenzeloosheid. Maar Ik heb jouw wil nodig die Mij toestaat om zich uit te breiden om verspreid te worden in mijn Wil zodat geen geschapen ding zal ontsnappen. Dus in alle dingen wil Ik de echo horen van de Goddelijke Wil binnen de menselijke wil en daardoor mijn gelijkenis in jou teweeg brengen.

Mijn dochter, Ik onderging een tweevoudige dood voor ieder sterven dat schepselen door maakten: een sterven uit liefde en één uit verdriet. Toen Ik schepselen schiep, schiep Ik in hen een structuur van liefde zodat niets dan liefde van hen uit zou gaan. Dit is in zoverre terecht dat mijn liefde en hun liefde bestemd waren verweven te raken in voortdurende stromen. De mens schoot niet alleen tekort in liefde voor Mij maar, ondankbaar als hij is, beledigde hij Mij. Daarom moest Ik een dood van liefde aanvaarden voor ieder schepsel om bij mijn Vader hun gebrek aan liefde goed te maken, als aanvulling op een sterven van verdriet om de beledigingen van schepselen goed te maken”.

Toen Hij dit tegen me zei, zag ik mijn lieve Jezus in vuur en vlam met een liefde die Hem verteerde en Hem bracht tot het punt van sterven voor ieder schepsel. Bovendien zag ik dat iedere gedachte, woord, beweging act en stap als vlammen waren die Jezus verteerde maar tezelfdertijd gaven zij Hem leven. Toen vervolgde Jezus: “Zou je niet op Mij willen lijken? Zou je niet sterven uit liefde willen aanvaarden zoals je het sterven van verdriet accepteerde?” Ik antwoordde: “Ach, mijn Jezus, ik weet niet wat er is gebeurd. Ik voel nog steeds een grote weerzin dat ik het sterven van verdriet heb aanvaard. Hoe zou ik het sterven uit liefde kunnen aanvaarden wat me zelfs nog erger lijkt? Ik beef al louter bij de gedachte. Mijn arme natuur moet meer vernietigd worden, meer te niet gedaan. Help me. Geef me kracht, want ik voel dat ik niet verder kan.

Toen vervolde Jezus, één en al goedheid: “Het is al beslist. Mijn arme dochter, wees moedig, vrees niet, word zelfs niet verontrust over de weerzin die je ervaart. Bovendien, om je in vertrouwen te nemen, Ik zeg je dat zelfs dat een deel is van mijn gelijkenis. Weet dat mijn Mensheid heilig en bereid om te lijden, deze zelfde afkeer ondervond. Maar het was niet mijn afkeer. Het was de weerzin die alle schepselen voelden om het goede te doen en het lijden te aanvaarden wat zij verdienden. Ik moest dit lijden aanvaarden dat Me zo kwelde om in schepselen de neiging in te druppelen om het goede te doen en hun lijden te milderen. Zo groot was die afkeer dat Ik in de hof van olijven uitriep tot de Vader: ‘Als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan’. Maar denk je dat Ik dat uitriep? Oh, nee! Je hebt het mis als je dat denkt. Ik hield van het lijden tot dwaasheid toe. Ik wilde graag sterven om leven te geven aan mijn kinderen.

Dat was de kreet van de hele mensenfamilie die gezamenlijk echoode in mijn Mensheid. Samen met hen riep Ik tot driemaal toe uit: ‘Als het mogelijk is, laat deze kelk aan Mij voorbijgaan’. Ik riep dat uit namens de hele mensheid in zoverre de hele mensheid deel uitmaakte van Mij en Ik voelde Me bedrukt en verpletterd. Dus de afkeer die jij ervaart is niet van jou. Het is de echo van mijn afkeer. Als het jouw afkeer was, zou Ik al afstand van je genomen hebben. Daarom mijn dochter, wil van Mij een ander beeld van Mijzelf scheppen en aanvaard... Ikzelf wil jouw wil vergroten en die verteren in de mijne om dit sterven uit liefde erin af te drukken”.
Terwijl Hij dit zei, drukte Jezus met zijn heilige hand dit sterven uit liefde af in mijn ziel en toen verdween Hij. Moge alles zijn voor de glorie van God.


deel 14 - 30 juni  1922

Zij gingen door met mijn geschriften te kopiëren in gehoorzaamheid mij opgelegd door mijn biechtvader, inclusief alles wat Jezus me zei over de deugden en wat ik wilde weglaten uit de kopieën. Toen kwam Hij en zei op een afkeurende toon: “Mijn dochter, waarom wil je Mij verbergen? Ben Ik het niet waard om vernoemd te worden? Als iemand iets goeds verteld, een gezegde, een act of een waarheid over een ander en de persoon niet wil vernoemen om het respect, de glorie of ’t prestige dat deze acten genieten niet te verliezen dan is dat omdat de bron als verachtelijk wordt beschouwd. Als de persoon daarentegen een goede reputatie heeft, respectabel en goed bekend staat, dan noemt men de naam van die persoon eerst om wat is gezegd of gedaan op te laten vallen en te versterken en alleen nadien vernoemt men het gezegde of de act zelf. Daarom, verdien Ik ’t niet om genoemd te worden vóór mijn woorden worden verteld? Oh, hoe armzalig behandel je Mij! Ik had deze geringschatting nooit van jou verwacht, nadat Ik zo grootmoedig voor jou was. Ik heb je zo veel dingen geopenbaard over Mijzelf. Ik heb zo veel van mijn intieme dingen verteld – nieuwe openbaringen over mijn Wil die Ik nooit aan iemand bekend heb gemaakt. Je zou meer bereid moeten zijn om Mij bekend te maken, maar je bent daarentegen zo gesloten. Andere zielen, vol ijver om Mij bekend en geliefd te maken zouden met trompetgeschal alles willen verkondigen wat Ik hun had geopenbaard, zodat Ik bekend en geliefd zou worden. Jij daarentegen wil Mij verbergen. Dit behaagt Mij echt niet”.
Verward en tot ’t uiterste vernederd zei ik: “Mijn Jezus, vergeef me. U hebt gelijk, maar ik voel zo’n weerzin. Mijn wil forceren om dat verbergen van mij af te leren, kwelt me. Heb medelijden met mij! Geef me kracht, geef me meer genade en geef me meer hartelijkheid zodat ik U nooit meer zo’n verdriet aan doe”. Jezus zei: “Ik zegen je zodat je hart meer genade moge krijgen en meer open mag zijn om Mij bekend en geliefd te maken”.


deel 14 - 2 augustus  1922

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me zo verward en gescheiden van mijn lieve Jezus dat ik zei toen Hij kwam: “Mijn liefde, hoe zijn de dingen veranderd voor mij. Voordien voelde ik me zo verenigd met U dat ik geen enkele scheiding tussen U en mij kon ontdekken. Zelfs in de kwellingen waaronder ik leed was U met me. Maar nu is alles juist het tegenovergestelde. Als ik lijd voel ik me van U gescheiden en wanneer ik U voor me zie of binnenin me, ziet U er uit als een rechter die me veroordeelt tot lijden en dood – en U deelt niet langer in de kwellingen die U zelf me gaf. Integendeel U zegt: Verhef je steeds meer en toch zak ik nog steeds weg.
Jezus onderbrak me en zei: “Mijn dochter, hoe misleid je jezelf. Dit gebeurt omdat je hebt geaccepteerd en Ik je heb getekend met het sterven en de kwellingen die Ik onderging voor ieder schepsel. Mijn Mensheid bevond zich ook in pijnlijke omstandigheden. Mijn Mensheid was niet te scheiden van mijn Godheid, maar mijn Godheid kon niet geraakt worden door verdriet en was niet in staat zelfs een schaduw van pijn te ervaren. Dus mijn Mensheid was alleen in zijn lijden. Mijn Godheid was louter toeschouwer bij de smarten en het sterven dat Ik ondervond. Integendeel, mijn Godheid was een onverbiddelijke rechter die betaling eist voor iedere ellende van ieder schepsel. Oh hoe beefde mijn Mensheid! Toen Ik zag hoe Ik bedekt was met de schuld van allen en met de kwellingen en het sterven dat ieder schepsel verdiende, werd Ik verpletterd voor dat Licht en die verheven Majesteit. Het was de grootste kwelling van mijn leven: in onafscheidelijke eenheid met de Godheid was Ik in mijn kwellingen alleen en als vervreemd van de Godheid. Als Ik je geroepen heb tot gelijkenis met Mij, waarom verwonder je je dan, dat je je tegelijkertijd binnen in Me voelt? Je ziet Me ook als een toeschouwer bij de kwellingen die Ik zelf je heb opgelegd en je voelt je gescheiden van Mij. Deze kwelling van jou is niets anders dan de schaduw van mijn kwelling. Net zoals mijn Mensheid in feite nooit werd gescheiden van mijn Godheid, zo verzeker Ik je ook dat je nooit gescheiden wordt van Mij. Je voelt alleen de uitwerking van de scheiding, maar op die momenten, meer dan op ieder ander moment wordt Ik een enkel wezen met jou. Wees daarom moedig, wees trouw en vrees niet”.
deel 14 – 6 augustus  1922

Ik was totaal opgenomen in de heilige Wil van God. Toen mijn lieve Jezus kwam en zei: “Mijn dochter, alle dingen zijn voor Mij in balans: de Hemel zowel als de aarde. Mijn Wil bewaart een volmaakt evenwicht. Mijn evenwicht draagt in zich orde, beheer, eendracht en harmonie. Alles harmoniseert met elkaar als één geheel. Orde geeft evenwicht en evenwicht brengt gelijkenis. Daarom is er zo veel harmonie, orde en gelijkenis in de drie goddelijke Personen. Alle geschapen dingen zijn in harmonie: het ene handelt als voeding, kracht en leven van het andere. Als maar één geschapen ding in gebreke blijft in het bewaren van deze harmonie, dan geraken alle andere van hun plaats en worden verwoest. Alleen de mens ging van Ons weg – uit het evenwicht van onze Wil. Oh, hoe is de mens afgedwaald: van zijn plaats in den hoge viel hij in de afgrond. Zelfs met heel de Verlossing is de hele mensenfamilie er niet in geslaagd om terug te keren naar zijn oorspronkelijke toestand. Dit geeft aan dat het ergste wat bestaat is zich terug te trekken uit het evenwicht van onze Wil: het komt erop neer je zelf te storten in chaos, wanorde en in een oceaan van alle ellenden.

Welnu, mijn dochter, daarom heb Ik jou op een bijzondere wijze geroepen tot dit evenwicht van mijn Wil zodat jouw leven daarin het begin zal zijn van het leven waarin al de acten van een ontregelde mensheid weer zullen terugkeren naar haar evenwicht. Door te leven in mijn Wil zul jijzelf evenwicht vinden. Je zult in een geordende staat leven en in volmaakte harmonie met Ons en met al het geschapene. Als alles op elkaar wordt afgestemd zullen Wij in jou – en in ieder ander die leeft en handelt in onze Wil – de orde en harmonie ervaren van alle intelligenties, alle woorden, alle acten en alle stappen van degenen die zich bewegen binnen de grenzen van onze Wil. Wij willen jouw acten in onze Wil aanstellen tot bestuurders van de acten van al de anderen en tot herstel van de chaos van de ongelukkige mensheid. Zoals een zegel de afzender van een boodschap aangeeft, zo zal iedere act gedaan in onze Wil een zegel zijn die de orde en het evenwicht aangeeft dat Wij willen ontvangen van al de rest. Je hebt veel te doen in onze Wil. Je zult Ons al de overwinningen en al de harmonie bezorgen. Onze Wil zal voorzien in alles wat schepselen nodig hebben om deze veroveringen tot bij Ons te brengen en in alles wat zij nodig hebben om het evenwicht te herstellen in de menselijke wil die zo geschonden is doordat zij zich teruggetrokken heeft uit onze Wil”.


deel 14 – 12 augustus  1922

Ik voelde me bedrukt en vol verdriet. Alleen mijn lieve Jezus weet hoeveel, want Hij onderzoekt iedere vezel van mijn arme hart en ziet daar de intensiteit van mijn kwelling. Uit medelijden met mij kwam Hij dan en hield me in zijn armen en zei: “Mijn dochter, houd moed. Ik ben bij je. Waar ben je bang voor? Heb Ik je ooit in de steek gelaten? Als je een hekel hebt aan de geringste scheiding van mijn Wil. Ik heb nog veel meer een hekel aan niet met jou te zijn en niet het leven te zijn van elk van jouw acten en kwellingen.

Weet dat mijn Wil van het zuiverste goud is. Voordat de draad van je menselijke wil zo intiem kan verweven worden met mijn Wil dat zij niet van elkaar onderscheiden worden, moet die omgezet worden in het zuiverste goud. Dit kan alleen door offers en lijden wat de draad van de menselijke wil verteert en verandert in een draad van goddelijk goud. Dan zal deze draad van je menselijke wil zich verenigen met Mijn Wil in het grote wiel van de eeuwigheid. Het zal alle plaatsen bereiken en overal ontmoetingen hebben. Maar als mijn Wil van goud is en die van jou van ijzer, zal je beneden blijven en mijn Wil zal niet afdalen om zich met de jouwe te verenigen. Als je twee gouden voorwerpen neemt met ieder zijn eigen vorm en die smelt, zul je één enkel voorwerp kunnen scheppen waarbij het onmogelijk zal zijn om het goud van het ene te onderscheiden van het goud van het andere. Maar als één voorwerp wordt gemaakt van goud en het andere van ijzer zullen de twee metalen niet één worden. Het zal onmogelijk zijn om van hen één enkel voorwerp van goud te maken. Alleen het offer verandert de natuur van de menselijke wil.
Een offer is als een brandend vuur dat doet smelten en wegteren. Het offer is heilig en heeft de kracht de Goddelijke Wil in te wijden in de menselijke wil. Het offer is genade en drukt met zijn bekwaam penseel de vorm en de goddelijke trekken in. Daarom neemt jouw verdriet toe: het zijn de laatste penseelstreken die nodig zijn voor de laatste uitbreiding en het verweven van jouw wil met de Mijne”.

Toen zei ik Hem: “Oh mijn Jezus, al mijn kwellingen die me lijken te vernietigen, verpletteren me niet, hoe pijnlijk ze ook zijn. Als U het wilt, laat ze toenemen. Maar U weet goed welke kwelling me echt verscheurt. En ik vraag om uw medelijden, alleen vanwege die kwelling want het komt mij voor dat ik die niet langer kan verdragen. Ach, help mij uit medelijden om me daarvan te bevrijden als het U behaagt. Jezus antwoordde: “Mijn dochter, Ik wil ook bij jou zijn temidden van deze kwelling. Ik wil je steun zijn en je mijn kracht geven zodat je het zult kunnen verdragen. Ik zou je kunnen behagen door het te verwijderen maar dat zou onjuist zijn. Het zou een wanklank zijn als een zo verheven werk, een zending zo subliem en uniek, om jou te roepen tot een leven in mijn Wil niet zou klinken doorheen het centrum van mijn Kerk. Bovendien breng Ik jou in deze toestand met mijn Wil, en door middel van jouw gehoorzaamheid aan één van mijn priesters. Maar als hij niet door wil gaan kan hij jou de gehoorzaamheid geven zodat je, uit gehoorzaamheid, met Mij overeenstemming zult bereiken. Maar als je vanuit jezelf handelt, vanuit je eigen wil, zullen wij, jij en Ik, ’t niet alleen niet eens zijn met elkaar maar je zult jezelf ook te schande maken. Zij moeten weten dat de wereld op een tijdbom zit. Als ze willen dat er vuur gespuwd wordt en dat alles in de as ligt, laat ze dan doen wat ze willen”.
Ik stond verstomd en was zelfs meer van streek dan voordien, maar ik had het voornemen om zijn allerheiligste Wil te doen en niet de mijne.
deel 14 – 15 augustus  1922

In mijn gebruikelijke toestand gaf ik me over in de armen van de allerheiligste Wil van God, toen mijn lieve Jezus zei: “Mijn dochter, je zult niet alleen al de acten van mijn Mensheid in mijn Wil vinden, acten die verweven zijn met alle schepselen, maar je zult ook alles vinden wat mijn lieve Moeder deed. Verweven met Mij, waren haar acten als één act met de mijne. Zo gauw Ik werd ontvangen in haar schoot, begon mijn Moeder zich te verweven met mijn acten. Omdat mijn Mensheid geen ander leven, voedsel of doel had dan de Wil van mijn Vader, had ook Zij geen ander doel dan mijn Vader’s Wil. De Wil van de Vader vloeide door alles heen en stelde Mij aan zoals een act van ieder schepsel om zijn rechten als Schepper voor de Vader te herstellen namens alle schepselen en om Mij aan alle schepselen te schenken als hun leven. Dus ook mijn Moeder herstelde voor de Vader zijn rechten als Schepper ten bate van alle schepselen. Zij gaf van Zich zelf aan de schepselen zodat allen, samen met mijn acten, als hun leven die van Haarzelf zouden ontvangen.
Welnu, in de Hemel omhelst Zij al de glorie van ieder schepsel. En mijn Wil geeft Haar zoveel glorie ten bate van ieder schepsel dat er geen glorie is die zij niet bevat, noch is er glorie die niet van Haar komt. Omdat Zij haar acten, haar liefde en haar smarten verstrengelde met Mij in mijn Wil, droeg ieder van deze acten bij tot haar stralende glorie. Daarom omhelsde Zij allen en stroomde door allen heen. Dit betekent leven in mijn Wil. Mijn geliefde Moeder zou nooit zoveel glorie hebben kunnen ontvangen als niet al haar acten in mijn Wil waren gevloeid. Deze acten maken Haar tot Koningin en Kroon van allen. Welnu, Ik wil jou in mijn Wil, zodat de verstrengeling niet zal plaats vinden met twee maar liever met drie. Mijn Wil wil jou zo uitbreiden dat het mogelijk zal zijn in één schepsel alle schepselen samen aan te treffen. Zie je het grote goed dat je zal overkomen, hoeveel glorie je Mij zal schenken en hoeveel heil je zult brengen aan allen?”


deel 14 – 19 augustus  1922

In mijn gebruikelijke toestand liet de lieve Jezus me wat van het verdriet en de dood doorstaan wat Hij leed voor iedereen en elk schepsel. Te oordelen naar de pijnen veroorzaakt door mijn geringe smarten, stelde ik me voor hoe gruwelijk en dodelijk zijn smarten moeten zijn geweest, toen Jezus me zei: “Mijn dochter, mijn smarten zijn onbegrijpelijk voor de menselijke natuur. Bovendien, zelfs de uiterlijke, fysieke pijnen van mijn Passie waren maar schaduwen en benaderingen van mijn inwendige pijnen. Mijn innerlijke pijnen werden toegebracht door een almachtige God en zelfs het minste vezeltje van mijn Wezen kan er aan ontsnappen. De pijnen van mijn Passie werden toegebracht door mensen die zonder almacht en alwetendheid niet in staat waren te doen wat zij wilden. Zij konden niet doordringen in al mijn inwendige vezels. Mijn inwendige pijnen werden zo geïncarneerd dat mijn Mensheid werd omgezet in doornen, spijkers slagen, wonden en martelaarschap, zo wreed dat ze Mij continu lieten sterven. Deze pijnen waren niet los te maken van Mij. Zij vormden mijn eigen leven.

De pijnen van mijn Passie daarentegen waren voor Mij uitwendig. Het waren doornen en spijkers die er in geslagen konden worden maar die ook, indien gewenst, konden worden verwijderd. Alleen al de gedachte dat een bron van pijn kan weggenomen worden geeft al verlichting. Maar mijn inwendige pijnen en smarten werden gevormd door mijn eigen vlees. De scherpte van een doorn of het binnen dringen van de nagels kon zelfs met een beetje verminderd worden. Mijn inwendige pijnen waren zo talrijk en zo groot dat Ik zou kunnen zeggen dat de fysieke pijnen van mijn Passie een bron van verlichting waren, kussen die werden gegeven op mijn inwendige pijnen, die samen genomen, uiteindelijk getuigden van mijn liefde – een liefde zo groot dat die over stroomde voor de redding van zielen. Mijn uitwendige pijnen waren als stemmen die allen uitnodigden binnen te gaan in de oceaan van mijn inwendige pijnen om hen te laten begrijpen tegen welke prijs Ik hun redding betaalde.
Welnu, nu je de interne pijnen lijdt die Ik in jou overbracht kun je misschien een beetje de voortdurende intensiteit van de mijne verstaan. Wees daarom moedig. Het is de liefde die Me aanzet om dit te doen”.


deel 14 – 23 augustus  1922

Ik leed en voelde me bedrukt en van binnen voelde het of mijn lichaam voortdurend opnieuw vernietiging onderging en ik vroeg Jezus me kracht te geven. En toen Hij kwam, nam Hij me in zijn armen om me nieuw leven te geven. Maar dit leven diende om me de gelegenheid te geven om opnieuw de dood te ondergaan en daarna weer een nieuw leven te beginnen. Toen zei Hij: “Mijn Wil omhelst alles en sluit in Zichzelf iedere pijn in, ieder martelaarschap en ieder smart door de eeuwen heen. Daarom omhelst mijn Mensheid alles, iedere pijn en ieder martelaarschap van het schepsel, omdat mijn leven niets anders was dan het leven van de Goddelijke Wil. Dit was noodzakelijk niet alleen om het werk van de Verlossing te voltooien, maar ook om Mij aan te stellen tot Koning van alle verdriet en pijn en tot hulp en kracht van alle martelaren. Als het martelaarschap, de pijnen en ’t verdriet niet in Mij zouden zijn, hoe zou Ik Mijzelf dan Koning van allen kunnen noemen en de bron van alle hulp, bijstand, kracht en genade die nodig zijn bij ieder verdriet van de schepselen? Om te geven is het nodig dat je bezit.

Daarom heb Ik je zo dikwijls verteld dat de zending om in mijn Wil te leven de grootste, de hoogste en de meest verheven zending is. Er is geen andere roeping die ook maar bij benadering vergelijkbaar is. De onmetelijkheid van mijn Wil zal ieder martelaarschap, iedere pijn en iedere smart tot voltooiing brengen. En mijn Goddelijke Wil zal de goddelijke kracht zijn die hen zal ondersteunen. De ziel die in mijn Wil leeft zal de bron vormen van martelaarschap, pijn en smart en zij zal aangesteld worden tot hun koningin. Zie je wat het betekent in mijn Wil te leven? Het betekent niet één martelaarschap maar alle martelaarschap, niet slechts één pijn of smart, maar alle pijn en smart. Daarom zal mijn Wil het leven van zo’n ziel zijn. Wie zou haar anders kracht schenken in zo veel lijden? En als het niet zo was, hoe zou je kunnen zeggen dat leven in mijn Wil de kracht is van de martelaren? Als de werkelijkheid van de pijn er niet zou zijn, hoe zou deze ziel de kracht kunnen zijn van iemand anders? Het zou alleen bij wijze van spreken zijn maar niet in werkelijkheid. Ik zie dat je bang bent om dit te horen. Nee wees niet bang. Zo veel martelaarschap, verdriet en pijn zal vergezeld gaan van ontelbare vreugden en genaden waarvan mijn Wil een onuitputtelijke bron zal vormen. Het is juist. Als Ik de bron van smart ben in de ziel die in mijn Wil leeft om zo de hulp te zijn voor de hele mensenfamilie is het ook juist dat Ik in haar het geluk vorm, de vreugden en de genaden. Maar er is een verschil: het lijden zal een einde kennen omdat hier op aarde alles eindig is. Hoe groot het lijden ook is, het is beperkt van duur. Maar de bron van geluk die van boven komt en goddelijk is, is bijgevolg zonder einde. Wees daarom moedig in mijn Wil te leven”.


deel 14 – 26 augustus  1922

Ik bekeek mijn geschriften nog eens die vanwege de gehoorzaamheid gekopieerd moesten worden. En deze gedachte kwam bij me op. Waarvoor dienen al deze offers? Wat voor goeds zal er uit voortkomen? En terwijl ik dit zei nam mijn goede Jezus mijn hand tussen de zijne en die stevig vasthoudend zei Hij: “Mijn dochter, zoals bloemen heviger hun geur afgeven als men ze aanraakt, zo geldt ook dat ze, als ze niet worden aangeraakt zij geen geur lijken te bevatten en de lucht niet wordt verrijkt door hun geur. Zo gaat het ook met mijn waarheden. Hoe meer mijn waarheden worden overwogen, gelezen, opgeschreven, besproken en overdacht des te meer geur geven ze af die iedereen bereikt, zelfs de Hemel. Ik ervaar de geur van mijn waarheden en Ik voel Me genoodzaakt er steeds meer te openbaren, als Ik zie hoe de al geopenbaarde waarheden al het licht en de geur verspreiden die zij bevatten. Als mijn waarheden niet worden verspreid, blijft hun geur en licht a.h.w. onderdrukt. Zij verspreiden zich niet en de waarde en het heil dat ze bevatten blijft zonder uitwerking. Ik voel Me bedrogen aangaande mijn doel waarmee Ik die openbaar. En dus, al zou je geen andere reden hebben dan Mij tevreden te stellen dat Ik de geur van mijn woorden zal ervaren, dan zou je gelukkig moeten zijn om het offer te brengen”.


deel 14 – 29 augustus  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand overwoog ik alles wat mijn lieve Jezus deed en leed om zielen te redden. En toen Hij kwam zei Hij: “Mijn lieve dochter, al wat mijn Mensheid deed – gebeden, woorden, werken, stappen en pijn – zijn er om aan de mens gegeven te worden. Maar wie ontvangt die? Wie krijgt de toevoeging van mijn werk. Hij die Mij benadert en bidt terwijl hij zich met Mij verenigt, ontvangt de toevoeging van mijn gebeden en het goede wat zij bevatten. Hij die spreekt en onderricht, verenigd met Mij, krijgt de toevoeging en de vruchten van mijn woorden. En op dezelfde wijze ontvangt degene die bidt en lijdt, terwijl hij met Mij verenigd is de toevoeging en het goede dat mijn werk en pijn inhoudt. En als dat niet zo zou zijn, dan zou al het goede dat Ik verkreeg voor het schepsel tijdelijk opgeschort blijven. En niet op Mij geënt, zou het schepsel niet gevoed worden door al het goede van mijn Mensheid dat Ik met zoveel liefde wil geven. Als er geen eenheid is blijft het goede van de een als dood voor de ander.

Stel je een wiel voor: het middelpunt ervan is mijn Mensheid. De spaken zijn alles wat Ik deed en leed. De cirkel waar al de spaken zich verenigen is de mensenfamilie die draait om het centrum heen. Als de omtrek ronddraait en geen steun krijgt van de spaken, kan het wiel niet het goede krijgen wat het centrum heeft. Oh, wat lijd Ik veel als Ik zie hoe al mijn goede dingen opgeschort worden en de ondankbare mensenfamilie die niet alleen niet ontvangt maar ze veracht en vertrappelt. Met zulk een enthousiasme ga Ik dan op zoek naar zielen die in mijn Wil willen leven om in hen de spaken van mijn wiel vast te maken. Mijn Wil zal hun de genade geven om de omtrek van het wiel te vormen en zij zullen het goede ontvangen dat door de anderen is verworpen en veracht”.


deel 14 – 1 september  1922

In mijn gebruikelijke toestand verscheen mijn altijd lieflijke Jezus moeizaam en bedrukt, maar wat Hem het meest bedrukte waren de vlammen van zijn liefde. Deze vlammen schoten uit Hem te voorschijn en overweldigden Hem, maar werden gedwongen om zich terug te trekken vanwege menselijke ondankbaarheid. Oh, hoe benauwd was zijn allerheiligste Hart en hoe verstikkend waren zijn eigen vlammen. Hij vroeg om troost. En dan zei Hij: “Mijn dochter, geef Mij verlichting want Ik kan niet meer verdragen. Mijn eigen vlammen verblinden Mij. Laat Mij je hart verwijden om daar mijn liefde onder te brengen en de smart van mijn liefde die afgestoten is. Ach, het lijden van mijn liefde overtreft al mijn ander lijden tezamen”.
En terwijl Hij dit zei, zette Hij zijn mond op mijn hart en blies zo krachtig dat ik het voelde uit zetten. Nadien raakte Hij het aan met zijn handen alsof Hij het nog meer wilde vergroten en Hij blies nog eens. Ik had het gevoel alsof het zou ontploffen maar Jezus bleef blazen. Nadat Hij het volledig gevuld had, sloot Hij het met zijn handen alsof Hij het verzegelde zodat er geen enkele hoop bestond dat ik wat zou ontlast worden en Hij zei: “Dochter van mijn hart, Ik wilde in jou mijn liefde en smart verzegelen zodat je zou kunnen ervaren hoe vreselijk de pijn is van in bedwang gehouden liefde, van afgesloten liefde. Mijn dochter, wees geduldig, je zult veel lijden. Het is zeer ernstig lijden, maar het is jouw Jezus, jouw Leven die deze troost bij jou zoekt”. Alleen Jezus weet wat ik leed en gewaar werd en daarom vind ik het ’t best er niet over te schrijven. Na de hele dag ’t gevoel te hebben gehad dat ik ging sterven, wilde mijn lieve Jezus, toen Hij ’s-avonds terug kwam, doorgaan met in mijn hart te blazen. Toen zei ik Hem: “Jezus, ik kan niet meer verdragen. Ik kan niet eens verdragen wat ik al heb. Hoe kunt U er nog meer in willen brengen? En Hij nam me in zijn armen om mij kracht te geven en zei: “Mijn dochter, wees moedig, laat me doorgaan, het is nodig. Als dat niet zo was, zou Ik je zo’n lijden niet geven. Het kwaad is zo duidelijk geworden dat het voor jou noodzakelijk is om erop gebrand te zijn om mijn pijnen te lijden als of Ik weer op aarde leefde. De aarde staat op ’t punt vlammen voort te brengen om het schepsel te corrigeren. Mijn liefde snelt toe om hem met de genade te bedekken. Maar omdat die verworpen is, is die veranderd in vuur om hem te corrigeren. Daarom bevindt de mensheid zich tussen twee vuren: vuur van de Hemel en vuur van de aarde. Het kwaad is zo onbeheerst dat deze twee vuren op ’t punt staan één te worden. En de pijn die Ik je moet laten lijden, stroomt er tussen in om die éénwording te stoppen. Anders zou de arme mensheid aan haar einde komen. Laat Mij daarom doorgaan. Ik zal bij je zijn om je kracht te schenken”.
En terwijl Hij dit zei, ging Hij verder met blazen. En niet in staat meer te verdragen, vroeg ik Hem mij te ondersteunen met zijn handen en me kracht te geven. Toen raakte Jezus me aan, nam mijn hart in zijn handen en rekte het zo fel op dat Hij alleen weet wat een lijden Hij veroorzaakte. En hiermee niet tevreden, kneep Hij in mijn keel met zijn handen zodat ik de botten en zenuwen in mijn keel gewaar werd en ik voelde me stikken. Hij liet me even in deze toestand en toen zei Hij vol tederheid: “Wees moedig; de huidige generatie is in deze toestand. De begeerten die overheersen zijn zo talrijk en veelvuldig en van dien aard dat schepselen erdoor gewurgd worden en door ondeugden nog walgelijker en vreselijker zijn. De verrotting en ’t slijk staat op zo’n niveau dat het hen gaat overweldigen. Daarom heb Ik jou de pijnen van verstikking in je keel laten ondergaan omdat dit ’t lijden is van de slotmomenten. Ik heb dit eerherstel van jou gevraagd omdat Ik niet langer aan kon zien hoe de mensheid stikt in zijn eigen zonden.
Maar weet dat Ik dit lijden ook onderging. Toen ze Mij kruisigden, strekten ze Mij zo krachtig uit op het kruis dat Ik voelde hoe al mijn zenuwen werden verwrongen en verscheurd. Maar die in mijn keel leden nog meer en werden zo uitgerekt dat Ik Me voelde stikken. Het was de kreet van de hele mensheid, ondergedompeld in begeerten die mijn keel dicht knepen, en Mij deden stikken in de pijn. Dit lijden was vreselijk en afschuwelijk. Ik voelde het uitstrekken van de botten en spieren van mijn nek met zo’n kracht dat Ik voelde hoe die werden vernietigd tezamen met die van mijn hoofd, mond en ogen. De aard en de hevigheid van de spanning was zo intens dat de kleinste beweging Me dodelijke pijn bezorgde. Nu eens bleef Ik onbeweeglijk, dan weer verkrampte mijn lichaam zo erg dat Ik schokte op het kruis dat zelfs mijn vijanden ervan schrokken. Daarom herhaal Ik: schep moed. Het is mijn Wil die je in alles kracht zal geven”.

deel 14 – 11 september  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand gaf ik me helemaal over aan de heilige Wil van mijn lieve Jezus. En in mijn behoefte aan rust zei ik bij mezelf: Zelfs slapend in uw Wil wil ik niets anders dan tot rust komen in de armen van Uw Wil”. En Jezus: “Mijn dochter, breid je rust uit over alle schepselen als een mantel om hen te bedekken omdat alleen in mijn Wil ware rust te vinden is. En omdat Die alles omvat, zul je, rustend in mijn Wil, je uitbreiden over iedereen om ware rust te verspreiden over allen. Wat is het mooi om één van mijn schepselen te zien rusten in de armen van onze Wil. Maar om ware rust te vinden is het nodig dat men begint met al zijn acten, woorden, liefde en verlangens in onze Wil te leggen zodat zij tot rust komen als zij hun plaats innemen in mijn Wil. En Ik rust in hen. Alle werken geven rust als ze voltooid zijn. Maar als ze niet voltooid zijn, doen ze altijd denken aan wat nog gedaan moet worden en verstoren ware rust.

Welnu, de voltooiing van het werk van de Schepping was dat de mens onze Wil in alles zou vervullen. Dit was het leven, het voedsel, de kroon van het schepsel. Maar omdat dit nog niet het geval is, is het werk van de Schepping nog niet voltooid, en dan kan Ik er niet in rusten en zij niet in mij. Het geeft Me altijd zorgen en Ik verlang naar deze voltooiing en rust. Daarom verlang Ik vurig dat deze manier om in mijn Wil te leven bekend wordt. En Ik zal nooit kunnen zeggen dat het werk van de Schepping en de Verlossing kompleet is, als Ik niet alle acten van het schepsel bezit die zich als een bed uitstrekken in mijn Wil om Mij rust te geven. En wat een serene rust zal Ik geven als Ik zie hoe zij op de vleugels van onze Wil zal terugkeren met het zegel van de voltooiing van de Schepping! Mijn boezem zal haar bed zijn.

Daarom is er niets wat Ik heb gedaan dat niet als primair doel had dat de mens bezit neemt van mijn Wil en Ik van zijn wil. In de Schepping was dit mijn primaire doel. Voor de Verlossing hetzelfde. De sacramenten die Ik instelde, de zovele genaden aan mijn heiligen gegeven, waren zaden en middelen om in het bezit van mijn Wil te geraken. Dus zondig niet tegen alles wat Ik wens in mijn Wil, hetzij in geschriften, woorden of werken. Van hieruit alleen kun je weten, door de vele voorbereidingen die eraan vooraf zijn gegaan, dat het leven in mijn Wil het grootste, het belangrijkste is en dat dat Mij het meest interesseert.

En wil je weten waar dit zaad van mijn Wil werd gezaaid? In mijn Mensheid. Daar ontkiemde het, werd het geboren en groeide het. In mijn wonden, in mijn bloed is dit zaad te zien dat zich wil voortplanten in het schepsel zodat dit schepsel mijn Wil in bezit zal nemen en Ik neem bezit van zijn wil. Op deze wijze zal het werk van de Schepping terugkeren naar zijn oorsprong waar het vandaan kwam, niet alleen door middel van mijn Mensheid maar ook door het schepsel. Het zullen er weinigen zijn, al is het er zelfs maar één. En was het niet één persoon die, door mijn Wil te verlaten, mijn plannen misvormde en kapot maakte en het doel van de Schepping vernietigde? Dus ook één enkel iemand kan het mooier maken en zijn doel weer doen oplichten. Maar mijn werken staan nooit op zichzelf. Dus zal Ik een leger zielen hebben die willen leven in zijn Wil en in hen zal Ik de Schepping weer volledig maken, geheel schoon en juist zoals die voortkwam uit mijn handen. Anders zou Ik niet zo’n belang stellen in het bekend maken van deze wetenschap van mijn Goddelijke Wil”.


deel 14 – 15 september  1922

Ik schreef over van mijn geschriften wat Jezus me had gezegd over de deugden en ik voelde zo’n weerzin dat ik dacht dat ik ging sterven. En ik zei bij mezelf: “Nadat mensen sterven spreekt iemand over de gebeurtenissen van hun leven, maar alleen ik heb de pech dat ik het moet doen terwijl ik nog leef. Och Heer, geef me de kracht om dit offer te brengen”. Nadien vertelde mijn biechtvader hoe de geschriften bekend zouden worden. Oh God, wat een lijden! Ik voelde me van streek tot in de diepte van mijn wezen. Toen de goede Jezus kwam en zag hoe van streek ik was zei Hij: “Mijn dochter, wat is er verkeerd? Waarom voel je je zo gekweld? Het is mijn glorie en eer die vereisen dat de geschriften bekend worden. En jij moet daar tevreden mee zijn. Geloof je dat de schepselen dit verlangen, voorbereiden of bevelen? Nee, nee, het is Ikzelf die alles regelt, die uitnodigt, die hen verlicht... en dikwijls horen schepselen Mij niet. Ik voel Me verplicht om hen krachtiger aan te pakken opdat mijn Wil vervuld zal worden. Jij zou liever willen dat Ik wachtte tot na je dood maar mijn Wil wil niet wachten. Het is ook zeker dat jij de tussenpersoon bent, de ent van mijn Wil. Bovendien gaat dit niet over jou maar over Mij. Dit gaat over het bekend maken van de uitwerking, de rijkdommen de waarde van mijn Wil die in het schepsel werkt en wanneer het schepsel leeft in mijn Wil. En als je geen interesse wil tonen, jij die weet hoe veel en hoe vurig Ik verlang naar de effecten van mijn Wil die bekend moet worden, waaruit de complete glorie van de Schepping en de voltooiing van de Verlossing zelf zal voortkomen.

Oh hoeveel uitwerking wordt nog steeds tegengehouden, net zoveel in de Schepping als in de Verlossing, omdat mijn Wil niet bekend is en niet werkelijk regeert in het schepsel. En, omdat die niet regeert, zullen schepselen altijd slaven blijven. Denk je dan, dat zij geïnteresseerd zouden zijn in deze gebeurtenissen na jouw dood? Oh, hoe veel dingen worden begraven die Ik aan zielen bekend heb gemaakt omdat iemand tekort schoot in belangstelling voor mijn werken. Maar als Ik dit getolereerd heb bij anderen, Ik kan dit niet tolereren met betrekking tot mijn Wil. Ik zal zulke genaden schenken aan degenen die dit werk doen, dat zij Mij niet zullen kunnen weerstaan. Maar wat het belangrijkste is en wezenlijk is dat Ik het van jou verlang”.




deel 14 – 20 september  1922

Ik zei tot mijn beminnenswaardige Jezus: “Ach, mijn liefde zorg toch dat niets van mijn wezen uitgaat dan liefde, lofprijzing, eerherstel en zegening naar U toe. Terwijl ik dit zei, kwam de gezegende Jezus. Ik zag mezelf volledig bedekt met ogen en er was geen stukje van mij waar je geen oog kon zien. En uit ieder oog kwam een straal licht dat de persoon van onze Heer verwondde en Hij zei: “Mijn dochter, het is juist zowel voor jou als voor Mij dat er niets van jou uitgaat dan liefde, heiligheid en glorie – alles voor Mij. Het zou vernederend zijn als er iemand zou leven in mijn Wil die geen echte weerkaatsing zou zijn van de bron van al het goede dat overvloeit vanuit mijn Wil. En als de ziel geen basis heeft van wat goed is, zou zij niet het goede kunnen ontvangen dat mijn Wil bevat. En als er een ziel zou zijn met zaad dat niet goed was, zou zij een indringer zijn zonder adel en zuiverheid. En daarom zou zijzelf in verlegenheid geraken en vertrekken. Zij zou er geen voldoening of geluk aan ontlenen omdat zij iets bezat dat vreemd was aan mijn Wil. Daarom heb Ik je merktekens gegeven, zelfs aan je bloeddruppels, je beenderen, je hartslag, wat ogen van licht zijn om zeker te zijn dat er absoluut niets van jou uitgaat dat niet heilig is of niet gericht op Mij”.

Nadien bracht Hij me buiten mezelf en liet me de chaos zien en de vele plannen voor oorlogen en revoluties. Jezus deed alles om die plannen van de gebeurtenissen tegen te houden. Maar toen Hij hun koppigheid zag, verliet Hij hen. Mijn God, wat een droevige tijden. Ik had nooit gedacht dat de mens tot zulk een verloedering zou komen, werkend aan de vernietiging van zijn eigen wezen. Ik was ook bang dat mijn lieve Jezus niet terug zou komen en nog meer dan dat, omdat ik voelde dat mijn lijden was afgenomen, alsof ik gevoelloos was en hierom zei ik bij mezelf: “Als het zeker is wat ik gezien heb en Hij, net zoals andere keren, misschien uiting geeft aan zijn rechtvaardigheid, komt Hij misschien niet en staat Hij me niet toe te delen in zijn lijden”.
En Jezus kwam terug en zag mij heel gekweld en zei: “Mijn dochter, wees niet bang. Weet je nog dat je twee rollen hebt: de ene als slachtoffer en de ander veel groter: leven in mijn Wil om Me weer de volmaakte glorie te schenken van de hele schepping. En als je niet met Mij in de ene rol bent, zal Ik je in de zijn. Op zijn best zal er een pauze zijn in ’t lijden wat betreft je rol als slachtoffer. Wees daarom niet bang en blijf kalm”.


deel 14 – 24 september  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn lieve Jezus zich bijna naakt en bevend van de kou en Hij zei: “Mijn dochter, bedek Mij en verwarm Me want Ik heb het koud. Kijk hoe de schepselen vanwege de zonde zichzelf ontdaan hebben van alle goeds. En Ik wilde hen zo mooi kleden, hun kleed weven met mijn lijden, het kleur geven met mijn bloed en het versieren met mijn wonden. Maar hoe fel is mijn pijn als Ik zie dat zij desondanks dit kleed weigeren dat zo mooi is? En zij nemen genoegen met naakt te leven. Ik voel Me naakt te midden van hen. En als Ik hun onverschilligheid zie, heb Ik er behoefte aan door jou bekleed te worden”.

En ik: “Hoe kan ik U kleden als ik geen kleren heb? En Hij: “Jawel dat kun je. Je hebt mijn hele Wil in je macht. Neem die op in jezelf en laat die van je uit gaan. En je zult voor Mij het mooiste kleed maken. Helemaal goddelijk en hemels. Oh, hoe heerlijk warm zal Ik ’t hebben. En Ik zal jou het kleed van mijn Wil schenken; dus zullen we bekleed zijn met hetzelfde gewaad. Daarom wil Ik dat je het doet en dan kleed Ik jou. Als je Mij bekleedt, is het terecht dat Ik jou kleed om je te vergoeden wat je voor Mij deed. Al het kwaad in de mens komt omdat hij het zaad van mijn Wil heeft verloren. En dientengevolge doet hij niets anders dan zich bedekken met de grootste misdaden die hem verlagen en hem dwingen te functioneren als een demente mens. Oh, wat een krankzinnigheid gaat er ontstaan. Het lijden is terecht en wel omdat schepselen hun eigen ego willen als God”.


deel 14 – 27 september  1922

Ik voelde me verschrikkelijk van streek vanwege de afwezigheid van mijn lieve Jezus en het lijden was zo groot dat ik belachelijke dingen begon te zeggen, zelfs zei ik dat Jezus niet van me hield, dat Ik Hem meer liefhad dan Hij mij, zelfs ofschoon ik er zeker van was dat mijn liefde maar gering was, nauwelijks een schaduw, een druppeltje, een waardeloze munt. Maar hoewel klein en beperkt, het was om Hem te beminnen... Wie kan zeggen wat voor belachelijke dingen ik zei. Het was zijn afwezigheid die mij koorts bezorgde, die op haar beurt mij een delirium bezorgde en de oorzaak was dat ik deze dingen zei. Toen na een lange tijd wachten, kwam mijn lieve Jezus en zei: “Mijn dochter, Ik wil zien of het waar is dat jij Mij meer lief hebt”. En terwijl Hij dit zei, vermenigvuldigde de Persoon Jezus zich zodanig dat ik hem links en rechts zag, in mijn hart. En er was geen deel van mij of geen enkele plek waar ik Jezus niet zag. En allen zeiden samen: Ik heb je lief. Ik heb je lief. Maar dit was nog niets. De hele schepping herhaalde als één geheel. “Ik heb je lief”. Hemel en aarde, pelgrims en gelukzaligen, allen zongen in koor als één enkele echo: Ik heb je lief met de liefde waarmee Jezus je liefheeft. Ik bleef verward achter bij zoveel liefde en Jezus vervolgde: “laat ons eens zien, zeg Me eens, herhaal voor Mij dat je Me meer lief hebt. Vermenigvuldig jezelf om Mij net zoveel liefde te geven als Ik jou geef”.

Ik antwoordde: “Mijn Jezus, vergeef me, ik weet niet hoe ik me moet vermenigvuldigen omdat ik geen scheppende macht bezit. En daarom ben ik tot niets in staat. Daarom, hoe kan ik U net zoveel liefde geven als U mij geeft? Ik weet ook dat mijn liefde niets voorstelt vergeleken bij de uwe, maar de pijn van uw afwezigheid doet me ijlen en laat me dwaas spreken. Laat me niet meer alleen, als U wilt dat ik niet meer zulke absurde dingen zeg”. En Jezus liet me ophouden met spreken en vervolgde: “Ach mijn dochter, je weet niet in wat voor conflict Ik me bevind, mijn liefde doet Me zelfs angsten uitstaan om te komen. Maar mijn rechtvaardigheid verbiedt het Me bijna omdat de mens op het punt gekomen is van de extremen van het kwaad en hij verdient geen barmhartigheid die over hem komt als Ik kom en Ik laat jou delen in het lijden dat ze Mij aan doen. Weet dat degenen die de naties regeren krachten verzamelen om het volk te vernietigen en ongenade plannen voor mijn Kerk en om hun plannen uit te voeren roepen zij de hulp in van vreemde machten. De wereld beleeft een vreselijk moment.
Bid daarom en heb geduld”.


deel 14 – 3 oktober  1922

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me gekweld omdat de goede Jezus dikwijls toestond dat ik leed terwijl mijn biechtvader aanwezig is. Ik klaagde en zei: “Mijn Liefde, ik vraag U, ik smeek U dat U niet toestaat dat ik lijd in tegenwoordigheid van wie dan ook. Sta toch toe dat alles gebeurt tussen U en mij en dat U de enige bent die weet van mijn lijden. Ach Jezus, maak mij gelukkig. Geef mij uw woord dat U het niet meer doet. U kunt me zelfs twee keer zoveel laten lijden. Ik zal altijd tevreden zijn, als alles maar verborgen blijft tussen U en mij”.
En Jezus onderbrak me en zei: “Mijn dochter, wees niet bedroefd. Als mijn Wil het verlangt, moet je toegeven. En bovendien, dit is niets anders dan een deel van mijn eigen leven. Mijn verborgen leven, mijn innerlijk lijden en alles wat Ik deed, had altijd tenminste één of twee toeschouwers. Dat was billijk en nodig om het doel van mijn lijden te bewerken. De eerste toeschouwer was mijn hemelse Vader aan Wie niets kon ontgaan en Hij was Degene die Mij mijn lijden toebracht. Hij bracht het toe en was toeschouwer. Als mijn Vader niets had gezien of geweten, hoe kon Ik Hem dan eerherstel en glorie schenken? En hoe kon Ik Hem voorbereiden om mededogen te hebben met de mensheid, behalve wanneer Hij Mij zag lijden. Als dat niet zo was, zou Ik het doel van mijn lijden niet bereikt hebben.

Vervolgens was mijn Moeder een toeschouwer van al het lijden van mijn verborgen leven. En dit was ook nodig. Als Ik van de Hemel naar de aarde was gekomen om te lijden, niet voor Mij maar voor het heil van de mensheid, dan zou er toch minstens één schepsel moeten zijn die het goede dat mijn lijden bevatte weergaf. Dit lijden bracht Haar er toe Mij te danken, prijzen, lief hebben en zegenen en was de oorzaak dat Zij het buitengewone van mijn goedheid bewonderde. Dit ging zo ver dat zij, geraakt en verrukt bij het zien van mijn pijn smeekte dat Zij niet vrijgesteld zou worden van zich te verenigen met dit zelfde lijden. Zo dat Zij die ook kon verdragen om mij eerherstel te geven en Mij zo volmaakt na te volgen. Als mijn Moeder niets zou hebben gezien, zou er niemand geweest zijn die Mij het eerst zou navolgen of Mij zou danken of prijzen. Mijn lijden en het grote goed dat het bevatte zou zonder uitwerking gebleven zijn omdat Ik, als niemand er iets van geweten had, nooit in staat was geweest om, van het begin af aan, alles te verdragen. Dientengevolge zou het doel van het grote goed voor het schepsel verloren zijn gegaan. Zie je nu hoe noodzakelijk het was dat minstens één schepsel erbij was en volledig bewust was van mijn lijden? Als dit voor Mij gold, wil Ik dat hetzelfde is voor jou. Bovendien moet Ik je zeggen dat Ik de biechtvader wil als een tussenpersoon naast Mij, de toeschouwer en bewaarder van het lijden dat Ik je gaf, met de bedoeling dat hij deelt in het heil. Als Ik hem dicht bij Me heb, kan Ik hem meer bezielen in het geloof en licht en liefde in hem storten en zo zal hij de waarheden verstaan die Ik je wil openbaren”.

Toen ik dat hoorde was ik nog meer belast dan ooit. Toen ik mededogen verwachtte, vond ik rechtvaardigheid en een niet te vermurwen Jezus. Oh God, wat een lijden. Toen Hij me zo gekweld zag, vervolgde Hij: “Mijn dochter, is dat de manier waarop je Mij lief hebt? De tijden zijn zo triest maar het kwaad dat zal komen zal de mensen doen beven. En ook al kun jij de stroom van rechtvaardigheid niet langer stoppen, jij en Ik samen kunnen dit wel. En jij zult Mij zelf vragen om je te laten lijden. Berust daarom hierin en heb geduld. Jouw Jezus verlangt het en dat is genoeg!”


deel 14 – 6 oktober  1922

Ik was aan ’t bidden toen mijn altijd beminnelijke Jezus kwam. Hij legde zijn arm om mijn schouder en zei: “Mijn dochter, laat ons samen bidden. Laten we de onmetelijke zee van mijn Wil binnen gaan zodat niets van jou uit mag gaan wat niet is ondergedompeld in mijn Wil. Gedachten, woorden, stappen, werken en hartslag – alles moet zijn plaats hebben in mijn Wil. En alles wat je doet in mijn Wil, zal je nog een bezit geven en je zult een groter recht verkrijgen. Het was de bedoeling van de Schepping dat iedere menselijke act zijn Leven heeft in mijn Wil en het plan is dat alle menselijke acten goddelijke acten worden met de zegel van adel, heiligheid en verheven wijsheid. Het was niet onze Wil dat de mens van Ons scheidt maar dat hij leeft met Ons en groeit in gelijkenis met Ons en werkt zoals Wij. Wij wilden daarom dat al zijn acten worden gedaan in onze Wil zodat die hun plaats konden hebben en hun stroom vormen in mijn onmetelijke zee. Ik deed als een vader die, in ’t bezit van uitgestrekte stukken land, tegen zijn zoons zegt: “Ik geef je het centrum van mijn eigendommen zodat je mijn land nooit zult verlaten en je zult groeien in mijn rijkdommen met mijn zelfde adel en dezelfde grootheid van mijn werken. Zo zal iedereen weten dat je mijn zoon bent”. Wat zou je zeggen van zo’n zoon als hij het grote geschenk van zijn vader zou weigeren en zijn uitgestrekte landerijen zou verlaten om te leven in ellende, zichzelf zou verlagen door een leven in genadeloze slavernij van wrede vijanden. Dit deed de mens!

Welnu, Ik wil dit plan, dit stroompje van jou in mijn Wil. Laat iedere gedachte van jou daarin vloeien, zodat de weerkaatsing van onze intelligentie, die de bron is van alle gedachten, oprijst boven iedere menselijke intelligentie en ons de eer geeft van iedere gedachte op een goddelijke wijze. Laat jouw woorden en werken in onze Wil vloeien zodat die weerkaatsingen worden van de heiligheid van ons woord Fiat.
Dit is het Fiat dat schiep en alle dingen in stand houdt en het is de bron van alle leven en beweging en de woorden van ieder schepsel. Laat ieder werk en act zich verenigen met ons zelfde woord Fiat en met dezelfde heiligheid van onze werken om Ons glorie te schenken. Mijn dochter, als alles wat menselijk is, zelfs een enkele gedachte – niet wordt gedaan in mijn Wil kan de mens zijn eigen plaats niet innemen. De stroom wordt niet gevormd en mijn Wil is niet in staat af te dalen naar de aarde om bekend te worden en te regeren”.

Toen ik dit hoorde zei ik hem: “Mijn liefde, mijn Jezus, is het mogelijk dat na zo vele eeuwen van leven van de Kerk, de vele heiligen die Hemel en aarde verrast hebben door hun deugd en wonderen, niets deden in uw Goddelijke Wil om het plan te realiseren waarvan U spreekt. Het lijkt me ongelooflijk dat U dit plan van mij verwacht die de meest onbekwame ben, de slechtste en de meest onwetende”. En Jezus zei: “Luister mijn dochter, mijn wijsheid heeft middelen en manieren van doen die de mens ontkent en Hij noodzaakt hem zijn hoofd te buigen en hem te aanbidden in woordeloze stilte. En het is niet aan hem om Mij de wet voor te schrijven of Mij te zeggen wie Ik moet kiezen of het beste ogenblik dat mijn goedheid beschikt. Bovendien, Ik moest eerst heiligen vormen die op Mij moeten lijken en op de meest volmaakte wijze mijn Mensheid moeten navolgen, in zoverre dat mogelijk was voor hen. En Ik heb dit al voltooid. Nu wil mijn Godheid nog verder gaan en de grootste excessen van liefde bereiken. Daarom verlang Ik dat mijn kinderen binnen gaan in mijn Mensheid en hetzelfde doen wat de ziel van mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Als degenen die het eerste waren, samenwerkten met mijn Verlossing om de zielen te redden, de wet te onderwijzen en de zonde te overwinnen tijdens de eeuwen waarin zij leefden, degenen die daarna komen kunnen daar bovenuit gaan en hetzelfde doen wat de ziel van mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Door dit te doen zullen zij alle eeuwen en alle mensen omvatten. Uitgaand boven ieder schepsel, zullen zij de rechten van de schepping herstellen, zowel mijn eigen rechten als die van de schepselen. Zij zullen alles terugbrengen naar de prille oorsprong van de Schepping en naar het doel waarvoor de schepping ontstond.

Alles heeft zijn orde in Mij. Als de schepping uit Mij voortkwam met orde, moet die naar Mij terugkeren met dezelfde orde als waarmee die uit mijn handen kwam. Nu heb Ik het eerste plan van de menselijke acten al omgevormd in goddelijke acten in mijn Wil. Ik verliet deze acten alsof die opgeschort zijn en het schepsel wist hier niets van, uitgezonderd mijn lieve en onafscheidelijke Moeder. En dit was nodig. En als de mens de weg, de deur en de ruimte van mijn Mensheid niet wist, hoe kon hij dan binnengaan om te doen wat Ik deed. Maar nu is de tijd gekomen voor het schepsel om binnen te gaan in dit plan en zijn acten in de mijne te doen. Waarom ben je verwonderd dat Ik jou heb geroepen om de eerste te zijn? Het is vooral waar dat Ik je geroepen heb om de eerste te zijn. En hoeveel Ik hen ook liefheb, aan geen andere schepselen, heb Ik getoond hoe te leven in mijn Wil, de uitwerking, de wonderen en het goede dat het schepsel krijgt, dat werkzaam is, in mijn verheven Wil. Zoek maar in de levens van zoveel heiligen als je maar wilt of in alle leerboeken en je zult niet de wonderen van mijn Wil vinden zoals die werkzaam zijn in het schepsel en het schepsel werkzaam in de mijne. Hoogstens vind je berusting, overgave en doen wat God wil, maar niet mijn Goddelijke Wil die werkzaam is in het schepsel en het schepsel op zijn beurt werkzaam in de Goddelijke Wil. Dit betekent dat de tijd nog niet gekomen is waarin mijn goedheid het schepsel zal roepen om te leven in deze sublieme toestand. Zelfs de wijze van bidden die Ik vraag, wordt niet gevonden in welk schepsel dan ook. Wees daarom aandachtig. En omdat mijn rechtvaardigheid erop aandringt en mijn liefde er vurig naar zoekt, bereidt mijn wijsheid alles voor om dit te verkrijgen. Wat Wij van je verlangen zijn de rechten en de glorie van de Schepping”.


deel 14 – 9 oktober  1922

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand komt mijn beminnelijke Jezus vol tederheid. En terwijl Hij me stevig in zijn armen houdt, kust Hij me en Hij zegt me zo veel keer: “Mijn dochter, dochter van mijn Wil, hoeveel heb Ik je lief. Kijk, net zo dikwijls als jouw wil in de mijne binnengaat, zo dikwijls ontledigt die zich van jou. En mijn Wil komt binnen om in jou zijn acten te stellen. En telkens als jouw wil acten stelt in de mijne, ontvangt die de kracht van de scheppende macht en blijft zijn acten stellen in Mij. En omdat Ik één enkel punt ben, bevat Ik alles, omarm Ik alles en doe Ik alles. Ik zie jouw wil in de mijne werken met dezelfde scheppende macht die Mij alles wil geven en voor iedereen alles goed wil maken. En met de grootste tevredenheid zie Ik jou in mijn tegenwoordigheid vanaf het eerste ogenblik van de schepping. En iedereen achter je latend, ga jij voorop alsof jij het eerste schepsel was dat Ik schiep en waarin geen scheiding van willen bestaat tussen jou en Mij.

Zo wilde Ik de eerste mens. Jij geeft Mij de eer de glorie en de liefde alsof de Schepping mijn Wil nooit verlaten heeft. Wat een vreugde, wat een tevredenheid voel Ik. Je kunt het niet begrijpen. De orde van de Schepping komt hersteld naar Mij toe. Harmonieën en vreugden volgen elkaar zonder onderbreking. Ik zie jouw menselijke wil in Mij werken in het licht van de zon, in de golven van de zee, in het twinkelen van de sterren, in alles. En je geeft glorie aan mijn naam voor al het goede van al het geschapene. Wat een geluk! In alles word Ik weerkaatst maar met één verschil: Ik ben één enkel punt en jij neemt stukje voor stukje meer ruimte in als je werkt, denkt, spreekt en lief hebt in mijn Wil en daar vorm jij goddelijke ruimten”.



deel 14 – 19 oktober  1922

Mijn overgave in Jezus armen duurt voort. Ik voel me opgaan in zijn allerheiligste Wil, in zijn diepste centrum, terwijl Hij zei: “Dochter van Mij, mijn Mensheid leefde als in het centrum van de zon van mijn Goddelijke Wil waarvan stralen uitgaan die mijn onmetelijkheid in zich dragen en alle dingen en alle schepselen omvatten. Mijn werken, uitgaande vanuit dit centrum, werden in actie aangetroffen voor iedere act van de schepselen. Mijn woorden kwamen in actie voor ieder menselijk woord. Elk van mijn woorden kwam in actie voor iedere menselijke gedachte en zo met al het andere. Na afdaling in de mensheid keerden al mijn acten terug als één enkele act, waarin alle acten die Ik zou herdoen met de Wil van mijn Vader. Alleen omdat mijn Mensheid in het centrum van de Goddelijke Wil leefde, was Ik in staat alles te omvatten in één enkele act. Ik was zo in staat het werk van de Verlossing te voltooien op en wijze die Ikzelf gepast vond. Als het anders geweest was, zou het werk van de Verlossing niet compleet geweest zijn en Mijzelf niet waardig. Net zoals de breuk tussen de menselijke en de Goddelijke Wil het wezen uitmaakt van de ellende van de mens, zo was de eenheid van mijn menselijke Wil met de Goddelijke Wil bestemd om de bron te zijn van heel het heil van de mens. Deze eenheid vond in Mij plaats als een wezenlijk en natuurlijk deel van mijn Wezen.

Kijk naar de zon en zie wat het is. Een bol van licht, uitstralend naar alle kanten, niet te onderscheiden, naar links, rechts, voorwaarts, achterwaarts, naar boven, naar beneden. Deze eeuwenoude lichtbron is vandaag hetzelfde. Niets is veranderd, het licht noch de warmte en zo zal het blijven tot het einde van de tijd. Als het als een redelijk wezen, had kunnen delen in mijn Goddelijke Wil, zou deze lichtbron alle menselijke acten navertellen, nog sterker, die zou die bezitten als eigendom omdat die het leven zou geweest zijn, de oorzaak en uitwerking van iedere act als een wezenlijk deel van zijn wezen. Op dezelfde manier omhelst de ziel die in mijn Wil leeft iedereen; niets ontsnapt haar. Zij handelt ten gunste van allen en verzuimt niets. Samen met Mij verspreidt ze zich rechts en links, voorwaarts en achterwaarts met uiterste eenvoud alsof dit vermogen deel uitmaakt van haar natuurlijke zelf. Als deze ziel handelt in mijn Wil reist zij doorheen alle eeuwen en voor iedere menselijke act verheft zij haar eigen act op goddelijke wijze krachtens mijn Wil.

Luister, oh dochter van Mij, wat Ik van jou wil maken, jij die al herboren bent geworden in mijn Goddelijke Wil. In jou wil Ik een kopie maken van wat mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Ik wil jouw wil verenigd met de mijne zodat die kan herhalen wat Ik deed en nog steeds doe. In mijn Wil zul je alle acten vinden van mijn Mensheid, zowel inwendig als uitwendig. Mijn uitwendige acten zijn min of meer bekend, en als zij willen, kunnen schepselen met hun menselijke wil deel hebben aan het goede dat Ik deed. Dit behaagt Mij omdat Ik zie hoe het goede dat Ik doe wordt vermenigvuldigd onder de schepselen vanwege de eenheid met Mij. Het is alsof mijn acten op de bank gezet werden en Ik er interest van kreeg. Maar er is weinig bekend over de inwendige acten uit liefde voor allen gesteld door mijn Mensheid in de Goddelijke Wil. Omdat schepselen zich niet bewust zijn van de macht van deze Wil, van hoe mijn ziel handelde in mijn Wil en wat Ik deed, hoe kunnen zij zich dan met Mij verenigen om deel te krijgen aan al dit goede? Kennis van zo iets goeds brengt met zich mee de waarde, de uitwerking en het leven van dat goede. Hoe beter men iets kent, hoe nuttiger het kan zijn. Wanneer twee mensen twee objecten van dezelfde waarde verkopen, kan degene die het object goed kent, het voor een hogere prijs verkopen en er meer aan verdienen. Terwijl het ander object dat de eigenaar niet goed kent, voor minder wordt verkocht en minder opbrengt. Hoe veel kan gewonnen worden door kennis. Velen worden rijk omdat zij nauwkeurig kennen wat zij verkopen. Andere in gelijke omstandigheden zijn arm omdat zij niet weten wat zij verkopen.

Welnu, omdat Ik jou wil verenigen met Mij in de inwendige acten van mijn Mensheid, is het alleen eerlijk dat Ik je informeer over hun waarde, hun uitwerking, hun macht en over de wijze waarop mijn Wil handelt. Als Ik deze dingen aan jou toon, open Ik ook de mogelijkheid om met Mij te delen in wat Ik jou openbaar. Waarom zou Ik anders deze dingen aan jou openbaren? Louter om wat nieuws te verkondigen? Nee, nee! Als Ik iets openbaar is het omdat Ik wil geven! Dus hoe meer je de waarde van de Goddelijke Wil komt te weten en de uitwerking ervan, des te meer heb Ik je willen geven. Besteed daarom aandacht aan het grote goed dat Ik wil geven, niet alleen aan jou maar ook aan anderen. Als kennis van het leven in mijn Wil meer en meer wordt uitgezaaid, des te meer zal het geliefd worden. En degenen die mijn wil liefhebben, hun liefde zal al het goede absorberen wat hun kennis van mijn Wil, als een vruchtbare moeder, in hen zal hebben teweeggebracht.

Ik ben geen God van isolatie. Nee, Ik verlang schepselen verenigd met Mij. De echo van mijn Wil moet weerklinken in hun wil en de echo van hun wil in de mijne om hen één te maken. Ik heb zoveel eeuwen gewacht om mijn Wil te openbaren die handelt in schepselen en de hunne in de mijne, omdat Ik hen zodoende bijna tot mijn zelfde niveau zou verheffen. Dus was het nodig om schepselen voor te bereiden en hen geschikt te maken om vooruit te gaan van minder naar meer kennis. Ik ging te werk als een leraar die de studenten eerst de klinkers en medeklinkers moet leren alvorens voort te gaan met het schrijven van opstellen. Zo wil Ik leven in mijn Wil ontvouwen! Nu verlang Ik jouw eerste opstel en als je oplet zul je het goed samenstellen. Je zult Me de eer geven om te schrijven over een onderwerp dat Jezus je aanreikt, het meest indrukwekkende van alle onderwerpen: de eeuwige Wil. Dit zal Me de grootste glorie geven terwijl het de kloof overbrugt tussen schepselen en Mijzelf en hun nieuwe horizon openbaart, nieuwe hemelen en nieuwe buitensporigheden van mijn liefde.

Kijk! In mijn verheven Wil hebben al de interne acten, gedaan door mijn Mensheid hun onderkomen, alleen maar wachtend om als boodschappers op pad te gaan. Deze acten werden gesteld voor de schepselen en willen zichzelf bekend maken om van zichzelf weg te schenken. Omdat zij niet van zichzelf kunnen geven, voelen zij zich gevangen. En zij vragen, nee zij smeken, mijn wil om hem bekend te maken zodat zij het goede kunnen weggeven wat zij bevatten. Ik ben als een moeder die haar kind lange tijd in haar schoot heeft gedragen. Als zij het kind niet geboren kan laten worden wanneer het ogenblik van de geboorte daar is, wil zij iets doen, zelfs ten koste van haar leven, om haar kind geboren te laten worden. Iedere uitstel, uren of dagen, van de geboorte, lijken haar jaren of eeuwen omdat zij verlangt naar haar kind. Zij heeft haar kind in haar al gevoed en zij heeft alles gedaan wat nodig is voor het ogenblik van de geboorte. Alleen de werkelijke geboorte is haar verlangen. Zo is nu mijn toestand, erger dan die van een moeder omdat Ik dit kind eeuwen in Mij heb gedragen; meer dan een bevalling omdat het de bevalling inhoudt van al mijn menselijke acten gedaan in de heiligheid van de eeuwige Wil als geschenken voor schepselen. Terwijl zij worden gegeven, zullen mijn acten de menselijke acten van schepselen omzetten in goddelijke acten. Deze zullen schepselen versieren met de meest schitterende en veelzijdige schoonheid. Zij zullen schepselen in staat stellen om te leven met het leven van mij Wil. Zij zullen schepselen de waarde geven, de uitwerking en het goede dat mijn Wil bezit. Daarom lijd ik, zelfs meer dan een moeder, aan krampen en pijnen van een inwendige bevalling. Ik brand van verlangen om mijn Wil over te dragen. De tijd is gekomen en Ik zoek iemand om de eerste geboorte mee te maken zodat Ik nadien kan doorgaan om mijn Wil te laten geboren worden in andere schepselen. Daarom zeg Ik je, wees aandachtig! Breid je uit zodat je al de waarde, de uitwerking en de kennis die mijn Wil bevat kan ontvangen, zodat jij het eerste schepsel kunt zijn aan wie Ik mijn Wil overdraag. Hoeveel vreugde zul je Mij geven! Je zult de dageraad zijn van mijn geluk op aarde! Je zou kunnen zeggen dat de menselijke wil Mij zo verdrietig heeft gemaakt temidden van de schepselen. Maar mijn Wil, actief in schepselen, zal voor Mij mijn geluk herstellen”.


deel 14 – 24 oktober  1922

Mijn altijd beminnenswaardige Jezus blijft me spreken van zijn allerheiligste Wil. Hij lijkt echt op een meester die ogenschijnlijk al zijn onderwerpen heeft verbruikt die Hij wilde onderwijzen aan zijn leerling maar in feite alleen een rustpauze inlast. Hij gaat dan door met nog meer sublieme lessen die de leerling verrukken en die in hem grotere liefde en verering opwekken. Zo was het toen Jezus kwam en zei: “Mijn dochter, hoeveel wonderen bevat mijn verheven Wil tijdens acten in schepselen! Als een ziel mijn Wil in zichzelf binnen roept en zij op haar beurt binnen gaat in mijn Wil en mijn Wil acten laat stellen in al haar acten, zelfs de meest onbetekenende, wordt er een stroom gestart tussen de Wil in de drie goddelijke Personen en hun zelfde Wil die acten stelt in schepselen.

Dus als de goddelijke Personen lief hebben of liefde willen geven, weten Zij waar die liefde onder te brengen, omdat er een plaats op aarde is waar Zij hun eigen wil vinden die acten stelt in schepselen die deze liefde kunnen ontvangen. Deze Wil stijgt opnieuw op naar de boezem van de Godheid. Het lijkt of die in tweeën is verdeeld, zowel in het schepsel als in de Godheid, en toch zijn die altijd één. Zij draagt op een goddelijke wijze de wederkerige liefde van het schepsel terug naar de Godheid. Op deze wijze wordt de eeuwige liefde een vloeiende stroom tussen Hemel en aarde, naar beneden stromend en terugkerend zonder hindernissen en op aarde is er iemand om die te ontvangen waarin de eigen Wil van de liefde woont om haar jaloers te bewaren als een schat en die te beschermen. Dan, als mijn Godheid zijn schoonheid toe wil staan waarheden, macht en oneindige genaden voort te brengen... dan hebben zij ergens een onderkomen. Zij wonen in hun eigen Wil, handelend in schepselen. De liefdestroom stroomt vrij en mijn Wil neemt verantwoording voor het jaloers bewaken van mijn schoonheid, mijn waarheden en mijn kracht en om Mij de dank te brengen die Ik verdien met het oog op de oneindige genaden die Ik heb gegeven. Vandaar zal Ik niet langer opgelicht worden. Ik zal in volmaakte harmonie zijn binnenin mijn Wil als de acten op aarde in de schepselen en in de goddelijke Personen in de Hemel. Hoeveel zal Ik openbaren over Mij zelf! Als Ik mijn waarborg ervoor op aarde heb gevormd zal mijn gevangen liefde bevrijd worden. En de stromen tussen Hemel en aarde zullen dan vrij zijn om onafgebroken te stromen”.


deel 14 – 27 oktober  1922

Ik overwoog wat er de laatste dagen was opgeschreven en zei bij mezelf: “Hoe is ’t mogelijk dat mijn lieve Jezus zo lang heeft gewacht om te openbaren wat zijn Mensheid uit liefde voor de schepselen tot stand bracht in de Goddelijke Wil”. Terwijl ik hierover nadacht zei mijn altijd lieflijke Jezus, zich tonend met ontbloot Hart: “Dochter van mijn Wil waarom ben je zo aan ’t peinzen? Hetzelfde gebeurde met de Schepping, hoeveel keren vormde Ik die niet in mijn boezem? Alleen als het Mij behaagde bracht Ik het naar buiten. Hoe ging dat met de Verlossing? Hoeveel langer hield Ik die binnen Mij?
Ik zou kunnen zeggen dat Die binnenin Mij was van alle eeuwigheid (“ab enterno”) Niettemin wilde Ik een lange periode uit de Hemel neerdalen om Die te voltooien. Het is mijn werkwijze om eerst mijn werk binnenin Mij tot stand te brengen en het dan, op het gunstige moment, naar buiten te brengen.

Bovendien moet je weten dat mijn Mensheid twee generaties in zichzelf insloot: de kinderen van de duisternis en de kinderen van het licht. Ik kwam om de eerste te redden en met dit doel vergoot Ik mijn bloed. Mijn Mensheid was heilig. Die had niets geërfd van de ellende van de eerste mens. Ofschoon het waar is dat mijn Mensheid eigenschappen had en natuurlijke trekken gelijk aan die van de mens. Het is ook waar dat het een volmaakte Mensheid was zonder het minste vlekje dat heiligheid zou kunnen verdoezelen. Mijn erfdeel was de unieke Wil van mijn Vader, waarin Ik al mijn menselijke acten moest stellen om in mij de generatie van de kinderen van het licht te vormen. Deze generatie moest Ik vormen in de boezem van de Wil van mijn hemelse Vader. Ik bespaarde mezelf de vermoeidheid noch acten noch smarten of gebeden om dit werk te realiseren. In feite was deze generatie van het licht de verheven motivatie voor alles wat Ik deed en leed. Ik verwekte, voedde en vormde deze generatie binnen in Mij. Het waren deze kinderen van het licht die de goddelijke Vader Mij met zoveel liefde had toevertrouwd. Dit was mijn gekoesterde erfdeel, aan Mij geschonken binnen de allerheiligste verheven Wil. Welnu, na het goede van de Verlossing bekend gemaakt te hebben en hoe Ik verlang dat iedereen word gered door hun al de nodige middelen te schenken, ga Ik verder bekend maken dat er nog een generatie binnenin Mij is die Ik moet tonen: de generatie van mijn kinderen die bestemd zijn om te leven in de Goddelijke Wil. In mijn eigen Hart heb Ik al de genaden voorbereid, al mijn inwendige acten voor hen gedaan, nauw verbonden met de eeuwige Wil. Zij verwachten slechts de kus van de acten van deze generatie en de eenheid met deze generatie om aan hen het erfdeel van de verheven Wil over te dragen. Ik heb dit erfdeel al ontvangen en Ik wil het hun schenken om de tweede generatie van de kinderen van ’t licht te vormen om zich te vertonen vanuit mijn binnenste.

Als mijn Mensheid de Goddelijke Wil niet zou schenken, wat het enige doel is van mijn liefde en waar al het goede vandaan komt, dan zou mijn afdalen naar de aarde niet compleet zijn geweest. Ik zou niet alleen niet kunnen zeggen dat Ik alles had gegeven, maar integendeel, Ik zou voor Mij zelf gehouden hebben wat het grootste en edelste en het goddelijkste is.
Zie je nu waarom het zo nodig is dat mijn Wil bekend wordt in al haar aspecten, haar wonderen, effecten en waarde? Zie je nu waarom het zo nodig is om alles bekend te maken wat Ik deed voor de schepselen en wat schepselen zelf moeten doen. Kennis van deze dingen zal een krachtige magneet zijn om schepselen aan te trekken om het erfdeel van mijn Wil te laten ontvangen en deze generatie van de kinderen van het licht aan ’t licht te brengen. Wees aandachtig, mijn dochter. Jij zult de spreekbuis zijn en de trompet om deze generatie, zo geliefd en verlangd door Mij, op te roepen en te verenigen”.

Na zich even teruggetrokken te hebben, kwam Hij nadien terug maar zo wanhopig dat Hij medelijden opriep. Hij wierp zich in mijn armen als om wat verlichting te vinden. Toen ik dit zag zei ik: Wat gaat er verkeerd Jezus, dat U zo bedrukt bent? Jezus antwoordde: “Ach, mijn dochter, jij weet niets van wat zij willen doen. Zij willen Rome op ’t spel zetten. Niet alleen vreemdelingen maar ook Italianen zelf willen om haar gokken. Zo groot en zo talrijk is het kwaad en de schanddaden dat het voor de aarde minder schadelijk zou zijn om vuur te spuwen om hen in de as te leggen. Kijk! Van overal komen mensen samen voor de aanval. Om het nog erger te maken komen zij in schaapskleren terwijl ze in feite hongerige wolven zijn, gretig om hun prooi te verslinden. Wat een duivels pact verzinnen zij onderling om hun kracht voor de aanval te vergroten. Bid, bid! Het is de laatste afgrond waarin schepselen zich willen werpen in deze tijden”.
deel 14 – 30 oktober  1922

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd aanbiddelijke Jezus en liet mij binnengaan in het onmetelijk licht van zijn allerheiligste Wil en zei: “Mijn dochter, kijk naar de wonderen van schepselen als zij handelen in mijn Wil. Naarmate een schepsel binnengaat in mijn Wil en denkt, bidt en handelt, wordt het opgeheven naar Mij toe. En Ik ervaar het schepsel in mijn stem, in mijn acten en mijn voetstappen. Maar mijn stem is zonder woorden. Als zodanig kan die ieder hart bereiken naargelang de behoeften van dat hart. Mijn stem kan hun harten bereiken, hoeveel talen en levenswijzen er ook bestaan onder schepselen, zodat allen in staat zijn Mij te begrijpen. Omdat Ik handel zonder handen, ben Ik de actie van ieder schepsel. Omdat Ik loop zonder voeten kom Ik overal en tref Mijzelf aan in actie. Op dezelfde wijze wordt de ziel die handelt in mijn Wil ook stem zonder woorden, handeling zonder handen, voetstappen zonder voeten en Ik ervaar haar in ieder deel van Mijzelf. Omdat Ik de ziel altijd ervaar verenigd met Mij, voel Ik Me niet langer alleen. Ik houd zo van het gezelschap van schepselen dat Ik, ontvlamd in liefde voor hen, hen vergoddelijk; Ik verrijk hen en geef hun zo’n genaden dat Hemel en aarde vol ontzag zijn”.


deel 14 - 6 november  1922

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd lieflijke Jezus Zich met vele schaapjes in zijn armen. Sommigen rustten op zijn borst, andere op zijn schouders, andere om zijn nek, andere links en rechts in zijn armen en andere steken hun kopjes uit zijn hart. Maar de pootjes van al de schapen rustten op het Hart van Jezus en Hij voedde hen met zijn adem. Zij hielden hun bekje open naar de mond van mijn lieve Jezus om hun voedsel te krijgen. Hoe mooi was het te zien hoe Jezus vreugde en blijdschap beleefde aan hen, totaal bezig met hun voedsel. Zij leken op zo vele kinderen net geboren vanuit zijn allerheiligst Hart. Toen sprak Jezus: “Mijn dochter, deze schapen die je ziet in mijn armen zijn de kinderen van mijn Wil, het wettelijk nageslacht van mijn verheven Wil. Zij komen uit mijn Hart, maar hun voeten zullen in het centrum van mijn Hart blijven staan om te verhinderen dat zij iets van de aarde nemen en dat zij met niets anders bezig zijn dan met Mij. Kijk hoe mooi ze zijn. Hoe zuiver zij opgroeien, hoe goed doorvoed, alleen met mijn voedsel. Zij zullen de glorie en de kroon van de Schepping zijn”.

Nadien vervolgde Hij: “Mijn Wil maakt de ziel tot een kristal en net zoals kristal een duplicaat weerspiegelt van iets wat er voor geplaatst is, zo reflecteert ook mijn Wil alles wat uitgaat van die zielen die gekristalliseerd zijn door mijn macht. Dus herhalen en doen zij wat mijn verheven Wil doet. Mijn Wil kan overal gevonden worden, in de Hemel, op aarde, op iedere plaats. Die zielen waarin mijn Wil woont en die Die bezitten alsof Het leven is van hun eigen makelij, absorberen Die in zichzelf en herhalen mijn acten waar mijn Wil in actie is. Wanneer Ik handel, heb Ik er plezier in om Mezelf vóór hen te plaatsen om te zien hoe zij in zichzelf mijn zelfde act stellen, zij zijn mijn spiegels en mijn Wil weerspiegelt hen overal in iedere act die zij stellen, in zoverre dat er geen geschapen ding of plaats is waar deze zielen niet kunnen worden aangetroffen – in schepselen, in de zee, de zon, de sterren en zelfs in de Hemel. Mijn Wil ontvangt op een goddelijke manier van schepselen wederkerigheid voor mijn acten.

Daarom verlang Ik zo dat ’t leven in mijn Wil bekend wordt. Ik wil deze kristallen vermenigvuldigen, door mijn Wil tot spiegels gemaakt, zodat Ik in hen mijn acten kan herhalen. Dan zal Ik niet langer alleen zijn maar Ik zal schepselen hebben die bij Mij zijn. Deze schepselen zullen in intieme eenheid zijn met Mij in de diepten van mijn Wil. Zij zullen bijna onafscheidelijk zijn van Mij, net zoals toen zij ontsprongen uit mijn boezem ten tijde van de Schepping, vóór zij de weg insloegen tegengesteld aan mijn Wil. Wat zal Ik gelukkig zijn”.
Toen ik dit hoorde zei ik: “Mijn Liefde en mijn Leven, ik kan mezelf nog steeds niet overtuigen. Hoe is het mogelijk dat er geen heilige is geweest die altijd uw Wil deed en leefde in uw Wil op de wijze die U beschrijft?” Jezus antwoordde: “Ach, mijn dochter, je wilt nog steeds niet aanvaarden dat men slechts zoveel licht, genade, waarheid en waarde kan krijgen als men kan weten en verstaan? Het is waar dat er heiligen zijn geweest die altijd mijn Wil deden maar zij hebben alleen van mijn Wil genomen in zoverre zij die verstonden. Zij wisten dat mijn Wil doen het grootste was wat men kon doen, wat Mij de meeste eer gaf en hun de heiligmaking bracht. Met deze intentie handelden zij en dus is dit wat zij ontvingen.

Het is waar dat er geen heiligheid is zonder mijn Wil en er kan geen heil, heiligheid, groot noch klein, bestaan zonder mijn Wil. Je moet ook weten dat mijn Wil, zoals Die was, is en zal zijn, helemaal niet is veranderd. Maar Die kan de verscheidenheid van kleur, uitwerking en waarde die Die inhoudt verschillend manifesteren naargelang de manier waarop Die zich openbaart.
Bovendien manifesteert mijn Wil niet louter alleen Zichzelf. Hij schenkt de ziel ook de verscheidenheid van kleur, uitwerking en waarde. Als dit niet zo was, waarom deze dingen dan bekend maken?

Mijn Wil heeft zich gedragen als een machtig Heer, die één van zijn meest uitgestrekte en weelderige paleizen toont. Aan een eerste groep mensen toont hij de route om het paleis te bereiken. Aan een volgende groep wijst hij het entree waar langs men het paleis kan binnengaan. Aan een derde groep wijst hij de trap waarlangs de kamers te bereiken zijn, aan een vierde groep een paar kamers en voor de laatste groep opent hij alle kamers en maakt hen tot eigenaars van het paleis zelf en van alles wat er in is.
De eerste groep mensen nam bezit van alles wat er te vinden was op de weg naar het paleis. De tweede groep nam wat er in het entree was, wat beter was dan wat er te vinden was op de weg ernaar toe. De derde groep bezat wat te vinden was op de trap. En de vierde groep nam wat zich bevond in de eerste paar kamers, waar meer meubilering en stoffering is en meer beveiliging. Maar de laatste groep bezat alles wat aanwezig was in het hele paleis.

Mijn Wil ging op een dergelijke manier te werk. Eerst wees Ik de weg ernaar toe, dan de entree, dan de trap en dan een paar kamers, alles om de schepselen in staat te stellen de onmetelijkheid van mijn Wil binnengaan. Daar toon Ik hun de prachtige dingen die mijn Wil bevat en Ik toon hun dat, als zij handelen binnen deze dingen, zij de hele verscheidenheid van kleuren van mijn Wil kunnen bezitten, zijn onmetelijkheid, heiligheid, macht en al mijn acten. Als Ik dingen aan een ziel openbaar, schenk Ik die ook! Ik prent in die ziel die goddelijke hoedanigheid die Ik openbaar. Als je alleen al de enorme golven van genaden zou kennen die je overspoelen als Ik de nieuwe uitwerking van mijn Wil ter sprake breng, zou je erdoor verpletterd worden. Zo schilder Ik, als een deskundig schilder op doek, op jouw ziel de levende kleuren, de effecten en de onmetelijke waarde die Ik je op dat moment openbaar. Maar omdat Ik medelijden heb met je zwakheid, ondersteun Ik je. En als Ik je steun, prent Ik wat Ik je zeg zelfs nog sterker in omdat het, als Ik spreek, gepaard gaat met actie. Wees daarom aandachtig en trouw!”


deel 14 – 8 november  1922

De afwezigheid van mijn lieve Jezus maakt dat ik mijn dagen doorbreng in bitterheid. De enkele keren dat Hij verscheen, was Hij zo wanhopig en zwijgzaam dat geen enkele poging van mijn kant Hem enige troost scheen te brengen en Hij verliet me zelfs bitterder dan voor Hij kwam. Vanmorgen toen Hij kwam zei Hij: “Mijn dochter, Ik kan het verdriet en de beledigingen die de schepselen Me aandoen niet langer verdragen. Landen werken samen om nieuwe oorlogen te beginnen. Zei Ik Je niet dat dit niet de laatste oorlog was, dat deze vrede een valse vrede was? Vrede is onmogelijk zonder God. De vrede was niet gebaseerd op rechtvaardigheid, daarom kon deze niet blijven duren. Ach, de regeerders van deze tijd zijn echt geïncarneerde duivels die kwaad beramen en hele volken wanorde, chaos en oorlog bezorgen”. Toen Jezus dit zei kon je moeders horen huilen, kanonnen donderen en paniek in ieder land. Maar ik hoop nog steeds dat Jezus zal kalmeren en vrede zal zegevieren.


deel 14 – 11 november  1922

Mijn altijd lieflijke Jezus kwam in een onmetelijk Licht, drukte mijn hand stevig tegen Zich aan en zei: “Kleine dochter van mijn Wil, dit onmetelijk Licht wat je ziet is mijn verheven Wil waaruit niets ontsnapt. Je moet weten dat toen Ik de hemelen schiep de zon, de sterren enz. Ik een grens bepaalde voor alles, Ik gaf alles zijn plaats en bepaalde hoeveelheid voor alles. Niets kan te veel binnen deze grenzen blijven en niets kan er over heen gaan. Ik houd alles a.h.w. in mijn handen.
Tegelijkertijd schiep Ik met de schepping van de mens alle menselijke intelligentie, elk van zijn gedachten, al zijn werken, zijn voetstappen en alles wat eigen is aan de mens, van de eerste mens tot de laatste die ooit zal bestaan. Het was natuurlijk voor mijn Wezen om dit te doen – nog sterker, Ik zelf was de Schepper en de toeschouwer van dit alles, zelfs tot de laatste gedachte van de mens. Als de mens niets kan zonder Mij, is het dan zo onbegrijpelijk dat Ik de mens ken, zelfs de laatste mens die ooit geschapen zal worden? In mijn Wil zwemmen al de acten van alle schepselen, net zoals vissen zwemmen in een uitgestrekte zee.

Ik schiep de mens niet als slaaf maar vrij en dus schonk Ik hem een vrije wil. Het zou niet bij Mij passen, geen werk waardig voor mijn handen, om de mens geketend te scheppen en zonder vrijheid. Ik zou immers niet hebben kunnen zeggen: Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis, als Ik de mens niet vrij geschapen had. Daar Ik vrij ben, moet de mens dat ook zijn. Want er is niets wat een persoon meer kwelt dan lief te hebben onder dwang. Het veroorzaakt wantrouwen, twijfel, angsten... en maakt degene die die ontvangt misselijk.

Zie je nu de oorsprong van ieder van de acten van een schepsel? Zij zijn verwekt in de heiligheid van mijn Wil. Maar omdat hij vrij is, kan de mens, als hij wil, deze gedachten, deze woorden voor goed of kwaad gebruiken, voor iets heiligs of pervers. Mijn Wil leed eronder te zien hoe de acten die Ik geschapen had in zo veel schepselen werden omgezet in acten die zowel voor Mij als voor hen dodelijk zijn. Daarom wenste Ik dat mijn Wil twee maal handelt in iedere act zodat Die over iedere act nog een act kon uitstrekken, een goddelijke act. Deze goddelijke acten zouden Mij dan alles geven wat de heiligheid van mij Wil toekomt. Maar iemand moest dit doen – vandaar de noodzaak van mijn Mensheid. Heilig, vrij en geen ander leven verlangend dan het leven van de Goddelijke Wil, zwom mijn Mensheid in de onmetelijke zee van deze Wil en maakte een kopie van iedere gedachte, ieder woord, ieder werk van schepselen en strekte over alle een act uit van de Goddelijke Wil. Dit gaf voldoening en glorie aan de goddelijke Vader en maakte het Hem mogelijk opnieuw naar de mens te kijken en zelfs voor hen de deuren van de Hemel te openen. Bij het zien van de reactie van de Vader verbond Ik de menselijke wil steeds hechter met de Wil van zijn Schepper; de scheiding van de Vader had de mensheid immers in al haar ellende gestort. Aldus verdiende Ik voor de mensheid de mogelijkheid om te rusten in de Wil van haar goddelijke Vader en een toekomstige scheiding van Hem te verwerpen.

Dit was echter niet voldoende om Mij te bevredigen. Ik verlangde dat mijn Moeder, die ook heilig is, Mij zou volgen in de onmetelijke zee van de verheven Wil en alle menselijke acten samen met Mij zou kopiëren. Dit zou hun een tweede zegel geven behalve het zegel dat Ik hun gaf door mijn menselijke acten gedaan in de Goddelijke Wil. Hoe lieflijk was het gezelschap van mijn onafscheidelijke Moeder in mijn Wil! Gezelschap bij het werk brengt geluk, voldoening, tedere liefde, wedijver in liefde, harmonie en heldendom. Isolatie daarentegen geeft juist het tegenovergestelde effect. Als mijn Moeder en Ik samenwerkten, brachten We beiden zeeën van geluk en voldoening teweeg, zeeën van liefde die, wedijverend met elkaar, zich in elkaar uitstortten en grote heldenmoed veroorzaakten. Deze zeeën welden niet alleen op voor Ons, zij waren voor al degenen die Ons vergezelden in de Goddelijke Wil. Sterker, deze zeeën werden omgezet in een menigte stemmen die de mens opriepen om in onze Wil te leven, om zijn geluk te herstellen, zijn natuur zoals die oorspronkelijk was en het hele bezit dat de mens had verloren toen hij zich terugtrok uit onze Wil.

Nu kom Ik bij jou. Na mijn hemelse Moeder geroepen te hebben, riep Ik jou zodat alle menselijke acten drie zegels zouden hebben: de eerste zegel van Mij, de tweede van mijn Moeder en de derde zegel van een gewoon schepsel. Mijn eeuwige liefde zou niet tevreden zijn als die niet een schepsel van de gewone schepping had verheven om de deuren van mijn Wil te openen voor allen die wilden binnen gaan en daar wilden leven. Daarom heb je zo veel openbaringen van Mij gekregen. Daarom heb Ik je zo veel uitwerkingen van mijn Wil geopenbaard. Dit zijn krachtige magneten om je aan te trekken en na jou anderen, om te leven in mijn Wil. Maar om binnen te gaan in onze Wil en de verheven vlucht van mijn acten en die van mijn onafscheidelijke Moeder te volgen zou jij, van het huidige geslacht, niet hebben kunnen binnengaan in onze Wil, als je op zijn minst niet getransformeerd zou zijn in de soort die voort kwam uit onze handen vóór de mens zich terugtrok uit onze wil.

Daarom heb Ik je zoveel van mijn genaden gegeven. Ik wil je natuur, je ziel, bij slijpen en polijsten tot die oorspronkelijke staat. Geleidelijk verwijder Ik van jou, naar gelang mijn genaden die Ik gaf, de zaden, de neigingen, de begeerten van een opstandige natuur, maar altijd zonder je vrije wil te beperken. Mijn waardigheid, heiligheid en zelfrespect vereisen dat Ik je terugbreng tot zulk een gelukkige staat, voordat Ik je roep naar het centrum van mijn Wil om daar samen met jou te leven en jou alle acten, door Mij gedaan, te herdoen, acten die schepselen nog niet kennen. Anders zou je niet met Mij doorheen alle eindloze acten van mijn Wil kunnen reizen en ook niet kunnen genieten van de vertrouwdheid met Mij die men nodig heeft om samen te werken. De begeerten en het zaad van kwade neigingen zouden leiden tot het ontstaan van blokkades die uitlopen op verdeeldheid tussen jou en Mij. In het gunstige geval zou je eenvoudigweg onderworpen zijn aan mijn bevelen zoals zo veel gelovigen. Maar je zou lang niet gedaan hebben wat Ik doe en noch jij, noch Ik zou gelukkig zijn geweest.
Leven in mijn Wil is precies dit: leven in volledig geluk op aarde en dan in zelfs nog groter geluk te leven in de Hemel.

Daarom noem Ik jou een authentieke dochter van mijn Wil, de eerste gelukkige geboorte van mijn Wil en Ik zeg je: “Wees aandachtig en trouw, kom in mijn eeuwige Wil, Mijn acten en die van mijn Moeder wachten daar op jou om op die acten het zegel van jouw eigen acten in te prenten. Deze acten en allen in de Hemel wachten op je, want zij willen zien hoe al hun acten verheerlijkt zijn in mijn Wil door een schepsel van dezelfde origine als zij. Tegenwoordige en toekomstige generaties wachten op jou zodat het verspeelde oorspronkelijke geluk voor hen kan worden hersteld. Ach, nee, nee. Er zal geen eind komen aan de generaties voordat de mens in mijn boezem terugkeert in een staat van schoonheid en soevereiniteit net zoals hij voortkwam uit mijn handen bij de Schepping. Ik ben niet tevreden alleen met de verlossing van de mens. Dus zelfs al kost het Me lang wachten, Ik zal geduld hebben. Krachtens mijn Wil moet de mens naar Mij terug keren in dezelfde toestand waarin Ik hem oorspronkelijk heb geschapen.
Toen hij zijn eigen wil deed, viel de mens in de afgrond en werd veranderd in een dier. Door mijn Wil te doen en er in te leven zal hij opklimmen en hij zal de nieuwe transformatie bekomen in de natuur die Ik voor hen schiep. Dan zal Ik kunnen zeggen: Ik heb alles volbracht. De hele schepping is hersteld om in Mij geordend te zijn en Ik zal er rust in vinden”.


deel 14 – 16 november  1922

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn altijd lieflijke Jezus en trok me volledig in zijn allerheiligste Wil. Het leek of het hele werk van de Schepping zich voor mijn ogen voltrok en ik volgde alles wat mijn lieve Jezus voor de schepselen had gedaan. Nadat wij alles samen hadden bekeken zei Jezus: “Mijn dochter, mijn Wil handelt op verschillende manieren. Aanvankelijk handelt Die, andere keren bekrachtigt Die en bewaart wat Die heeft gedaan. In de Schepping handelde Ik en ordende alles. Dan, na alles te scheppen, bewaart mijn Wil alles. Vanaf het ogenblik van de Schepping heb Ik niets nieuws gedaan in de orde van de Schepping. Mijn Wil ging voort toen Ik vanuit de Hemel neerdaalde op de aarde om de mens te verlossen. Maar dit nam niet zo’n korte tijd in beslag als de Schepping. Het kostte 33 jaar. En weer behoedde Ik alles wat Ik deed in de Verlossing. Net zoals de zon bestaat voor het heil van iedereen en alles krachtens mijn Wil die beschermt, zo komen ook de weldaden van de Verlossing in actie voor iedereen en elk schepsel.

Welnu, mijn Wil verlangt weer te gaan werken, Weet je wat Die wil doen? Die wil in schepselen teweeg brengen wat Die deed in mijn Mensheid. Dit zal een buitengewoon grandioos werk van Mij zijn, groter dan de Verlossing. Net zoals Ik in de Verlossing voor Mij zelf een Moeder schiep, waarin mijn Mensheid zou worden ontvangen, zo heb Ik nu jou gekozen, om in jou te doen wat mijn Wil deed in mijn Mensheid. Je ziet, mijn dochter, Ik spreek over werken, de werken van mijn verheven Wil. Net zoals de leegte van de ruimte zich aan Mij aanbood om er de zon in te plaatsen, de sterren de maan en de atmosfeer en al de mooie dingen die je kunt vinden aan het hemelgewelf, zo zul jij jezelf aanbieden om hen te ontvangen, en al het goed dat uit de Hemel neerdaalt. Jij zult zijn zoals mijn Mensheid die zich nooit verzette tegen wat mijn Wil wenste te doen. Ik wil in jou insluiten al wat de verheven Wil in mij deed zodat jij alles kunt kopiëren”.

Nadien ontving ik de absolutie van mijn biechtvader en ik zei bij mezelf: “Mijn Jezus, ik wil de absolutie krijgen in uw Wil”. Voor ik nog een woord kan zeggen zei Jezus: “Ik geef je de absolutie in mijn Wil en terwijl Ik je de absolutie geef, plaatst mijn Wil de woorden van de absolutie in actie om kwijt te schelden aan wie kwijt gescholden wil worden en te vergeven wie vergeven wil worden. Mijn Wil omgeeft niet één maar alle schepselen. Toch ontvangt degene die gunstiger is voorbereid meer dan de anderen”.


deel 14 – 20 november  1922

Ik overdacht de vele smarten van mijn lieve Jezus in de Hof van Olijven, niet toegebracht door de mensen want Hij was daar alleen en verlaten door allen, maar eerder aan Hem opgelegd door zijn eeuwige Vader. Stromen liefde, waarin ieder schepsel, stroomden tussen Hem en de hemelse Vader. Deze stromen vervoerden de liefde van een God voor alle schepselen en ook de liefde die ieder schepsel aan God verschuldigd is. Wanneer deze laatste liefde ontbrak, leed Jezus onder angsten die al zijn andere smarten overtrof, een angst zo pijnlijk dat Hij bloed zweette. Toen, op zoek naar troost, hield Jezus me innig aan zijn hart en zei: “Mijn dochter, liefdesverdriet is het meest verscheurend. Kijk, in deze liefdestromen tussen Mij en mijn Vader is al de liefde die schepselen Mij verschuldigd zijn, besloten. Daarom bevatten die liefdesverraad, ontkende liefde, verworpen liefde, niet erkende liefde, misbruikte liefde. Oh, hoe doorboren die mijn hart... zo erg dat Ik Me bijna voel sterven.

Weet dat Ik, toen Ik de mens schiep talloze liefdestromen teweeg bracht tussen de mens en Mij. Het was niet voldoende voor Mij de mens te scheppen. Nee, Ik had het nodig zo veel stromen aan te brengen en zo groot, tussen de mens en Mij dat er geen deeltje van de mens was waar deze stromen niet door heen gingen. In de intelligentie van de mens vloeide de stroom van liefde voor mijn wijsheid. In zijn ogen vloeide de stroom van liefde voor mijn licht. In zijn mond vloeide de stroom van liefde voor mijn woord. In zijn handen vloeide de stroom van liefde voor de heiligheid van mijn werken. In zijn wil vloeide de stroom van liefde voor mijn Wil en aldus voor al het andere. De mens was geschapen om onophoudelijk in contact te staan met zijn Schepper. Hoe zou dit kunnen plaats vinden zonder dat mijn liefdestromen samen vloeien met de zijne? Zonde vernietigt al deze stromen en scheidt de mens van Mij. Weet je hoe dit gebeurt? Kijk naar de zon: Al haar licht raakt het oppervlak van de aarde en heeft er grote invloed op. De aarde voelt in feite de warmte van de zon volledig en geeft vruchtbaarheid en leven aan alles wat de aarde voortbrengt. Men kan waarlijk zeggen dat de zon en de aarde in contact staan met elkaar. Oh, hoeveel intiemer is het contact tussen de mens en Mij die de ware eeuwige zon ben. Als een schepsel de lichtstroom tussen zonnen en aarde zou onderbreken, zou de aarde compleet in ’t duister geraken. Die zou zijn vruchtbaarheid verliezen en levenloos worden. Wat een straf zou het schepsel verdienen die het licht van de zon belemmert. Toch is dit precies wat de mens deed op het moment van de Schepping. Ik moest neerdalen vanuit de Hemel om al deze liefdestromen te verzamelen, maar oh, hoeveel kostte Me dat! Zelfs nu gaat de ondankbaarheid van de mens door, nu hij doorgaat om de liefdestromen te vernietigen die Ik herstelde”.


deel 14 – 24 november  1922

Ik overwoog hoe mijn lieve Jezus voor Herodus werd gebracht en ik zei bij mezelf: Hoe is ‘t mogelijk dat Jezus, die zo goed is, zich niet verwaardigde één woord tegen Herodus te zeggen of zelfs maar naar hem te kijken? Misschien zou dat verraderlijke hart wel bekeerd zijn door de macht van een blik van Jezus. Toen toonde Jezus zich en zei: “Mijn dochter, Herodus’ perversiteit en hardheid van hart was zo groot dat hij er geen recht op had dat Ik naar hem keek of één woord tegen hem sprak. Integendeel, als Ik dat had gedaan, zou hij zelfs schuldiger zijn geworden, omdat ieder woord van Mij een extra band vormt tussen Mij en een schepsel. Ieder woord vormt een groter eenheid, een grotere nabijheid. Als een ziel mijn blik ervaart, begint genade te werken. Als de blik of ’t woord lieflijk en weldadig was, zegt de ziel: “Hoe mooi indringend, zacht, melodieus... hoe zou ik Hem niet liefhebben? Alsof het een majesteitelijke blik of woord was, schitterend vol licht, zegt de ziel: “Wat een majesteit, wat een grootsheid, wat een doordringend licht. Hoe klein voel ik me, hoe ellendig, hoeveel duisternis is er in mij vergeleken met dat schitterend licht”. Als Ik je de macht, de genade en het heil zou willen beschrijven die gedragen worden door mijn woord, wie weet hoeveel boeken je dan zou moeten schrijven.

Zie je nu hoeveel goed Ik jou heb gedaan door zo dikwijls naar je te kijken, door zo’n intieme gesprekken met jou? Ik heb niet slechts een paar woorden tot jou gesproken. Nee, Ik heb complete redevoeringen voor je gehouden. Vandaar dat je moet begrijpen dat de band, de relatie en de verbindingen tussen jou en Mij ontelbaar zijn. Ik heb jou behandeld als een Leraar zijn leerling. Als iemand anders dan de leerlingen begeleiding vraagt, zegt de leraar slechts een paar woorden. Maar omdat hij zo verlangt zijn leerlingen om te vormen tot leraren zoals hij zelf, brengt hij hele dagen met hen door, spreekt uitvoerig tot hen en leidt hen altijd, nu eens legt hij een argument uit, nadien geeft hij een uitgebreide vergelijking om hen te helpen hem te begrijpen. Hij laat hen nooit alleen, uit angst dat afleiding als een wind al zijn inspanningen zal wegblazen. Zo nodig neemt hij van zijn eigen rust tijd af om die aan hen te wijden, om hen te trainen. Hij laat niets na, geen vermoeidheid, moeilijkheden of zweet om zijn doel te bereiken en dat is: zijn leerlingen op te leiden tot leraren. Dat heb Ik met jou gedaan. Ik heb krachten noch moeite gespaard. Voor anderen had Ik maar een paar woorden, maar voor jou heb Ik redevoeringen gehouden, lange lessen, uitgebreide vergelijkingen – ’s-nachts, overdag, op alle uren. Hoeveel genaden heb Ik je niet gegeven. Hoeveel liefde heb Ik je niet gegeven. Ik ben zelfs zover gegaan dat Ik niet zonder jou kon. Mijn plannen voor jou zijn groots. Daarom heb Ik je veel gegeven. Nu wil je Me bedanken door alles wat Ik gezegd en voor je gedaan heb verborgen te houden in jezelf en daardoor belemmer je de glorie die Ik zal ontvangen wanneer dit alles bekend is gemaakt.

Wat zou je zeggen van een leerling wiens leraar na veel werk erin slaagt hem te vormen tot een leraar als hijzelf, als die leerling al de kennis voor zichzelf hield, waarin de leraar hem had laten delen en dat hij weigert deze kennis te delen met anderen? Zou hij niet een ondankbare hond zijn en een bron van ellende voor de leraar? Wat zou je zeggen van de zon als die, na zoveel licht en warmte van Mij te hebben gekregen, weigerde dit licht en die warmte uit te stralen naar de aarde? Zou je niet zeggen: Het is waar dat je mooi bent maar je handelt slecht als je je licht en warmte voor zelf houdt. De aarde, de planten en generaties mensen verwachten alle jouw licht en warmte. Zij hebben die nodig om leven te ontvangen en vruchtbaar te zijn. Waarom wil je ons van zoveel goeds beroven? Wat je gedrag zelfs meer laakbaar maakt is dat je niets te verliezen hebt door ons licht en warmte te geven. Integendeel, je krijgt alleen maar meer glorie en iedereen zal je zegenen. Zulk een zon ben jij!

Ik heb in jou zo veel licht geplaatst van de waarheid over mijn Wil dat het veel meer zal zijn dan de zon die iedereen verlicht. En die zal meer goed doen aan de aarde. Ik en de mensen generaties wachten op het licht dat van jou uitstraalt – en jij denkt erover hoe je ’t zou kunnen verbergen en je maakt je zorgen dat degenen die het gezag hebben de nodige stappen zetten om het te laten stralen. Nee, nee, dit is niet juist”.
Ik had het gevoel dat ik ging sterven terwijl mijn lieve Jezus sprak en voelde me schuldig omdat ik onlangs opgelucht was dat degenen die daartoe gemachtigd waren niet in staat waren geweest een van mijn geschriften vrij te geven. Oh, hoe slecht voelde ik me dat ik zo hevig werd berispt. Uit het diepst van mijn hart vroeg ik Jezus me te vergeven. Toen kalmeerde Hij me met de woorden: “Ik vergeef je en Ik zegen je maar wees in de toekomst voorzichtig zodat dit niet weer gebeurt”.